Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
h.o.d.n. [handelsnaam 1],
h.o.d.n. [handelsnaam 2],
1.De procedure
- het exploot van dagvaarding met 33 producties,
- de e-mails van [gedaagde] van 3 en 4 november 2022 met vier en zeven producties,
- de mondelinge behandeling van 7 november 2022 waarbij de gemachtigden van [eiser] en van [gedaagde] pleitnotities hebben overgelegd.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
bedoeldeen huurovereenkomst ex art. 7:230a BW aan te gaan. Het ligt dan op de weg van [gedaagde] om feiten en omstandigheden aan te voeren – en bij betwisting aannemelijk te maken – waaruit blijkt dat de rechtsvoorganger(s) van [eiser] en/of [eiser] ermee heeft/hebben ingestemd dat [gedaagde] in het gehuurde een autobedrijf (reparatie, onderhoud en herstel van auto’s voor derden) mocht vestigen. [gedaagde] is daarin niet geslaagd. Weliswaar is er kennelijk met toestemming van de toenmalige verhuurder op enig moment een autobrug in het gehuurde geplaatst en heeft [gedaagde] daar zelf elektra mogen aanleggen, maar dat sluit geenszins uit dat dat was, zoals [eiser] stelt, om aan zijn eigen auto’s te sleutelen. Het kan best zijn dat [gedaagde] daar in werkelijkheid (bedrijfsmatig) auto’s van anderen repareerde – zoiets lijkt in ieder geval te volgen uit de door [gedaagde] ingebrachte producties – maar nergens blijkt uit dat verhuurder ( [eiser] of zijn voorganger(s)) daar toestemming voor heeft/hebben gegeven. Uit de verklaringen van Artha en [naam 1] . (producties 11 en 23) volgt juist het tegendeel.
- dagvaarding € 103,33
- griffierecht 86,00
- salaris gemachtigde