Uitspraak
RECHTBANK limburg
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2022in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
[naam derde-partij 1], te [vestigingsplaats]
Procesverloop
Overwegingen
bouwen” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo, de activiteit “
het uitvoeren van een werk” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo, de activiteit “
handelen in strijd met regels van de ruimtelijke ordening” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo en de activiteit “
het verrichten van activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo. Tevens is besloten om de aanvraag omgevingsvergunning, voor zover betrekking hebbend op de activiteit ‘milieu, revisievergunning’ buiten behandeling te laten.
23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, geldt als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dat is vermeld in de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737, dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2022 .