Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
7 september 2019 dat er in het onderhavige geval mogelijk sprake is van het gebruik door een persoon van de identiteitsgegevens van een ander. Zowel in het bestreden besluit als in het verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat de verklaring van het consulaat hem ernstig doet twijfelen aan de juistheid van het overgelegde paspoort. Vervolgens heeft verweerder in het verweerschrift in vergelijking met het bestreden besluit een iets andere motivering gegeven waarom de gegevens in het overgelegde paspoort niet in het brp kunnen worden opgenomen. Verweerder is van mening – gelet op de twijfel over de inhoudelijke juistheid van het thans geldende paspoort – dat het alleszins redelijk is te achten dat er van de zijde van eiser een sluitende schriftelijke en verifieerbare verklaring komt over (de wijze van) het vaststellen van zijn identiteit door het consulaat. Verder heeft verweerder in het verweerschrift de afgifte van eisers paspoort getoetst aan de werkwijze voor het afgeven van een Chinees paspoort, zoals omschreven in het Algemeen Ambtsbericht China uit 2012 (Ambtsbericht 2012). Verweerder heeft gewezen op artikel 11 van de “Administrative Measures for the Issuance of Regular Pasports and Entry-Exit Passes”, waarin is bepaald dat een Chinese onderdaan die in het buitenland woont een paspoort mag aanvragen in China als hij daar tijdelijk verblijft, waarbij die onderdaan wel een bewijs moet overleggen dat hij in het buitenland woont. Voorts moet het oude paspoort worden ingeleverd. Volgens verweerder is het aannemelijk dat Chinese ambassades en consulaten dezelfde werkwijze hanteren. Dit betekent naar de mening van verweerder dat eiser een bewijs heeft moeten overleggen aan het Chinese consulaat in Milaan over zijn verblijf in Nederland. Verweerder stelt dat niet valt in te zien dat, indien deze weg zou zijn gevolgd, het consulaat tot afgifte van het paspoort had kunnen overgaan. Immers, eiser heeft in Nederland afwijkende persoonsgegevens. Daarnaast zou eiser bij het aanvragen van een nieuw paspoort het oude paspoort moeten overleggen. Dit oude paspoort wordt na te zijn gemerkt, teruggegeven aan eiser. Het oude paspoort is volgens verweerder nooit door eiser overgelegd, zodat dit niet door hem kan worden geverifieerd.
e-mailbericht van het Chinese consulaat van 7 september 2019, volgt de rechtbank dit niet. In reactie op de e-mail van verweerder van 6 september 2019, heeft het consulaat in de
e-mail van 7 september 2019 expliciet bevestigd dat het afgegeven paspoort is gebaseerd op documentatie van eiser en dat een specifieke procedure voor identificatie is gevolgd. Daaruit kan allerminst worden opgemaakt dat er geen gedegen onderzoek heeft plaatsgevonden.
“I have these questions because a resident of our municipality [woonplaats] (The Netherlands) has brought a passport to us with information other than where he is known of.”. De reactie daarop van het consulaat acht de rechtbank dan ook onvoldoende om tot de conclusie te komen dat er geen gedegen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de identiteit van eiser, de aanvrager van het paspoort. Indien verweerder naar aanleiding van de betreffende e-mail van het consulaat twijfel kreeg over het doorlopen van de juiste identificatieprocedure, had het op zijn weg gelegen om de gevraagde extra informatie, waar het consulaat om had verzocht, te verstrekken dan wel om gerichte vragen te stellen aan het consulaat over hoe de identiteit van eiser is gecontroleerd voordat het door eiser overgelegde paspoort werd afgegeven.
op geen enkele wijze een rechtstreekse en onomstotelijke relatie tussen biometrie en een document kan worden gelegd. Noch tussen biometrie en identiteit, noch tussen document en identiteit.” Verweerder stelt zich dan ook op het standpunt dat met ondersteunend bewijs in de vorm van een DNA-onderzoek nooit de vereiste onomstotelijkheid van onjuistheid van de identiteit kan worden geleverd. Dit standpunt van verweerder en het door hem overgelegde deskundigenbericht gaat in zijn algemeenheid over de waardering van een DNA-onderzoek. Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet gemotiveerd betwist dat het paspoort van eiser, waar het in deze zaak over gaat, niet op eiser ziet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak de in de brp geregistreerde gegevens van eiser te wijzigen, zoals vermeld in rechtsoverweging 10.1 van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 178,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.059,00