ECLI:NL:RBLIM:2022:9420

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
C/03/309437 / HA ZA 22-422
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot afgifte van akte depot in civiele procedure met betrekking tot bouwtekeningen

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 23 november 2022 een vonnis gewezen in een incident met betrekking tot een verzoek om depot van stukken. De eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J.H.M. Crombaghs, hebben verzocht om de deponering van bepaalde producties in het geding. De gedaagde, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.E.A. Ruiter, heeft bezwaar gemaakt tegen dit verzoek, stellende dat het depot oneigenlijk werd gebruikt en dat dit haar mogelijkheden tot verweer schaadt. De rechtbank heeft vastgesteld dat een akte van depot niet kan worden geweigerd, en heeft het bezwaar van de gedaagde verworpen. De rechtbank heeft echter ook opgemerkt dat het verstrekken van de stukken aan de gedaagde te laat was om een behoorlijke reactie mogelijk te maken. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat de gedaagde niet in haar belangen is geschaad, aangezien zij op een later moment de conclusie van antwoord in de hoofdzaak heeft genomen. De rechtbank heeft de eisers bevolen om alle relevante stukken aan de rechtbank te verstrekken, zodat de procedure voortgezet kan worden. Een mondelinge behandeling is gepland op 16 januari 2023, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun stellingen nader toe te lichten en te onderzoeken of een minnelijke regeling mogelijk is. De rechtbank heeft benadrukt dat niet verschijnen van een partij gevolgen kan hebben voor de procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/309437 / HA ZA 22-422
Vonnis in incident, tevens rolbeslissing in de hoofdzaak, van 23 november 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
eisers in conventie in de hoofdzaak,
verweerders in reconventie in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud te noemen: [eisers]
en afzonderlijk: [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ,
advocaat mr. R.J.H.M. Crombaghs,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat mr. R.E.A. Ruiter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende een provisionele vordering ex art. 223 Rv waarin verwezen wordt naar producties 0-26, waarvan de producties 0, 1, 4, 4b gedeponeerd zouden worden
  • bij B13-formulier (deponeren stukken/voorwerpen) van 30 september 2022 is namens [eisers] verzocht om de producties 0, 1, 4, 4a en 4b door middel van een depot in het geding te mogen brengen. Deze producties zijn op 11 oktober 2022 door mr. Crombaghs opgehaald bij de rechtbank
  • het B11-formulier van mr. Ruiter waarin hij gemotiveerd bezwaar maakt tegen het verzoek om depot
  • het B11-formulier van mr. Crombaghs (reactie op het bezwaar van mr. Ruiter)
  • het verzoek van de rechtbank van 6 oktober 2022 aan mr. Ruiter om te reageren
  • het bericht van mr. Crombaghs van 11 oktober 2022 dat hij de gedeponeerde stukken aan mr. Ruiter heeft verstrekt en opnieuw naar de rechtbank stuurt
  • de reactie van mr. Ruiter van 12 oktober 2022
  • de conclusie van antwoord in het incident van 12 oktober 2022 met producties 1-25
  • de antwoordakte van [eisers] van 26 oktober 2022 met producties A-E
  • de conclusie van antwoord (in de hoofdzaak), tevens houdende eis in reconventie met producties 1-45
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident en voor een beslissing op het bezwaar van [gedaagde] tegen de bij de rechtbank in depot gegeven stukken van [eisers] .

2.De beoordeling van het bezwaar tegen het verzochte depot en in het incident

2.1.
De advocaat van [eisers] heeft op 30 september 2022 stukken ter deponering bij de rechtbank aangeboden. Die stukken zijn door de advocaat van [eisers] op 11 oktober 2022 bij de rechtbank opgehaald en twee kopieën daarvan zijn op 11 september 2022 bij het kantoor van de advocaat van [gedaagde] afgegeven. Op 12 oktober 2022 heeft de rechtbank vijf transparante insteekmappen ontvangen met daarin tot A4-formaat gevouwen grootformaat tekeningen met het verzoek om afgifte van een akte van depot.
2.2.
[gedaagde] heeft op 3 oktober 2022 bezwaar gemaakt tegen het door [eisers] verzochte depot van een aantal (details van) (bouw)tekeningen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het depot door [eisers] oneigenlijk is gebruikt om stukken niet te hoeven reproduceren en [gedaagde] in haar mogelijkheden tot het voeren van behoorlijk verweer wordt geschaad door de termijn waarop de conclusie van antwoord in het incident (zijnde 12 oktober 2022) genomen moet worden. Het verzoek om een afschrift aan [gedaagde] te verstrekken is aanvankelijk geweigerd door [eisers] . [eisers] heeft op 3 oktober 2022 geantwoord dat [gedaagde] over de in depot gegeven stukken beschikt. Vervolgens heeft zich een discussie tussen partijen ontsponnen over wie opdrachtgever tot het vervaardigen van de bouwtekeningen was en wie over de originelen en/of digitale versie beschikt.
2.3.
[gedaagde] heeft inmiddels bevestigd dat zij op 3 oktober 2022 productie 0 zonder bijbehorende tekening per e-mail heeft ontvangen en op 11 oktober 2022 afschriften van alle ter depot aangeboden stukken. [gedaagde] heeft de conclusie van antwoord in het incident genomen op 12 oktober 2022.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Een akte van depot kan niet worden geweigerd. (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 31 maart 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1163). In zoverre moet het bezwaar van [gedaagde] worden verworpen. Dit laat onverlet dat de rechtbank in alle gevallen en in elke stand van de procedure, dus zeker indien [gedaagde] geschaad is in haar verdedigingsbelang, op de voet van artikel 22 Rv partijen of een van hen kan bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen.
2.5.
Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat het verstrekken van de stukken op 11 oktober 2022 te laat is om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen om behoorlijk te kunnen reageren op het gevorderde in incident. Nu [gedaagde] inmiddels op 8 november 2022 de conclusie van antwoord in de hoofdzaak heeft genomen en daarin wel acht heeft kunnen slaan op de op 11 oktober 2022 in afschrift aan haar advocaat verstrekte stukken, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat [gedaagde] thans nog in haar belangen is geschaad. De akte van depot zal na dit vonnis worden afgegeven.
2.6.
Gelet op de discussie tussen partijen over de herkomst en inhoud van de ter deponering aangeboden stukken en het feit dat productie 0 wel digitaal aan de advocaat van [gedaagde] is verstrekt maar niet aan de rechtbank, acht de rechtbank het noodzakelijk om [eisers] te bevelen alle stukken waarop hij in deze procedure een beroep heeft of zal doen, waarnaar verwezen is in de tot en met de conclusie van antwoord in reconventie ingediende of in te dienen processtukken en die nog niet in afgedrukte vorm aan die processtukken zijn gehecht,
digitaalin
pdf(a)-formaataan de rechtbank te verstrekken door verzending
via (beveiligde) e-mailnaar handeldagvaarding.maastricht@rechtspraak.nl met gelijktijdige CC aan de advocaat van [gedaagde] .
2.7.
Zo lang de rechtbank niet over dezelfde stukken beschikt als partijen, kan de rechtbank niet beslissen op het incident (noch in de hoofdzaak). Gelet op het gestelde belang in het incident zal de rechtbank op korte termijn een mondelinge behandeling in de hoofdzaak en in het incident bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. De mondelinge behandeling zal, als vermeld in het dictum en conform opgave verhinderdata van partijen ter rolle van 9 november 2022, plaatsvinden op
16 januari 2023in de namiddag.
2.8.
In beginsel wordt ter mondelinge behandeling aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden gedurende ten hoogste
tien minutende juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke herhalende uiteenzettingen zullen niet worden toegestaan.
2.9.
Op de mondelinge behandeling zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator aan de orde komen. Partijen moeten er op voorbereid zijn, dat de rechtbank een mondeling vonnis kan wijzen. Ter zitting kan aan de orde komen of een deskundigenonderzoek noodzakelijk is, welke vragen beantwoord moeten worden en wie partijen als deskundige benoemd willen zien. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
2.10.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
2.11.
De mogelijkheid bestaat dat de griffier partijen nog afzonderlijk informeert over te bespreken onderwerpen.
2.12.
[eisers] heeft voorts de gelegenheid de conclusie van antwoord in reconventie op de rol van
4 januari 2023te nemen. Indien de conclusie van antwoord in reconventie niet uiterlijk op die roldatum wordt genomen, zal de mondelinge behandeling van 16 januari 2023 geen doorgang vinden. In dat geval dienen partijen ter rolle van
11 januari 2023hun verhinderdata in de periode april en juni 2023 op te geven.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident en in de hoofdzaak in conventie en in reconventie
3.1.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen, het nader onderbouwen van hun stellingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. M. Driever in het gerechtsgebouw te Maastricht aan St. Annadal 1 op
maandag 16 januari 2023 om 13.00 uur,
3.2.
bepaalt dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] dan in persoon aanwezig moeten zijn en dat [gedaagde] vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen en een allesomvattende schikking te treffen,
3.3.
bepaalt op de voet van artikel 87 lid 7 Rv dat de in overweging 2.6 opgevraagde informatie uiterlijk
twintig dagenvoor de dag van de mondelinge behandeling aan de rechtbank en de wederpartij moet zijn toegestuurd,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
4 januari 2023voor conclusie van antwoord in reconventie,
in het incident en in de hoofdzaak in conventie en in reconventie
3.5.
bepaalt dat, indien de conclusie van antwoord in reconventie niet uiterlijk op 4 januari 2023 wordt genomen, partijen ter rolle van
11 januari 2023hun verhinderdata in de maanden april en juni 2023 dienen op te geven,
3.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Driever en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MD