Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De verdere procedure
- het tussenvonnis van 20 juli 2022,
- de akte overleggen stukken van [eiseres] , houdende het betekeningsexploot van
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 19 oktober 2022, betreft het een eindvonnis over de verdeling van een nalatenschap. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.Th.J. van der Klei, heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde 1, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.L.J. Pfeil, en gedaagde 2, die niet is verschenen. De procedure is voortgekomen uit onenigheid over de afwikkeling van de nalatenschap van de erflater, waarbij ook een schenking aan gedaagde 1 ter sprake kwam. De rechtbank heeft eerder een tussenvonnis uitgesproken op 20 juli 2022, waarin eiseres in de gelegenheid werd gesteld om haar vorderingen te verduidelijken en aan gedaagde 2 te betekenen. Gedaagde 2 heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich over het tussenvonnis uit te laten.
In het eindvonnis heeft de rechtbank de vorderingen van eiseres toegewezen, met uitzondering van de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten tussen partijen gecompenseerd dienen te worden, omdat er geen sprake is van nodeloos procederen. Dit is in lijn met de hoofdregel van artikel 237 Rv, waarbij de in het ongelijk gestelde partij in de kosten wordt veroordeeld, maar in dit geval is besloten om van deze regel af te wijken. De rechtbank heeft de verdeling van de nalatenschap vastgesteld, waarbij een bedrag van € 10.000,- aan gedaagde 1 wordt uitgekeerd, en het restant saldo gelijkelijk wordt verdeeld onder de partijen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.