3.3.De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiseres stelt dat zij onder de werking van de Verordening valt. Deze Verordening is bedoeld om te voorkomen dat mensen in verschillende lidstaten dubbele lasten moeten betalen. Zij moet nu zowel in Nederland als in Duitsland premie voor de langdurige zorg betalen. Dat kan volgens haar niet de bedoeling zijn.
Daarnaast kan verweerder toepassing geven aan artikel 16, tweede lid, van de Verordening. Deze regeling heeft tot doel een oplossing te bieden voor individuele gevallen waarin de toepassing van de Verordening of het nationaal recht tot onbillijkheid leidt. Eiseres heeft een pflegeversicherung. Deze dekt dezelfde risico’s als de Wlz. En omdat deze verzekering particulier is betaald, is eiseres ook verzekerd als zich de verzekerde risico’s in het buitenland voordoen. De brief van het Bundesministerium für Arbeit en Sociales van 24 maart 2020 in combinatie met het Certificate of Entitlement is volgens eiseres voldoende om aan te tonen dat zij voldoet aan de voorwaarden voor de vrijstelling voor de Wlz. Hieruit blijkt immers dat zij voldoet aan de voorwaarde om een in Duitsland wettelijk erkende ziektekostenverzekering te bezitten.
5. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat eiseres onder de werking van de Verordening valt. Echter haar particuliere ziektekostenverzekering wordt niet gecoördineerd door de Verordening. Dit betekent dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 21 van het KB746 en daarom niet in aanmerking komt voor een verklaring dat zij niet verzekerd is voor de Wlz. De Verordening gaat uit van het idee dat een persoon altijd recht moet hebben op zorg in de lidstaat van de woonplaats. Uit de systematiek van de Verordening kan worden afgeleid dat de lidstaat van de woonplaats een belanghebbende nooit buiten de zorgverzekering mag houden als er geen bescherming is in een andere lidstaat. De Verordening beschermt namelijk niet alleen tegen dubbele verzekering/premieheffing, maar bedoelt ook te voorkomen dat een persoon nergens verzekerd is. Het is dan logisch dat een lidstaat de eis mag stellen dat een belanghebbende meedoet aan de wettelijke solidariteit van het woonland.
6. Onbetwist is dat eiseres in Nederland woont, in Duitsland heeft gewerkt en sinds 1 december 2018 een Duits pensioen ontvangt. Zij bevindt zich dus in een grensoverschrijdende situatie. Op haar is de Verordening van toepassing.
7. Op grond van de Verordening is op eiseres de wetgeving van haar woonland van toepassing. Eiseres is onderworpen aan de Nederlandse wetgeving inzake ziektekosten en zij heeft recht op Nederlandse verstrekkingen voor rekening van het Nederlandse Wlz-orgaan. De in artikel 21, eerste lid, van KB 746 vervatte voorwaarde voor niet Wlz-verzekerd zijn, inhoudende dat sprake moet zijn van een situatie dat
met toepassing van de Verordeningrecht bestaat op verstrekkingen die in beginsel worden verleend ten laste van een andere lidstaat van de Europese Unie, doet zich echter niet voor. De Verordening coördineert namelijk de particuliere zorgverzekering van eiseres niet. Verweerder heeft daarom terecht overwogen dat eiseres geen beroep toekomt op dat artikel en terecht de aanvraag van een verklaring ‘niet Wlz-verzekerd’ als bedoeld in artikel 21, zevende lid, van KB 746 afgewezen. De rechtbank licht haar oordeel hierna nader toe.
8. Door haar werk in Duitsland was eiseres in Duitsland sociaal verzekerd. Duitsland kent drie soorten ziektekostenverzekeringen: een verplichte (
gesetzlich pflichtversichert), een vrijwillige (
freiwillig gesetzlich) en een particuliere (
private) ziektekostenverzekering.
De verplichte en de vrijwillige zijn wettelijke verzekeringen.
Eiseres heeft destijds gekozen voor een particuliere ziektekostenverzekering en heeft deze verzekering aangehouden toen zij op 1 december 2018 met pensioen ging. Ze wil haar Duitse particuliere ziektekostenverzekering niet opzeggen. Daardoor is ze dubbel verzekerd en moet ze dubbel premie betalen.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat een particuliere zorgverzekering niet wordt gecoördineerd door de Verordening. De Verordening gaat over de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en niet van particuliere verzekeraars. Dat de Duitse particuliere ziektekostenverzekering van eiseres hetzelfde risico zou dekken als de wettelijke verzekering, doet daar niets aan af. Dat van een door de Verordening gecoördineerde verzekering in het geval van eiseres geen sprake is, blijkt ook uit het feit dat haar Duitse ziektekostenverzekeraar afgifte van het zogeheten E121 formulier weigert. Dat eiseres tot 1 april 2019 dubbel verzekerd was en dubbel premie moest betalen, was het gevolg van haar eigen keuze om de Duitse particuliere ziektekostenverzekering niet op te zeggen.
9. Tot slot kan het beroep van eiseres op artikel 16, tweede lid, van de Verordening evenmin slagen. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat dit een zogenaamde “kan” bepaling is en aldus een discretionaire bevoegdheid van verweerder betreft tot het verlenen van ontheffing van de verzekeringsplicht. In de beleidsregels (SB2149) is aangegeven wanneer daarvan gebruik wordt gemaakt, namelijk in de gevallen genoemd in artikel 22, eerste lid, van het KB 746. Artikel 22 van het KB 746 gaat enkel over ontheffing van de verzekeringsplicht AOW, ANW en AKW. In de nota van toelichting bij dit artikel staat ook uitdrukkelijk dat en waarom de vrijstelling niet geldt voor de AWBZ (thans Wlz). Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor ontheffing van de verzekeringsplicht voor de Wlz.
10. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
11. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en de afwijzing van de verklaring ‘niet Wlz verzekerd’ voor de periode van 1 december 2018 tot 1 april 2019 in stand blijft.
12. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten.