ECLI:NL:RBLIM:2022:8140

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
C/03/310322 / JE RK 22-1794
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoedbeschikking vervangende toestemming voor medische behandeling van een minderjarige

Op 14 oktober 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg een spoedbeschikking verleend voor vervangende toestemming voor de medische behandeling van een minderjarige, geboren in 2018, die in een pleeggezin verblijft. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft op diezelfde dag telefonisch verzocht om deze toestemming, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. Dit verzoek werd schriftelijk ingediend op 17 oktober 2022. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de moeder, die het gezag over de minderjarige uitoefent, haar toestemming voor de behandeling weigert. De minderjarige vertoont zorgelijk gedrag na een bezoek aan zijn moeder, wat aanleiding gaf tot het inschakelen van de huisarts en het voorschrijven van medicatie (Oxazepam) voor een periode van drie dagen.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de spoedeisendheid van het verzoek en de ernst van de situatie in aanmerking genomen. Op basis van artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter vervangende toestemming verlenen voor medische behandelingen van minderjarigen indien deze noodzakelijk zijn om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de situatie van de minderjarige, die angstig is en last heeft van woedeaanvallen, een onmiddellijke beslissing vereiste. De kinderrechter heeft de belangen van het kind vooropgesteld, zoals vereist door het Verdrag inzake de rechten van het kind.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om toestemming te verlenen voor de voorgeschreven medicatie, welke de toestemming van de moeder vervangt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een zitting gepland voor 26 oktober 2022 om de belanghebbenden te horen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2022 door mr. C.M.W. Nobis, kinderrechter, en op schrift gesteld op 17 oktober 2022 in aanwezigheid van de griffier, mr. M. Meuris.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Roermond
Zaaknummer: C/03/310322 / JE RK 22-1794
Datum uitspraak: 14 oktober 2022
Spoedbeschikking van de kinderrechter over vervangende toestemmingvoor medische behandeling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonend te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
De GI heeft op 14 oktober 2022 om 16:58 uur telefonisch verzocht om, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden, vervangende toestemming voor medische behandeling van [minderjarige] te verlenen.
1.2.
Het schriftelijk verzoek daartoe is op 17 oktober 2022 ingediend.

2.De feiten

2.1.
Het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. [minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.2.
Op 14 oktober 2022 heeft de kinderechter van de rechtbank Limburg mondeling met spoed vervangende toestemming verleend voor medische behandeling van [minderjarige] , bestaande uit de door de huisarts voorgeschreven medicatie voor de duur van drie dagen (vrijdag
14 oktober 2022 tot en met zondag 16 oktober 2022).
2.3.
Bij beschikking van 26 september 2022 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een pleeggezin voor de duur van twee weken, met ingang van
26 september 2022, aldus tot 10 oktober 2022, onder aanhouding van de beslissing ten aanzien van de resterende termijn. Dit had te maken met de onveilige thuissituatie. De machtiging uithuisplaatsing is, na verlenging van de ondertoezichtstelling, welke loopt tot 28 oktober 2023, verlengd tot 28 januari 2023.

3.Het verzoek

De GI heeft verzocht, uitvoerbaar bij voorraad, om vervangende toestemming voor de medische behandeling van [minderjarige] , bestaande uit toedienen van de door de huisarts voorgeschreven medicatie voor de duur van drie dagen (vrijdag 14 oktober 2022, zaterdag 15 oktober 2022 en zondag 16 oktober 2022) te verlenen en de beschikking onverwijld af te geven zonder voorafgaand verhoor van belanghebbenden.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) kan de kinderrechter vervangende toestemming verlenen voor de medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar indien die behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert.
4.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 800, lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna te noemen: Rv) kunnen beschikkingen tot het nemen van voorlopige (nader genoemde) kinderbeschermingsmaatregelen alleen dan aanstonds, en aldus zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden, worden gegeven indien de behandeling van het daartoe ingediende verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. Anders dan voor de beslissingen tot het treffen van voorlopige kinderbeschermingsmaatregelen, opgesomd in art. 800 lid 3 Rv, bevat de wet voor de beslissing tot vervangende toestemming voor een medische behandeling op de voet van artikel 1:265h BW geen bijzondere regels.
4.3.
De kinderrechter dient daarom in het algemeen niet te beslissen op een verzoek tot vervangende toestemming voor een medische behandeling op de voet van
artikel 1:265h BW zonder alle belanghebbenden te hebben gehoord. De kinderrechter kan hiervan echter in uitzonderlijke situaties afwijken op grond van de spoedeisendheid van het verzoek, mede gelet op de ernst van de eraan ten grondslag gelegde feiten. De kinderrechter is van oordeel dat op basis van hetgeen de GI heeft aangevoerd, van een dergelijke uitzonderlijke situatie kan worden gesproken waarin de spoedeisendheid vraagt om een onmiddellijke beslissing. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
4.4.
[minderjarige] vertoont na het bezoek aan zijn moeder op 14 oktober 2022 zeer zorgelijk en niet te beheersen gedrag. Hij stelt zich volledig afhankelijk van pleegmoeder op en wordt overstuur zodra zij uit zicht is. [minderjarige] is zeer angstig en heeft heftige woedeaanvallen. Hij smeert zijn ontlasting op de muur, stopt ontlasting in zijn mond, is constant alert en slaapt niet tot nauwelijks door nachtmerries. Pleegzorg is ingeschakeld evenals de GI.
De GI heeft contact opgenomen met de huisarts om de zorgen te bespreken. De huisarts heeft na raadpleging van de kinderarts en de jeugdpsychiater van de Mutsaersstichting, (rustgevende) medicatie (Oxazepam) voor het weekend (vrijdag, zaterdag en zondag) voorgeschreven. Dit om [minderjarige] rustig te krijgen en rust te geven. Daarna zal gekeken worden wat [minderjarige] op de langere termijn nodig heeft.
De moeder weigert haar toestemming te verlenen voor het toedienen van medicatie en geeft aan het zorgelijke gedrag van [minderjarige] niet te herkennen.
4.5.
Bij de analoge toepassing van artikel 800, lid 3 Rv heeft de kinderrechter acht geslagen op het bepaalde in artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, dat dwingt het belang van het kind bij alle rechterlijke beslissingen voorop te stellen.
Bij deze beslissing heeft de kinderrechter verder nog in aanmerking genomen dat – als dit al doel zou treffen in de onderhavige situatie – de GI in casu geen schriftelijke aanwijzing kan geven, wat volgt uit het bestaan van en bepaalde in artikel 1:265h BW.
Ten slotte heeft de kinderrechter meegewogen dat de GI zelf geen verzoek tot de rechtbank kan richten tot (geheel of gedeeltelijke) schorsing van het gezag van de moeder als bedoeld in artikel 1:268, eerste lid, onder b BW, indien een medische behandeling voor een minderjarige noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert. In een dergelijk geval kan de rechtbank de GI met de voorlopige voogdij als bedoeld in artikel 1:241 BW belasten. Het is bovendien de vraag of deze vergaande maatregel proportioneel zou zijn, nu er in dit geval met de minder vergaande en meer proportionele maatregel van vervangende toestemming van de kinderrechter hetzelfde doel bereikt kan worden. Daarbij gelden inhoudelijk bovendien dezelfde criteria, zodat naar het oordeel van de kinderrechter in het (enkele) bestaan van artikel 1:268, eerste lid, onder b BW geen contra indicatie te vinden is voor toepassing van artikel 1:265h BW in gevallen van spoed.
4.6.
Op grond van hetgeen de kinderrechter hiervoor heeft overwogen, is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat [minderjarige] de medische behandeling krijgt – de medicatie zoals die door de huisarts is voorgeschreven – en zal de kinderrechter beslissen zoals hierna in het dictum is bepaald.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent toestemming, welke de toestemming van de moeder vervangt, voor de medische behandeling van [minderjarige] , bestaande uit het toedienen van de door de huisarts voorgeschreven medicatie voor de duur van drie dagen (vrijdag 14 oktober 2022 tot en met zondag 16 oktober 2022);
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
bepaalt dat de belanghebbenden zullen worden gehoord ter zitting van
26 oktober 2022 om 09.45 uur, welke zitting wordt gehouden in het gerechtsgebouw van de Rechtbank Limburg te Roermond, Willem II Singel 67.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.W. Nobis, kinderrechter, in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2022 en op schrift gesteld op 17 oktober 2022 in tegenwoordigheid van mr. M. Meuris, griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.