ECLI:NL:RBLIM:2022:8041

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
ROE 22 / 1158
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een handbewogen rolstoel op basis van de Wmo 2015 na afwijzing door het college van burgemeester en wethouders

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die lijdt aan Ehlers-Danlos-syndroom, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een handbewogen rolstoel, die door verweerder was afgewezen op basis van de stelling dat zij met haar elektrische rolstoel voldoende kon participeren in de maatschappij. Eiseres heeft echter betoogd dat de elektrische rolstoel haar beperkingen oplegt, waardoor zij niet overal naar binnen kan en niet in staat is om haar sociale leven naar behoren te onderhouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek van verweerder niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de specifieke behoeften van eiseres, waaronder haar rol als moeder van minderjarige kinderen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door eiseres een handbewogen rolstoel toe te kennen, die aangepast zal worden aan haar noden. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1158

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2022

in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.A.H. Bogaarts),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas, verweerder
(gemachtigde: E. Peerbooms).

Procesverloop

Bij besluit van 13 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een handbewogen rolstoel in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
Bij besluit van 12 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2022.
Eiseres is verschenen en heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens waren aanwezig twee cliëntondersteuners. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren aanwezig [naam 1] en [naam 2] .

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2. Eiseres, bekend met onder meer EDS (Ehlers-Danlos-syndroom oftewel hypermobiliteit van de gewrichten) heeft op 7 september 2021 een melding gemaakt bij verweerder in het kader van de Wmo 2015. Eiseres heeft verzocht om vervanging van haar huidige handbewogen rolstoel die ze van de gemeente Peel en Maas heeft gekregen voordat ze naar de gemeente van verweerder is verhuisd. Op 8 september 2021 heeft een keukentafelgesprek plaatsgevonden en is er een leefzorgplan opgesteld.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres om vervanging van haar handbewogen rolstoel afgewezen omdat deze niet noodzakelijk is. Eiseres is volgens verweerder met de reeds aanwezige elektrische rolstoel in staat is om in aanvaardbare mate maatschappelijk te participeren.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich daarbij op het standpunt dat de elektrische rolstoel voor haar op maat gemaakt is (qua comfort en elektrische verstelmogelijkheden). Volgens verweerder wordt eiseres voldoende gecompenseerd met deze elektrische rolstoel op het gebied van de zelfredzaamheid. Met de elektrische rolstoel kan eiseres zich in voldoende mate redden in huis. De keuken van eiseres zal nog aangepast worden en onderrijdbaar worden gemaakt door verweerder. Ook is eiseres volgens verweerder in voldoende mate gecompenseerd op het gebied van de maatschappelijke participatie. Ze kan de elektrische rolstoel meenemen in haar eigen bus of in de regiotaxi, kan restaurants bezoeken, met haar zoons op stap of naar het ziekenhuis. Dat eiseres niet overal naar binnen kan of niet met iedereen kan meerijden met een elektrische rolstoel is inderdaad een beperking voor haar, maar niet in die mate dat eiseres niet meer kan participeren of in een sociaal isolement raakt. Door afwijzing van de handbewogen rolstoel wordt de maatschappelijke participatie niet zo erg aangetast dat deze niet meer van een aanvaardbaar niveau is.
5. Eiseres voert in beroep aan dat de handbewogen rolstoel onmisbaar is voor haar in huis en bij het bezoeken van winkels, restaurants, sauna, zwembad en bezoek aan vrienden en familie. Met de elektrische rolstoel kan eiseres niet overal naar binnen en in huis gebruikt ze de handbewogen rolstoel om aan de eettafel te kunnen zitten en in de keuken. Ook kan ze niet met iedereen meerijden met de elektrische rolstoel en kan ze na een operatie niet zelf naar huis rijden met haar eigen bus of met haar ouders meerijden, omdat de elektrische rolstoel niet in de auto past. Daarnaast voert eiseres aan dat er vanwege haar aandoening momenten zijn waarop ze te goed is voor een elektrische rolstoel, op die momenten wil ze graag de handbewogen rolstoel gebruiken. De elektrische rolstoel maakt haar passief. Minder bewegen veroorzaakt andere klachten aan de maag- en darmfuncties, aan de onderrug en spierkracht. Ook is van het belang voor haar psychisch welzijn, ze is een actief persoon en wil nog wat kunnen bewegen.
6. Verweerder heeft in het verweerschrift, naast het reeds in het bestreden besluit ingenomen standpunt, opgemerkt dat eiseres niet heeft onderbouwd dat een elektrische rolstoel haar passief maakt en dat dit weer andere klachten oproept. Onbekend is of dit door specialisten is onderzocht en wordt ondersteund. Verweerder blijft echter van mening dat eiseres met een elektrische rolstoel voldoende wordt gecompenseerd op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Tot slot wijst verweerder er op dat de ondersteuning die eiseres nodig heeft niet geboden kan worden op een handbewogen rolstoel. Vanuit de zorgaanbieder is aangegeven dat de ondersteuning die eiseres nodig heeft alleen op een elektrische rolstoel mogelijk is.
Juridisch kader
7. Bij de beoordeling door de rechtbank is het navolgende wettelijk kader van belang.
In artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 is bepaald dat het college er zorg voor draagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 geeft voorschriften voor het onderzoek dat door het college dient te worden verricht naar aanleiding van een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. In het vierde lid is opgesomd waarop dit onderzoek moet zijn gericht, zoals o.a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt en zijn mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid te verbeteren.
Ingevolge artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.3.5, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wmo 2015 bepaalt dat de maatwerkvoorziening, voor zover daartoe aanleiding bestaat, is afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt.
De beoordeling
8. Ter zitting heeft de rechtbank vernomen dat eiseres het al meer dan een jaar zonder een keuken moet stellen in haar woning, omdat verweerder met de besluitvorming daarover wil wachten op een uitspraak van de rechtbank in onderhavige procedure. Verweerder stelt zich daarbij op het standpunt dat de te plaatsen keuken afhankelijk is van welke rolstoel(en) eiseres in de keuken gaat gebruiken. Als er naast de elektrische rolstoel een handbewogen rolstoel zou worden toegekend dan zal een keuken worden geplaatst die in hoogte verstelbaar is. Anders zal een keuken worden geplaatst die qua hoogte is afgestemd op de elektrische rolstoel.
9. Tussen partijen is in geschil of verweerder op goede gronden de aanvraag voor een handbewogen rolstoel heeft afgewezen, omdat eiseres met de reeds aanwezige elektrische rolstoel voldoende in staat is om in aanvaardbare mate maatschappelijk te participeren. Niet ter discussie staat dat eiseres met een handbewogen rolstoel meer mogelijkheden heeft om te participeren en dat deze qua ondersteuning en comfort niet volledig kan worden aangepast aan haar beperkingen. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat ze de handbewogen rolstoel als tweede voorziening gebruikt naast de elektrische rolstoel die haar hoofdvoorziening is en dat ze daarvoor wel comfort wil en kan inleveren.
10. De rechtbank stelt voorts vast dat niet is betwist dat wat eiseres met haar elektrische en handbewogen rolstoel wil doen onder maatschappelijke participatie valt. Eiseres heeft aangevoerd dat zij graag haar familie en vrienden wil bezoeken en samen met vrienden en haar zoons naar winkels, restaurants, cafés, bioscopen en zwembaden wil gaan. De vraag is of eiseres hieraan kan deelnemen met (alleen) haar elektrische rolstoel, zoals verweerder stelt.
11. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat de elektrische rolstoel zo zwaar is dat zij daarmee, zelfs met hulp van derden, niet over een drempel kan en dat ze daardoor niet bij haar ouders naar binnen kan en ook niet in sommige winkels, cafés en restaurants. Eiseres heeft gesteld dat ook de draaicirkel van de elektrische rolstoel haar belemmert in winkels, cafés en restaurants en dat ze met haar elektrische rolstoel niet aan een eettafel kan zitten (thuis en in een restaurant). Verweerder bevestigt dat eiseres inderdaad niet overal naar binnen kan of niet met iedereen kan meerijden en dat dit een beperking is voor haar. Verweerder stelt echter dat dit niet betekent dat eiseres niet meer (voldoende) maatschappelijk kan participeren of in een sociaal isolement raakt, omdat eiseres met haar eigen bus of met de regiotaxi kan reizen en er wel winkels, cafés en restaurants zijn waar eiseres naar binnen kan. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat hier echter geen onderzoek naar is gedaan. Verweerder heeft de stelling van eiseres dus niet gemotiveerd weersproken.
12. Uit artikel 3:2 van de Awb in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015 vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Volgens de uitspraak van de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2018:819), brengt dit met zich mee dat wanneer bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Eerst wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving.
13. Het onderzoek in het kader van de Wmo 2015 dient alle beperkingen die eiseres ondervindt bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving in kaart te brengen. Gelet op deze onderzoeksplicht in de Wmo 2015 had het op de weg van verweerder gelegen om in kaart te brengen wat het sociaal netwerk is van eiseres, wat haar concrete participatiebehoefte is en wat haar mogelijkheden daarin zijn. Verweerder had daarom moeten onderzoeken bij welke vrienden en familieleden eiseres niet naar binnen kan en wat dat voor een beperking inhoudt in het sociaal leven van eiseres en/of in de ondersteuning die zijn vanuit haar netwerk kan krijgen. Ook had verweerder moeten onderzoeken waar eiseres heen wil met vrienden, familieleden en met haar minderjarige kinderen of dat mogelijk is met de elektrische rolstoel en, zo nee, wat dat voor een beperking inhoudt in het sociaal leven van eiseres. De verplichting om een maatwerkvoorziening te verstrekken gaat niet zover dat de aanvrager in exact dezelfde of wellicht zelfs betere positie wordt gebracht dan waarin hij verkeerde voor hij de ondersteuning nodig had. De gevraagde ondersteuning moet in een redelijke verhouding staan tot wat de situatie van de aanvrager was voor hij ondersteuning nodig had [1] . Daarbij moet door verweerder ook rekening worden gehouden met de leeftijd van eiseres en de daarbij passende participatiebehoefte. Eiseres is een jonge vrouw die een actief sociaal leven heeft. Daarnaast heeft ze minderjarige kinderen met wie ze als moeder bepaalde activiteiten wil kunnen ondernemen. Het standpunt van verweerder dat eiseres zonder handbewogen rolstoel niet in een sociaal isolement zal raken, kan de rechtbank volgen. Het niet in een sociaal isolement raken is echter niet de juiste maatstaf. Van belang is of er sprake is van aanvaardbare mate van maatschappelijke participatie. Van een compleet en gedegen onderzoek hiernaar is de rechtbank niet gebleken. Als gevolg daarvan heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank met het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd dat eiseres met (alleen) een elektrische rolstoel voldoende in staat is om in aanvaardbare mate maatschappelijk te participeren.
14. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onderzoek van verweerder niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden. Het bestreden besluit is onvoldoende zorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien in de volgende omstandigheden. De keuken van eiseres is al langer dan een jaar niet aangepast aan haar beperkingen. Zij kan niet koken in haar woning zolang onduidelijk is of ze naast een elektrische rolstoel een handbewogen rolstoel zal houden. De rechtbank acht die situatie schrijnend en het voortbestaan ervan onacceptabel. Daarnaast heeft verweerder ter zitting naar voren heeft gebracht dat een uitgebreid onderzoek naar de mogelijkheden die eiseres in haar omgeving heeft ondoenlijk is. De rechtbank zal daarom met het oog op de definitieve beslechting van het geschil het primaire besluit herroepen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. De rechtbank zal bepalen dat aan eiseres een handbewogen rolstoel wordt toegekend die zoveel als mogelijk wordt aangepast aan de noden van eiseres. Hoewel de handbewogen rolstoel qua ondersteuning en comfort niet zo goed kan worden aangepast aan de beperkingen van eiseres als de elektrische rolstoel, is de rechtbank van oordeel dat toekenning van de handbewogen rolstoel die zo goed als mogelijk aan de noden van eiseres is aangepast, naast de elektrische rolstoel, voor eiseres toch een bijdrage levert aan een aanvaardbare mate van participatie. Zij kan daar immers dingen mee doen die ze met de elektrische rolstoel niet kan doen, terwijl er momenten zijn waarop eiseres minder is aangewezen op de betere ondersteuning en het comfort van de elektrische rolstoel.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ter hoogte van € 50,- vergoedt.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Voor het bijwonen van de zitting komen de reiskosten van eiseres voor vergoeding in aanmerking, op basis van de kosten openbaar vervoer tweede klas, zijnde in totaal
€ 19,78 (€ 9,89 enkele reis
).Nu eiseres zich in de bezwaarfase en bij het indienen van het beroepschrift niet heeft laten bijstaan door een rechtsbijstandverlener, zijn er geen overige proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • voorziet zelf in de zaak door te bepalen dat aan eiseres een handbewogen rolstoel wordt toegekend.
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 778,78.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.K.M. Bohnen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 19 oktober 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.TK 2013-2014, 33 841, nr. 3, p. 149.