In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen Action Service en Distributie B.V. en het UWV. De eiseres, Action Service en Distributie B.V., had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, dat de aanvraag voor een WIA-uitkering had afgewezen. Het UWV had in een eerder besluit vastgesteld dat de ex-werknemer de volledige wachttijd van 104 weken nog niet had doorlopen, maar na bezwaar werd dit besluit herroepen en werd de eerste ziektedag vastgesteld op 1 oktober 2018. Hierdoor had de ex-werknemer de wachttijd wel doorlopen.
Eiseres trok haar beroep in nadat het UWV had aangegeven dat zij geen nadelige gevolgen zou ondervinden van de beslissing over de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. Eiseres verzocht het UWV om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren en het UWV heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenveroordeling conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV aan eiseres is tegemoetgekomen, waardoor de proceskostenveroordeling op zijn plaats is. De kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 759,- en het UWV is veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Daarnaast is het UWV verplicht om het door eiseres betaalde griffierecht van € 360,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.