Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/296653 / FA RK 21-3562
Beschikking van 24 november 2022
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. E.J.A. Roeleven, gevestigd te Heerlen,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. G.M.M. van Tilborg, gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen.
Wederom gezien de stukken, waaronder de op 24 augustus 2022 gegeven en uitgesproken beschikking van deze rechtbank.
1.Het verdere verloop van de procedure
1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de akte uitlating van de man van 21 september 2022, ingekomen 22 september 2022;
- het F9-formulier van de man van 29 september 2022
- de akte uitlating van de vrouw van 4 oktober 2022, ingekomen 6 oktober 2022.
2.De verdere beoordeling
2.1.
Bij beschikking van 24 augustus 2022 zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de in die beschikking in rechtsoverweging 2.6.14. genoemde onderdelen die betrekking hebben op de benoeming van een deskundige voor de waardering van de aandelen.
2.2.
Partijen hebben geen onderlinge overeenstemming kunnen bereiken over de te benoemen deskundige. De man geeft de voorkeur aan de benoeming van een registeraccountant, waarbij hij voorstelt de heer [naam deskundige 1] uit [plaats 1] te benoemen, terwijl de vrouw van mening is dat een register valuator dient te worden benoemd, waarbij zij voorstelt [naam deskundige 2] uit ’ [plaats 2] te benoemen.
2.3.
De door de man voorgestelde deskundige, [naam deskundige 1] , is naast registeraccountant ook register valuator.
2.4.
De rechtbank zal, nu partijen het niet met elkaar eens zijn over de te benoemen deskundige zelf een knoop doorhakken. De rechtbank zal derhalve de heer H.J.W.M. Kuijpers RA RV (Hoogeindse Kampen 20, 5447 PP Rijkevoort), voorheen werkzaam bij Bol accountants te Boxmeer en eerder door de rechtbank in zaken als deskundige benoemd, benoemen tot deskundige in verband met de waardering van de aandelen van RoPaGa B.V. waaronder de goodwill die mogelijk in de waarde van die aandelen verdisconteerd zit per de peildatum van 31 december 2020.
2.5.
Voor wat betreft de waardering van de aandelen zal de rechtbank, anders dan door de man betoogd, niet uitgaan van de liquidatiewaarde van de onderneming nu de man de onderneming, de maatschap waaraan de B.V. deelneemt, na 31 december 2020 ongewijzigd heeft voortgezet. De rechtbank zal evenmin uitgaan van de door de vrouw voorgestelde Discounted Cash Flow (DCF) methode. Bij deze methode komt de waarde van een bedrijf overeen met de verwachte verdiencapaciteit van de onderneming in de toekomst. Nu de waarde berekend dient te worden per peildatum en de man de onderneming voor zijn rekening en risico na 31 december 2020 heeft voortgezet, acht de rechtbank de intrinsieke waarderingsmethode de meest geschikte waarderingsmaatstaf voor de berekening van de aandelen.
2.6.
Daarnaast dient te worden onderzocht of er sprake is van goodwill die op de waarde van de aandelen van invloed is. Het gaat hierbij dan uitsluitend om de zogenaamde belichaamde goodwill. Dat wil zeggen de goodwill die onverbrekelijk is verbonden met de vermogensbestanddelen van de onderneming en die tot uitdrukking komt in de meerwaarde van die vermogensbestanddelen in hun geheel bij voortzetting van de onderneming boven de som van de waarden van de afzonderlijke vermogensbestanddelen. Vooralsnog valt niet uit te sluiten dat naast onbelichaamde (persoonlijke) goodwill er wellicht ook sprake is van belichaamde goodwill. De rechtbank zal de deskundige hierover advies vragen, echter uiteindelijk is het aan de rechtbank om te beoordelen of er daadwerkelijk sprake is van belichaamde goodwill en in hoeverre hiermee rekening dient te worden gehouden bij de vaststelling van de waarde van de aandelen.
2.7.
Beide partijen hebben ingestemd met de in de beschikking van 24 augustus 2022 opgenomen vragen aan de deskundige en hebben geen aanvullende vragen geformuleerd, zodat de rechtbank de in de beschikking van 24 augustus 2022 onder r.o. 2.6.14. opgenomen vragen aan de deskundige zal voorleggen. De rechtbank zal hieraan nog toevoegen de vraag:
2.8.
De rechtbank zal bepalen dat het voorschot, nu beide partijen hiermee hebben ingestemd, ten laste van beide partijen ieder voor de helft komt. De rechtbank verwijst naar de artikelen 195 en 199 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), die vallen onder de negende afdeling van de tweede titel van dit wetboek en welke afdeling in artikel 284 lid 1 Rv van overeenkomstige toepassing is verklaard in de verzoekschriftprocedure. Uit artikel 195, derde volzin, Rv volgt dat vooralsnog aan (in dit geval) de vrouw geen voorschot wordt opgelegd, omdat aan haar ingevolge de Wet op de rechtsbijstand een toevoeging is verleend. De rechtbank zal ingevolge artikel 199 lid 3 Rv bepalen dat de helft van het bedrag, waar de deskundige aanspraak op heeft, door de griffier ten laste van ’s Rijks kas wordt betaald en dat dit hangende deze procedure voorlopig in debet wordt gesteld.
2.9.
De rechtbank zal het voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek voorlopig begroten op het door de deskundige begrote bedrag van € 7.500,- (exclusief btw).
2.10.
De rechtbank wijst partijen erop dat zij op grond van artikel 198 lid 3 Rv wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht.
3.De beslissing
De rechtbank:
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
- Wat is de (intrinsieke) waarde van de aandelen van RoPaGa B.V. per 31 december 2020?;
- Is er sprake van te waarderen belichaamde goodwill die leidt tot een hogere waarde van de aandelen? En zo ja, welke waarde vertegenwoordigt deze goodwill en waaruit bestaat deze goodwill?;
- In hoeverre kan de man, die de aandelen toegedeeld wenst te krijgen, de onderneming na uitbetaling van het aandeel van de waarde aan de vrouw (uit de middelen van de B.V.), voortzetten zonder dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt?
3.2.
benoemt tot deskundige: H.J.W.M. Kuijpers RA RV (Hoogeindse Kampen 20, 5447 PP Rijkevoort, e-mailadres mail@hennykuijpers.nl);
Voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 7.500,- exclusief BTW;
3.4.
bepaalt dat de man de helft van het voorschot (€ 3.750,- exclusief BTW, derhalve € 4.537,50 inclusief BTW), binnen veertien dagen nadat hij daarvoor een nota van het Landelijk Dienstencentrum van de Rechtspraak (LDCR) heeft ontvangen, dient over te maken onder vermelding van “voorschot deskundigenonderzoek” en het zaaknummer C/03/296653 / FA RK 31-3562;
3.5.
bepaalt dat de helft van voornoemd voorschot (het deel van de vrouw) voorlopig ten laste komt van 's Rijks kas en dat dit hangende deze procedure voorlopig in debet wordt gesteld;
Het onderzoek
3.6.
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank een afschrift van deze beschikking en het procesdossier, waaronder de voorgaande beschikking, aan de deskundige zendt;
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door hem in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
- hij voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op http://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Sector-civiel-recht/Documents/Leidraad_deskundigen_WT.pdf of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
- hij het onderzoek pas na bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- hij het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien hij daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;
Het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een ondertekend bericht in drievoud ter griffie van deze rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
3.11.
wijst de deskundige er op dat uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
3.12.
wijst de deskundige erop dat hij een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden;
3.13.
houdt iedere verdere beslissing aan in afwachting van het door de deskundige in te dienen definitieve rapport en bepaalt dat beide partijen vervolgens uiterlijk vier weken na de datum van het deskundigenrapport een akte dienen te nemen, waarbij zij zich kunnen uitlaten over het definitieve rapport en advies van de deskundige en over de voortgang van de procedure;
3.14.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad;
3.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.A.W. Graus, griffier op 24 november 2022.