ECLI:NL:RBLIM:2022:7985

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
9960726 AZ VERZ 22-58
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en rechtsgeldigheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 28 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en haar werkgever, een schoonmaakbedrijf. De werkneemster was op 27 april 2022 niet op haar werk verschenen zonder dit te melden, wat de werkgever aanleiding gaf om haar op staande voet te ontslaan. De werkneemster verzocht de rechter om een vergoeding gelijk aan haar brutoloon over de periode van 27 april tot en met 31 mei 2022, terwijl de werkgever stelde dat het ontslag rechtsgeldig was. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet voldoende dringende redenen had aangevoerd die ten tijde van het ontslag bekend waren. De kantonrechter stelde vast dat de verwijten die de werkgever aan de werkneemster maakte, niet aan het ontslag ten grondslag waren gelegd. De kantonrechter wees het verzoek van de werkneemster toe en veroordeelde de werkgever tot betaling van de vergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat ieder de eigen kosten droeg.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9960726 AZ VERZ 22-58
Beschikking van 28 september 2022
in de zaak van
[verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek],
wonend te [woonplaats] ,
verzoekende partij, verwerende partij in het zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde mr. J.R. Ali,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij, verzoekende partij in het zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde mr. J.E.J. Beckers.
Partijen zullen hierna [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] en [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen
  • het aanvullend verzoekschrift
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de door [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] nagezonden productie 12
  • de mondelinge behandeling op 14 september 2022. Mr. Ali heeft bij die gelegenheid een machtiging van [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] (die niet ter zitting aanwezig was) overgelegd en het verzoek van [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] gedeeltelijk ingetrokken. Mr. Beckers heeft tijdens deze zitting een pleitnota overgelegd.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] biedt schoonmaak- en onderhoudsdiensten aan voor Verenigingen van Eigenaren, particulieren en zakelijke klanten (hotels, restaurants, vakantiehuizen en dergelijke).
2.2.
[verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] is op 1 december 2021 voor de duur van zeven maanden in dienst getreden van [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] in de functie van schoonmaker. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor 32 uur per week tegen een uurloon van € 11,44 bruto. Het bruto maandloon bedraagt € 1.586,34. Op deze arbeidsovereenkomst is de CAO Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf (hierna: de cao) van toepassing.
2.3.
Op 17 december 2021 is [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] ongeveer één uur te laat op het werk verschenen.
2.4.
Op 18 februari 2022 heeft [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] met een collega een aanvaring gehad als gevolg waarvan beiden niet meer met elkaar wilden samenwerken. Sindsdien heeft [naam bestuurder] – de bestuurder en eigenaar van [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] – zichzelf steeds ingepland om met [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] samen te werken.
2.5.
[naam bestuurder] haalde [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] aan het begin van de werkdag telkens thuis op. Blijkens de overgelegde whatsappberichten kondigde [naam bestuurder] telkens aan dat ze onderweg was en dat ze bijna bij [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] thuis was.
2.6.
Op 3 april 2022 heeft [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] bij een klant (een hotel) geweigerd werkkleding (een schort) aan te trekken. Dit heeft geleid tot een woordenwisseling met de hoteleigenaar.
Diezelfde dag heeft [naam bestuurder] via whatsapp aan [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] medegedeeld dat dit onacceptabel is, dat het blijft bij een waarschuwing, maar dat dit niet meer mag voorkomen.
2.7.
Op 4 april 2022 heeft [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] aan [naam bestuurder] via whatsapp medegedeeld dat zij het uurloon van € 11,44 erg laag vindt. [naam bestuurder] heeft daarop geantwoord dat de hoogte van het loon conform de cao is.
2.8.
Op 5 april 2022 heeft [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] zich ziek gemeld.
2.9.
Op 6 april 2022 heeft [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] haar werkzaamheden hervat.
2.10.
Op woensdag 20 april 2022 heeft [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] het rooster voor de week daarna aan het personeel doorgegeven. Op basis van dat rooster diende [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] te werken op maandag, woensdag, donderdag vrijdag en zaterdag. [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] heeft daar niet op gereageerd.
2.11.
Via een whatsappbericht van 24 april 2022 heeft [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] de arbeidsovereenkomst met [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] opgezegd per 1 juni 2022.
2.12.
[verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] heeft op maandag 25 april 2020 met [naam bestuurder] samengewerkt.
2.13.
De dag daarna heeft [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] aan [naam bestuurder] medegedeeld dat ze om 15.00 uur thuis moest zijn omdat ze een afspraak heeft. [naam bestuurder] heeft daarop gereageerd met de mededeling: “I think we’ll make it”, waarop [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] als volgt heeft gereageerd: “Has to be sure.”
2.14.
Op 27 april 2022 heeft [naam bestuurder] aan [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] bericht dat ze “onderweg” was (om 7.24 uur) en “1 min” (om 7.40 uur).
2.15.
Omdat [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] niet naar buiten kwam, heeft [naam bestuurder] bij [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] aangebeld en op het raam geklopt. [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] heeft de deur niet opengemaakt.
2.16.
Om 8.13 uur heeft [naam bestuurder] aan [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] bericht: “You didn’t show up at work today without letting us know we don’t accept this.” Dit bericht is gelezen om 9.57 uur.
2.17.
Vervolgens heeft [naam bestuurder] om 15.30 uur het volgende aan [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] bericht:
“You did not show up to work today nor did you reply my message. This is work refusal, which means that we immediately terminate the employment. The keys and passes of projects must be returned immediately, otherwise will resulting costs be settled. Greetings Chantalle.”
2.18.
Ook heeft [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] op 27 april 2022 een brief naar [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] gestuurd waarin het volgende staat:
“Ondanks diverse officiële waarschuwingen over ongepast gedrag heb je woensdag 27-04-2022 zonder dit te melden aan je werkgever om niet te verschijnen op je werk. Je was namelijk ingepland vandaag.
Ik wil je bij deze dan ook laten weten dat ik je op staande voet ontsla. De werkspullen die je nog in je bezit hebt, wil ik zo spoedig mogelijk terug. Het nog resterende salaris van jou, waarbij je als laatst hebt gewerkt 25-04-2022 zal ik zo spoedig mogelijk aan je overmaken nadat je alle werkspullen hebt ingeleverd.
Veel succes in je verdere loopbaan.”
2.19.
[verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] heeft op 27 april 2022 via whatsapp om 14.36 uur als volgt gereageerd:
“Hi its ok when would you like to pick up the key of [naam 1] and there is one card of [naam 2] ? Thank you”.
2.20.
Op 9 mei 2022 heeft [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] [naam bestuurder] per whatsapp bedankt voor de uitbetaling van het loon tot 27 april 2022 en de uitbetaling van gereserveerde vakantiebijslag en niet opgenomen vakantiedagen.

3.Het geschil

3.1.
[verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] verzoekt [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van:
een vergoeding gelijk aan het overeengekomen brutoloon (inclusief 8% vakantiebijslag) over de periode 27 april 2022 tot en met 31 mei 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 april 2022 tot de dag van betaling,
de proceskosten.
3.2.
Het verweer van [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] strekt tot afwijzing van het verzoek van [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] .
3.3.
[verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] verzoekt:
voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig en op regelmatige wijze is geëindigd door middel van het ontslag op staande voet van 27 april 2022,
[verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van
€ 1.844,72, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 april 2022 tot de dag van betaling,
[verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] te veroordelen in de proceskosten.
3.4.
[verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] bepleit afwijzing van het verzoek van [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] .

4.De beoordeling

het verzoek van [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek]

4.1.
verzoekt om [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van een zogenoemde gefixeerde vergoeding op grond van art. 7:672 lid 11 BW. Dit is een vergoeding die de werkgever aan de werknemer verschuldigd is indien de arbeidsovereenkomst tegen een te vroege datum is opgezegd.
4.2.
Bij een opzegging van een arbeidsovereenkomst moet normaal gesproken een opzegtermijn gehanteerd worden. Dat hoeft niet bij een onverwijlde opzegging op grond van een dringende reden (ontslag op staande voet).
4.3.
Volgens [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] heeft [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] haar ten onrechte op staande voet ontslagen. Bij een reguliere opzegging op 27 april 2022 door [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] zou [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] een opzegtermijn van een maand hebben moeten hanteren en zou de arbeidsovereenkomst zijn geëindigd op 31 mei 2022. De door [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] verzochte vergoeding gelijk aan het loon is daarom berekend over de periode van 27 april 2022 tot en met 31 mei 2022.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek van [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] toewijsbaar is op grond van de volgende overwegingen.
4.4.1.
Een werknemer kan op staande voet ontslagen worden in het geval van een dringende reden. De lat voor het aannemen van een dringende reden ligt hoog. Die maatstaf wordt in deze zaak niet gehaald.
4.4.2.
Vooropgesteld: het gedrag van [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] op 27 april 2022 kan niet door de beugel. Ze is die dag immers zonder goede redenen niet op het werk verschenen. Ook heeft ze niet gereageerd op het bericht van [naam bestuurder] van 8.13 uur. [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] stelt dat ze zich die dag verslapen had en eerst ’s middags wakker was geworden. Dat is ongeloofwaardig aangezien (onbetwist) vaststaat dat ze voornoemd bericht op 9.57 uur gelezen heeft. Desondanks heeft ze niet gereageerd op dat bericht. [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] verwijt het [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] in deze procedure echter tevergeefs dat ze niet de waarheid spreekt. Dat heeft [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] op 27 april 2022 namelijk niet aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd (zie het whatsappbericht van 15.30 uur en de brief van die dag). Voor de beoordeling of het ontslag op staande voet terecht is gegeven, moet de kantonrechter volgens vaste rechtspraak uitgaan van hetgeen als dringende reden ten tijde van het ontslag is medegedeeld. In een later stadium kunnen daar niet andere verwijten aan toegevoegd worden.
4.4.3.
[verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] heeft bij het ontslag van [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] ook verwezen naar diverse officiële waarschuwingen. De kantonrechter constateert dat er slechts sprake is geweest van één waarschuwing, namelijk die van 3 april 2022. Die waarschuwing had betrekking op het feit dat [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] die dag, al dan niet op hoge toon, bij een klant heeft geweigerd werkkleding aan te trekken. [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] heeft haar toen gewaarschuwd dat dit niet meer mag voorkomen. Die waarschuwing houdt te weinig verband met het niet verschijnen op het werk op 27 april 2022.
4.4.4.
Tot slot legt [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] ook tevergeefs een link met het feit dat [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] op 17 december 2021 te laat is verschenen op het werk. Ook dat verwijt is namelijk niet aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd blijkens de mededelingen van [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] op 27 april 2022.
4.4.5.
De kantonrechter komt op grond van deze overwegingen tot de volgende conclusie. [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] maakt [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] diverse verwijten. Die kunnen grotendeels niet betrokken worden bij de beoordeling van de vraag of het ontslag op staande voet terecht gegeven is omdat die verwijten niet aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd zijn. Aan het verwijt dat [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] eerder is gewaarschuwd gaat de kantonrechter ook voorbij want dat houdt te weinig verband met het niet verschijnen op het werk. Wat dus resteert is dat [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] op 27 april zonder goede redenen niet op het werk is verschenen. Dat enkele feit is onvoldoende voor het aannemen van een dringende reden.
4.5.
Omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, maakt [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] terecht aanspraak op de vergoeding als bedoeld in art. 7:672 lid 11 BW. Het verzoek van [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] om [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van die vergoeding, zal dus worden toegewezen. De wettelijke rente over die vergoeding zal worden toegewezen vanaf 27 april 2022 tot de dag van betaling.
het verzoek van [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek]
4.6.
Omdat vast staat dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, zal het verzoek van [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] op alle onderdelen afgewezen worden.
de proceskosten
4.7.
[verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] zou, gelet op de uitkomst van deze zaak, normaliter in de proceskosten worden veroordeeld, maar nu [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] haar verzoeken tot toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding – ten aanzien waarvan [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] een verweer had voorbereid – ter zitting heeft ingetrokken, beschouwt de kantonrechter de kosten in zoverre als nodeloos aangewend of veroorzaakt. De proceskosten zullen daarom worden gecompenseerd, zodanig dat ieder de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek] tot betaling aan [verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek] van een vergoeding gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde brutoloon (inclusief 8% vakantiebijslag) over de periode van
27 april 2022 tot en met 31 mei 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 april 2022 tot de dag van betaling,
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de proceskosten aldus dat ieder de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW