ECLI:NL:RBLIM:2022:882

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
C/03/286939 / HA ZA 21-3
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de totstandkoming van een overeenkomst en schadevergoeding in het kader van een Reseller Consolidated Agreement

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, eiseres, en een vennootschap naar Duits recht, gedaagde. De eiseres vorderde betaling van een geldbedrag van € 178.375,00, alsook schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten, naar aanleiding van een geschil over de uitvoering van een overeenkomst die partijen in 2018 hadden gesloten. De overeenkomst, genaamd 'Reseller Consolidated Agreement', had een einddatum van 31 december 2019, maar partijen hebben onderhandeld over een verlenging van de overeenkomst. Eiseres stelde dat er een nieuwe overeenkomst tot stand was gekomen, terwijl gedaagde betwistte dat er een geldige overeenkomst bestond na de einddatum van de oorspronkelijke overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat er voldoende overeenstemming was over de essentialia van de overeenkomst, en dat gedaagde gehouden was om de producten af te nemen en te betalen. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres grotendeels toegewezen, inclusief de schadevergoeding van € 79.500,00, en heeft gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft tevens bepaald dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/286939 / HA ZA 21-3
Vonnis van 2 februari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. A.L. Stegeman te [vestigingsplaats 1] ,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
[gedaagde]
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.W.C. Schreurs te Venlo.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 39 producties;
- productie 40 van [eiseres] ;
- de conclusie van antwoord met 6 producties
- de producties 41 tot en met 49 van [eiseres] ;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 8 november 2021 met daaraan
gehecht de spreekaantekeningen van de advocaten van partijen,
- de brieven van de advocaten van partijen, beide gedateerd 24 november 2021, met
opmerkingen over de weergave van het verhandelde ter zitting.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] houdt zich bezig met de productie en verkoop van medische hulpmiddelen, waaronder medische compressiekousen. [gedaagde] verhandelt onder meer deze kousen in [land] . [gedaagde] handelt mede namens haar vestiging [naam vestiging] te [vestigingdplaats] . [gedaagde] heeft in het verleden producten afgenomen van het voormalige [naam voormalig bedrijf] , een onderdeel van de [naam groep] .
2.2.
Partijen hebben op 22 juni 2018 een overeenkomst gesloten genaamd “ Reseller Consolidated Agreement ”. Hierin zijn zij overeengekomen dat [gedaagde] bepaalde producten ( [gedaagde] -eenheden en [naam vestiging] -eenheden) in minimale aantallen tegen een bepaalde prijs koopt en afneemt. De overeenkomst gold tot 31 december 2019. Artikel 13 van de overeenkomst handelt over “Term of contract en termination” en vermeldt:
“13.1. The contract shall come into force on the date of signing and shall be valid until 31st of December 2019.
(…)
13.3.
Reseller can terminate the contract with 6-month notice period. The last order should not be less than 25% of agreed minimum yearly order volume, in case yearly ordering volumes follow the schedule.
In case on termination date the actual volume doesn’t proportionally correspond to agreed yearly volume, the last order volume should be defined in order to cover the difference.
(…)”
2.3.
Partijen hebben vanaf de zomer van 2019 onderhandeld over de voorzetting van het contract na 31 december 2019.
2.4.
Bij e-mailbericht van 18 juni 2019 schrijft [gedaagde] onder meer aan [eiseres] :
“Our contract expires on 31.12.2019. Can you confirm that the contract does not have to be cancelled. I need you’re your Confirmation for our contract management. (…)”
waarop [eiseres] diezelfde dag bij e-mail antwoordt:
“I confirm, that our Contract expires on 31.12.2019 but doesn’t have to be canceled.”
2.5.
[gedaagde] geeft bij e-mail van 6 augustus 2019 aan [eiseres] te kennen dat zij geen [gedaagde] -eenheden meer wil afnemen maar alleen nog [naam vestiging] -eenheden.
2.6.
Bij e-mail van 19 augustus 2019 (vertaald vanuit het Duits door [eiseres] ) bericht [gedaagde] aan [eiseres] :
Hallo [naam 1] ,
Bedankt voor je email! Ik heb vandaag opnieuw met [naam 2] gesproken en we kunnen voor 2020 zelfs onmiddellijk 12.500 eenheden tegen een prijs van EUR 14.27 vaststellen (…). Wij kunnen deze hoeveelheid als volgt verdelen:
[gedaagde] geen bestelling
[naam vestiging] grootte M 5.000 stuks bestelling
[naam vestiging] grootte L 7.500 stuks bestelling
Aldus hebben wij alle informatie bepaald en kan het contract worden opgesteld of?”
2.7.
Bij email van 20 augustus 2019 (vertaald vanuit het Duits door [eiseres] ) bericht [eiseres] aan [gedaagde] :
“Na overleg met [naam 3] kunnen wij de 12500 eenheden [naam vestiging] product tegen € 14,27 bevestigen… Ik ga vandaag nog het contract voorbereiden en stuur je het eerste ontwerp ter beoordeling toe.”
2.8.
Bij e-mail van 21 augustus 2019 vraag [eiseres] aan [gedaagde] ( [naam 2] ) of deze kan aangeven welke hoeveelheden in welke maand geleverd moeten worden (producties 15 bij dagvaarding). Deze laat op 6 september 2019 weten dat de leveringen geleverd moeten worden in telkens 3.125 stuks in de maanden januari, april, juli en oktober (productie 16).
2.9.
In de e-mail van 26 september 2019 laat [gedaagde] aan [eiseres] weten:

da wir jetzt noch nicht sagen können, wie sich die Verkäufe weiter entwicheln, möchten wir bei unserem vom 19.08 abgestimmtenn Vereinbarungen bleiben. Bitte erstellt so den Vertrag.”
vertaald door [eiseres] :
“Omdat wij nu nog niet kunnen aangeven hoe de verkopen zich gaan ontwikkelen, willen wij bij onze op 19 augustus 2019 gemaakte afspraak blijven. A.u.b. stel zo het contract op.”
2.10.
Bij mail van 27 september 2019 laat [gedaagde] weten dat zij voor 2020 alleen bij [naam vestiging] producten wil blijven en stelt voor in de loop van 2020 nader te overleggen over de eventuele afname van [gedaagde] -producten.
2.11.
Bij e-mail van 1 oktober 2019 stuurt [eiseres] aan [gedaagde] de conceptovereenkomst voor 2020 toe, alsook informatie over het productontwerp en de verpakking.
2.12.
Bij e-mail van 15 november 2019 bericht [gedaagde] aan [eiseres] dat zij in de bijlage de gewenste wijzigingen op het contract heeft vermeld en dat zij de looptijd tot een jaar wil beperken en zij verzoekt ook dit in het contract aan te passen.
2.13.
[eiseres] stuurt bij e-mail van 21 november 2019 een nieuwe conceptovereenkomst voor de [naam vestiging] -producten voor 2020 met een toelichting op enkele van de artikelen van de overeenkomst en de mededeling dat de meeste wijzigingen zijn geaccepteerd. Zij stelt een contractduur van 2 jaar voor.
2.14.
Bij mail van 10 december 2019 vermeldt medewerkster [naam medewerker 1] dat zij nogmaals met de [naam directeur] (opmerking rechtbank: directeur [gedaagde] ) ruggespraak heeft gehouden; deze wenst dat het contract met één jaar verlengd wordt zoals reeds besproken is. [naam medewerker 1] verzoekt verder nog enkele aanpassingen door te voeren in het design van de omslag en in het inlegvel, waarna het contract kan worden ondertekend.
2.15.
Bij mail van 16 december 2019 geeft [eiseres] aan [gedaagde] aan dat een verlenging van de bestaande overeenkomst helaas niet mogelijk is, als [gedaagde] alleen [naam vestiging] producten afneemt en geen [gedaagde] producten. Daarbij komt dat de nieuwe verordening voor Medische Producten van klasse 1 van kracht is geworden waaraan de producten dienen te voldoen.
2.16.
Vervolgens vindt er nog correspondentie tussen partijen plaats over de details in de overeenkomst en bij e-mail van 29 januari 2020 laat [gedaagde] weten dat de overeenkomst nog wordt nagekeken, maar dat het nog even kan duren voordat daarop geantwoord wordt, dat [naam 2] zich zal melden aangaande levering en dat de productinformatie, op een punt na, akkoord is.
2.17.
[eiseres] past daarop de gebruiksaanwijzing aan. Dan ontstaat er nog discussie over de aantrekhulp (magnide) in geval van ‘offener spitze’, in de gebruiksaanwijzing. (productie 35 e.v.)
2.18.
Uiteindelijk laat [gedaagde] bij mail van 27 februari 2020 weten dat er op de tekst van de overeenkomst nog teruggekomen wordt. Dat gebeurt niet en omstreeks maart 2020 laat [gedaagde] aan [eiseres] weten voor 2020 niets te willen afnemen.
2.19.
Bij brief van 16 juni 2020 sommeert [eiseres] [gedaagde] tot afname van 12.500
[naam vestiging] -producten tegen een prijs van € 14,27 per stuk.
2.20.
Bij brief van 30 juni 2020 zegt [gedaagde] voor zoveel nodig de overeenkomst tegen 31 december 2020 op.
2.21.
Bij e-mailbericht van 1 juli 2020 stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat er geen overeenkomst (meer) bestaat en dat er enkel is onderhandeld.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een geldbedrag van € 178.375,00, welk bedrag te vermeerderen is met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van behoorlijke en volledige voldoening;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een geldbedrag van € 2.558,75, welk bedrag te vermeerderen is met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van behoorlijke en volledige voldoening;
Subsidiair:
3. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een schadevergoeding groot
€ 80.268,75, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van behoorlijke en volledige voldoening;
4. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een geldbedrag van € 1.577,88, welk bedrag te vermeerderen is met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van behoorlijke en volledige voldoening;
Meer subsidiair:
5. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een schadevergoeding groot
€ 35.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van behoorlijke en volledige voldoening;
6. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een geldbedrag van € 1.125,00, welk bedrag te vermeerderen is met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van behoorlijke en volledige voldoening;
Zowel primair, subsidiair en meer subsidiair:
7. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten van deze procedure, te vermeerderen met de kosten van salaris raadsman, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 2e dag na betekening van het vonnis tot aan de dag van behoorlijke en volledige voldoening.
3.2.
[eiseres] stelt als grondslag voor haar vordering onder 1 dat de overeenkomst niet tijdig, dat wil zeggen met een opzegtermijn van 6 maanden, is opgezegd. De formele opzegging heeft plaatsgevonden op 30 juni 2020, waardoor de overeenkomst pas eindigt per 31 december 2020. Dat betekent dat [gedaagde] over het jaar 2020 gehouden is om producten van [eiseres] af te nemen en daarvoor te betalen. De afnameverplichting is voor 2020 nader bepaald op 12.500 [naam vestiging] producten voor de prijs van € 14,27 per stuk. [eiseres] vordert nakoming daarvan.
3.3.
[eiseres] stelt als tweede grondslag voor haar vordering onder 1 dat er een nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen. Partijen zijn bindend overeengekomen dat [gedaagde] voor 2020 12.500 [naam vestiging] producten zou afnemen voor de prijs van € 14,27 per stuk. [eiseres] vordert nakoming daarvan.
3.4.
Als grondslag voor haar vorderingen onder 3 en 5 voert [eiseres] aan dat [gedaagde] in strijd met de precontractuele goede trouw heeft gehandeld door de onderhandelingen, gelet op de vergaande fase waarin deze zich bevonden, af te breken en geen producten af te nemen en te betalen waarover is onderhandeld noch haar schadeloos te stellen. [eiseres] houdt [gedaagde] aansprakelijk voor de schade die zij daardoor heeft geleden en die bestaat uit de gederfde winst, die zij begroot op 45% van de omzet en dus op € 80.268,75, danwel de kosten van de onderhandelingen, die zij begroot op € 35.000,00.
3.5.
[gedaagde] voert verweer. Zij betwist dat voor de beëindiging van het contract per 31 december 2021 voorafgaande opzegging nodig was. Artikel 13.3. van de overeenkomst is alleen van toepassing in geval van tussentijdse opzegging. In het contract wordt niet geregeld dat het contract na 31 december 2019 wordt voortgezet. [eiseres] erkent in haar eigen mail van 18 juni 2019 ook dat er geen opzegging nodig is. [gedaagde] betwist verder dat er een nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de duur en de details en ook de schriftelijkheid was een vereiste voor de totstandkoming. Zij betwist de onderhandelingen te hebben afgebroken in een stadium waarin dat zonder aansprakelijkheid/vergoeding niet meer mogelijk was.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

rechtsmacht en toepasselijk recht

4.1.
Deze zaak heeft internationaalrechtelijke aspecten omdat [gedaagde] in [vestigingsplaats 2] is gevestigd.
4.2.
Op grond van artikel 26 van de zogenaamde herschikte EEX-verordening is, buiten de gevallen waarin zijn bevoegdheid voortvloeit uit andere bepalingen van deze verordening, het gerecht van een lidstaat waarvoor de verweerder verschijnt bevoegd. Verweerder is voor deze rechtbank verschenen en heeft de rechtsmacht van deze rechtbank niet betwist. Deze rechtbank is dan ook bevoegd van dit geschil kennis te nemen.
4.3.
Op grond van artikel 4 onder 1 sub a van de Rome I verordening wordt
de overeenkomst voor de verkoop van roerende zaken beheerst door het recht van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft. [eiseres] is de verkoper en zij heeft haar gewone verblijfplaats in Nederland zodat Nederlands recht van toepassing is.
de naamswijziging van eiseres
4.4.
[eiseres] heeft op de mondelinge behandeling meegedeeld dat zij is gefuseerd met een andere vennootschap. De naam van de nieuwe vennootschap luidt [eiseres] en onder die naam zet zij deze procedure voort. [gedaagde] heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. De rechtbank merkt [eiseres] als procespartij aan.
Loopt het bestaande contract door of is dit voortgezet?
4.5.
[eiseres] baseert haar vordering allereerst op het bestaande contract. Volgens haar loopt het contract na 31 december 2019 door en moest er enkel nog overeenstemming worden bereikt over het aantal te bestellen producten. Voor opzegging geldt volgens haar een opzegtermijn van 6 maanden. [gedaagde] heeft deze stelling gemotiveerd betwist.
4.6.
De rechtbank volgt het standpunt van [eiseres] niet. De overeenkomst bevat een duidelijke einddatum, te weten 31 december 2019, en regelt niets over de periode daarna. [eiseres] bevestigt in haar e-mail van 18 juni 2019 aan [gedaagde] ook zelf dat het bestaande contract afloopt (“expires”) op 31 december 2019.
De opzegtermijn van zes maanden heeft, blijkens de redactie daarvan, enkel betrekking op een tussentijdse opzegging. Daaraan is immers een minimum productafname gekoppeld die is gerelateerd aan het overeengekomen jaarvolume in het contract en [eiseres] erkent dat er voor 2020 nog volumes moesten worden afgesproken.
4.7.
Partijen hebben ook niet afgesproken het oude contract voor te zetten. Integendeel, in haar e-mail van 16 december 2019 bericht [eiseres] aan [gedaagde] dat een verlening van de bestaande overeenkomst voor 2020 niet mogelijk is.
Hebben partijen een nieuw contract gesloten?
4.8.
[eiseres] stelt dat aan de essentialia voor een nieuwe overeenkomst is voldaan. Er is sprake van aanbod en aanvaarding ten aanzien van product, aantallen en prijs. De overeenstemming blijkt volgens haar uit de e-mails van 19/20 augustus 2019 en van 26 september 2019 (zie de rechtsoverwegingen onder 2.6., 2.7. en 2.9 hierboven). Er is verder overeenstemming bereikt over de leveringsdata in 2020 (zie nr. 2.8 hierboven), al kon daarmee nog worden geschoven.
4.9.
[gedaagde] betwist de totstandkoming van een overeenkomst. Zij stelt:
[gedaagde] is niet rechtsgeldig vertegenwoordigd en
Er is niet voldaan aan alle essentialia voor de totstandkoming van een overeenkomst want:
1. er is geen overeenstemming over de contractduur;
2. er is geen overeenstemming over alle specificaties van het te bestellen product;
3. er is niet voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste.
De rechtbank zal deze verweren achtereenvolgens bespreken.
A. Is [gedaagde] rechtsgeldig vertegenwoordigd?
4.10.
[gedaagde] stelt dat slechts haar directeur [naam directeur] bevoegd is overeenkomsten te sluiten en haar directeur heeft geen overeenkomst gesloten met [eiseres] . [eiseres] betwist dit en stelt dat de directeur de onderhandelingen delegeerde aan zijn personeel en dat het personeel bevoegd was om te onderhandelen en afspraken te maken, althans daarop mocht [eiseres] gerechtvaardigd vertrouwen. Dat kan onder meer blijken uit het feit dat [eiseres] de [naam directeur] over de voorwaarden van de overeenkomst na 1 januari 2020 benaderde en dat deze die mail doorstuurde naar medewerker [naam medewerker 2] . Daarnaast zei hij ook een keer: “Praat met mevrouw [naam medewerker 1] .”
4.11.
Op grond waarvan alleen de directeur de [naam directeur] bevoegd is overeenkomsten te sluiten, stelt [gedaagde] niet. Nog afgezien daarvan heeft [gedaagde] door het personeel de onderhandelingen te laten voeren over de overeenkomst vanaf 1 januari 2020, hiermee de schijn gewekt dat dit personeel ook bevoegd was overeenkomsten te sluiten. In ieder geval heeft [eiseres] daarop gerechtvaardigd mogen vertrouwen. Dit verweer van [gedaagde] slaagt dus niet.
B.
Is er voldaan aan de essentialia voor de totstandkoming van een overeenkomst?
4.12.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4.13.
Omdat Nederlands recht van toepassing is op de rechtsverhouding tussen partijen, betekent dit automatisch dat ook het Weens Koopverdrag van toepassing is. Het Weens Koopverdrag bevat het materieel kooprecht in geval van koopovereenkomsten betreffende roerende zaken tussen partijen die in verschillende Staten gevestigd zijn wanneer die Staten Verdragsluitende Staten zijn (artikel 1 aanhef en onder a).
Met koopovereenkomsten staan gelijk overeenkomsten tot levering van te vervaardigen of voort te brengen roerende zaken, tenzij de partij die de zaken bestelt een wezenlijk deel van de voor de vervaardiging of voortbrenging benodigde grondstoffen moet verschaffen (artikel 3). Dus ook de (koop)overeenkomst tussen partijen, die kenmerken van een overeenkomst tot aanneming van werk bevat, valt onder het begrip koopovereenkomst in het Weens Koopverdrag.
4.14.
Artikel 14 lid 1 van het Weens Koopverdrag luidt:
Een voorstel tot het sluiten van een overeenkomst, gericht tot één of meer bepaalde personen vormt een aanbod, indien het voldoende bepaald is en daaruit blijkt van de wil van de aanbieder om in geval van aanvaarding gebonden te zijn. Een voorstel is voldoende bepaald, indien daarin de zaken worden aangeduid en de hoeveelheid en de prijs uitdrukkelijk of stilzwijgend worden vastgesteld of bepaalbaar zijn. De omvang van eerdere handelingen tussen partijen kan echter meebrengen dat ook een aanbod waarbij aan deze minimumeisen is voldaan, niet als een geldig aanbod kan worden aangemerkt.
Een verklaring afgelegd door, of een andere gedraging van de wederpartij, waaruit blijkt van instemming met een aanbod, is een aanvaarding.
Een antwoord op een aanbod dat tot aanvaarding strekt, maar aanvullingen, beperkingen of andere wijzigingen bevat, geldt als een verwerping van het aanbod en vormt een tegenaanbod.
4.15.
Tot de essentialia van de onderhavige koopovereenkomst behoren in ieder geval die onderwerpen die de kern van de prestatie raken, en zonder overeenstemming waarover de koopovereenkomst niet geacht kan worden te bestaan. Relevant zijn daarbij naast de aard van de overeenkomst, ook de bedoelingen van partijen.
4.16.
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van aanbod en aanvaarding ten aanzien van het product, de aantallen, en de prijs. Ook over de leverdata bestond al overeenstemming, waarbij verschuiven van de leverdata nog mogelijk was. Dit blijkt duidelijk uit de hierboven onder de nummers 2.6. tot en met 2.9. opgenomen e-mailwisseling. Blijkens de e-mail van [gedaagde] aan [eiseres] van 19 augustus 2019 bestond er op dat moment wilsovereenstemming over product, aantal en prijs en merkt [gedaagde] op dat het contract kan worden opgesteld. In de e-mail van 26 september 2019 bevestigt [gedaagde] deze afspraak aan [eiseres] .
Hiermee is voldaan aan de essentialia van de overeenkomst en is via de e-mail een overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen. [gedaagde] heeft geen nadere voorwaarden gesteld. Een looptijd is niet afgesproken. Partijen hebben hierna wel onderhandeld over een nieuwe overeenkomst voor een al dan niet langere tijd maar die overeenkomst is niet tot stand gekomen. Het feit dat de op 19 augustus 2019 gemaakte afspraken nog niet op schrift zijn gesteld vormt geen beletsel voor de totstandkoming van de overeenkomst. De schriftelijkheid was immers geen vereiste voor de totstandkoming van het contract.
[gedaagde] heeft wel als verweer gevoerd dat slechts sprake is van een bindende overeenkomst als deze op schrift is gesteld en door beide partijen is ondertekend en zich daarbij beroepen op artikel 20 van het eerdere contract, maar de vorige overeenkomst gold niet langer en dus gold artikel 20 evenmin. Overigens staat in die bepaling niet meer dan dat wijzigingen op het contract en de appendix schriftelijk en ondertekend moeten zijn. Dan heeft [gedaagde] nog gesteld dat het vereiste van schriftelijkheid blijkt uit het feit dat [eiseres] niets zou bestellen en leveren voordat er sprake was van een schriftelijke overeenkomst. De rechtbank overweegt daarover als volgt. Dat [eiseres] op enig moment aan [gedaagde] laat weten dat zij niet eerder gaat bestellen en leveren dan nadat de afspraken schriftelijk zijn vastgelegd, acht de rechtbank bezien vanuit haar positie begrijpelijk. Dat betekent echter niet dat de door [eiseres] gewenste schriftelijkheid een voorwaarde was voor het ontstaan van de overeenkomst; die was immers reeds tot stand gekomen.
4.17.
Conclusie is dat overeenstemming bestond over de essentialia en er een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. [eiseres] heeft nakoming gevraagd van de overeenkomst en betaling van de koopprijs van [gedaagde] gevorderd. Die vordering kan worden toegewezen onder de voorwaarde dat [eiseres] de bestelling alsnog levert, zo begrijpt de rechtbank de primaire vordering van [eiseres] . [eiseres] heeft ter zitting kenbaar gemaakt bereid te zijn alsnog te leveren.
4.18.
Indien [gedaagde] geen prijs meer stelt op levering, zo overweegt de rechtbank in alternatieve zin naast het voorgaande, dient zij de schade te vergoeden die [eiseres] lijdt door de niet-nakoming van [gedaagde] . [eiseres] stelt dat zij een schade lijdt ter hoogte van de brutowinstmarge van 45%. [gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat volstrekt niet duidelijk is waarop [eiseres] deze bruto winstmarge baseert. Zij acht het daarbij onaannemelijk dat deze brutowinstmarge 45% van de totale omzet bedraagt. [eiseres] heeft daarop productie 44 overgelegd en deze op de mondelinge behandeling toegelicht. Zij stelt dat zij voor het jaar 2020 op de [naam product] L een winstmarge berekent van € 5,90 per stuk en op de [naam product] M een marge van € 7,05 per stuk, waarmee de niet gerealiseerde brutowinstmarge in totaal € 79.500,00 bedraagt. Zij stelt dat zij daarmee de bespaarde inkoopkosten buiten beschouwing heeft gelaten. Zij stelt dat zij daarnaast nog vaste kosten heeft waarop zij niet heeft bespaard. Tegen deze schadeberekening heeft [gedaagde] geen (gemotiveerd) verweer meer gevoerd. Gelet hierop zal de rechtbank een bedrag van
€ 79.500,00 aan schade toewijzen (5000 x M x € 7,05 en 7500 x L x € 5,90), voor zover [gedaagde] geen prijs meer stelt op levering door [eiseres] , zoals hierna is bepaald in het dictum.
4.19.
De rechtbank realiseert zich dat partijen, indien wordt gekozen voor levering door [eiseres] en betaling door [gedaagde] , nog overeenstemming moeten bereiken over enkele onderdelen die niet tot de essentialia van de overeenkomst behoren. Mocht die overeenstemming niet tot stand komen, hetgeen levering door [eiseres] op de hierna in het dictum bepaalde uiterlijke datum van 31 augustus 2022 in de weg zou staan, dan treedt hiervoor in de plaats de hiervoor onder 4.18. toegewezen schadevergoeding die [gedaagde] aan [eiseres] dient te voldoen.
Buitengerechtelijke kosten.
in geval van nakoming
4.20.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
Voor de verschuldigdheid van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet relevant welke incassohandelingen de schuldeiser heeft verricht, zodat in beginsel een enkele sommatiebrief voldoende is, zoals door [eiseres] verzonden. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
in geval van schadevergoeding
4.21.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Op de vordering tot schadevergoeding is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten niet van toepassing. De rechtbank zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal.
[eiseres] heeft niet gesteld dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht. Een enkele aanmaning is daartoe niet voldoende. Er kan dus geen schade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub c worden vastgesteld, zodat deze vordering wordt afgewezen.
4.22.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- explootkosten € 83,38
- griffierecht 4.200,00
- salaris advocaat
3.540,00(2,0 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 7.823,38

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een geldbedrag van € 178.375,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van behoorlijke en volledige voldoening, zulks onder de voorwaarden dat:
- [gedaagde] binnen drie weken na heden (dus uiterlijk op 23 februari 2022) schriftelijk aan [eiseres]
te kennen geeft dat zij alsnog levering wenst, waarbij de rechtbank verstaat dat indien [gedaagde] niets laat weten aan [eiseres] dit geldt als een verklaring van [gedaagde] dat zij niet wenst af te nemen, en
- [eiseres] de overeengekomen bestelling levert, zulks uiterlijk op 31 augustus 2022, indien
[gedaagde] te kennen geeft dat zij alsnog levering wenst,
een en ander met inachtneming van hetgeen onder rechtsoverweging 4.19 is overwogen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in dat geval (5.1.) tot betaling aan [eiseres] van een geldbedrag van
€ 2.558,75 ter zake buitengerechtelijke incassokosten, welk bedrag te vermeerderen is met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van behoorlijke en volledige voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , indien zij niet uiterlijk 23 februari 2022 te kennen geeft alsnog prijs te stellen op levering, tot betaling van de schade ad € 79.500,00 aan [eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van behoorlijke en volledige voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 7.823,38, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de tweede na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken.