ECLI:NL:RBLIM:2022:988

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
03.237768.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het vervoeren van heroïne en cocaïne met afwijking van LOVS oriëntatiepunten

Op 10 februari 2022 heeft de politierechter in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 25-jarige man uit Maastricht, die werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van verdovende middelen, waaronder 7,89 gram heroïne en 2,78 gram cocaïne. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 27 januari 2022, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen, verwijzend naar de bevindingen van de verbalisanten tijdens een verkeerscontrole, waar de verdachte werd aangehouden met drugs in zijn bezit. De verdediging betwistte echter de wetenschap van de verdachte over de aanwezigheid van bepaalde drugs en vroeg om vrijspraak voor een deel van de tenlastelegging.

De politierechter oordeelde dat de verdachte wel degelijk opzettelijk 7,89 gram heroïne en 2,78 gram cocaïne had vervoerd, maar sprak hem vrij van de overige beschuldigingen. De rechter weegt mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat de handel in heroïne in de regio leidt tot verloedering. De politierechter legde een gevangenisstraf van 2 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en motiveerde deze straf door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de maatschappelijke context. De rechter wijkt gemotiveerd af van de LOVS oriëntatiepunten, gezien de verontrustende toename van de handel in heroïne in de regio.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.237768.21
Tegenspraak
Schriftelijk vonnis van de politierechter d.d. 10 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1996,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 27 januari 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat de verdachte:
opzettelijk heeft vervoerd dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad
17 amfetaminepillen, 3,94 gram mdma, 2,78 en 1,8 gram cocaïne en 501,88 gram en 7,09 gram heroïne.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit, met inbegrip van de daarin genoemde hoeveelheden, wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie verwijst naar de bevindingen van de verbalisanten tijdens de verkeerscontrole, het aantreffen van de drugs in het schoudertasje dat de verdachte bij zich droeg en in de kamer waar de verdachte verbleef, de resultaten van de indicatieve drugstesten en de resultaten van het NFI-onderzoek. Gelet op de hoeveelheden, de wijze van verpakking en de weigering van de verdachte om over de (bij hem) aangetroffen drugs te verklaren, kan worden gesproken van een dealerindicatie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de volgende hoeveelheden drugs bewezen kunnen worden verklaard, 7,89 gram heroïne en 2,78 gram cocaïne. De verdachte dient te worden vrijgesproken van de 17 pillen amfetamine en 3,94 gram mdma die in zijn woning in beslag zijn genomen. Op geen enkele wijze is vast te stellen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van die pillen in een doos Pringles in een lade op de grote slaapkamer. De verdachte woont op het adres samen met zijn vader. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat de verdachte in de grote slaapkamer verblijft.
Ten aanzien van de bolletjes die zijn aangetroffen in het tasje van de verdachte wordt opgemerkt dat een deel daarvan uitsluitend indicatief is getest. Om desondanks te kunnen vaststellen dat het hier om heroïne respectievelijk cocaïne gaat, moet ten minste worden vastgesteld dat zij kennelijk uit dezelfde partij afkomstig zijn als de wel door het NFI geteste bolletjes, maar de stoffen waren alle verschillend verpakt en nu juist overduidelijk níet afkomstig van één partij. Van het blauwe en het witte boterhamzakje die respectievelijk goednummer eindigend op 2817 en 2819 hebben gekregen, staat evenmin vast dat deze heroïne bevatten. Niet alleen zijn hiervan geen monsters genomen, maar bovendien vermeldt het proces-verbaal op p. 15 van het dossier dat geringe hoeveelheden van het materiaal uit de (na opsplitsing van goednummer eindigend op -2817 ontstane) goednummers eindigend op 2817-2 en 2817-3 bij de MMC-test positief testten op amfetamine.
De overige stoffen die indicatief zijn getest, kunnen zonder NFI onderzoek evenmin meewegen voor het bewijs, enkel al omdat er geen objectief onderzoek naar is gedaan. De verdachte kan niets verklaren over de stoffen omdat hij er geen weet van had. Ten slotte zij opgemerkt dat het dossier geen verklaringen bevat van bijvoorbeeld gebruikers van verdovende middelen, zodat een dealerindicatie niet feitelijk is onderbouwd.
3.3
Het oordeel van de politierechter
3.3.1
Bewijsmiddelen
- Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [ verbalisant 2] d.d. 4 september 2021, voor zover inhoudende:
Op 4 september 2021 waren wij belast met algehele surveillance. Wij reden over de Sint Gerardusweg te Maastricht en zagen dat ons een scooter tegemoet reed. Wij zagen dat op de scooter twee personen zaten. Wij zagen dat de bestuurder van de scooter bij het zien van ons afsloeg de Heerderdwarsstraat in. Wij volgden de scooter en zagen dat de scooter was voorzien van het Nederlandse blauwe kenteken [nummer kenteken] . Wij gaven de bestuurder van de scooter een stopteken ter controle op grond van artikel 160 Wegenverkeerswet 1994. Wij zagen dat de bestuurder hier vervolgens aan voldeed. Ik, [ verbalisant 2] , vorderde van de bestuurder, de later aangehouden verdachte [naam] , een geldig rij- en kentekenbewijs ter inzage te overhandigen. Wij zagen dat [naam] hieraan voldeed en zagen tevens dat [naam] een joint in zijn linkerhand vasthield. Tegelijkertijd werd door ons beiden de ons ambtshalve bekende geur van hennep waargenomen. Ik, [verbalisant 1] , vorderde van de bijrijder, de later aangehouden verdachte [verdachte] , een geldig identiteitsbewijs ter inzage te overhandigen. Wij zagen dat [verdachte] hieraan voldeed. Wij zagen dat [verdachte] zich behoorlijk zenuwachtig gedroeg. Gezien de bovenstaande feiten en omstandigheden vorderde ik, [verbalisant 1] , de uitlevering van eventuele aanwezige verdovende middelen. Wij zagen dat [naam] een gripzakje uit zijn broekzak haalde met een gebruikershoeveelheid hennep. Wij zagen dat [verdachte] een gripzakje uit zijn broekzak haalde met een gebruikershoeveelheid hennep. Wij zagen dat [verdachte] een zwarte bodywarmer droeg en deze op de buddyseat neerlegde. Wij zagen dat [verdachte] een schoudertasje droeg van het merk Gucci en deze vervolgens nonchalant naast de scooter probeerde weg te moffelen. Derhalve werd dit schoudertasje door ons in beslag genomen waarnaar ik, [verbalisant 1] , het tasje opende. Ik, [verbalisant 1] , zag in het schoudertasje plastieken zakjes zitten, waarvan één met inhoud een aantal ponypacks. Het is ons ambtshalve bekend dat in de ponypacks verdovende middelen van lijst één worden verpakt. Hierop zijn beide verdachten door ons, op zaterdag 4 september 2021, omstreeks 02.00 uur, aangehouden ter zake bezit van verdovende middelen. Verdachte [verdachte] verklaarde spontaan dat hij de inhoud van het schoudertasje had gevonden in het park te Maastricht, nadat hij was gaan urineren.
- de kennisgevingen van inbeslagneming van de verdovende middelen, voor zover inhoudende:
Volgnummer 4
Goednummer : PL2300-2021138778-1443025
Categorie omschrijving : Medicamenten/hulpmiddelen
Object : Verdovende mid
Aantal/eenheid : 10 stuks
Land : Nederland
Inhoud/specificatie : 10 cachets met opschrift pitt bull
Afstand door beslagene : Ja, als eigenaar
Eigenaar : [verdachte] (…)
Volgnummer 7
Goednummer : PL2300-2021138778-1443028
Categorie omschrijving : Medicamenten/hulpmiddelen
Object : Verdovende mid
Land : Nederland
Inhoud/specificatie : Zakje licht bruin poeder 3,3 gram
Afstand door beslagene : Ja, als eigenaar
Eigenaar : [verdachte] (…)
Volgnummer 9
Goednummer : PL2300-2021138778-1443030
Categorie omschrijving : Medicamenten/hulpmiddelen
Object : Verdovende mid
Land : Nederland
Inhoud/specificatie : Zakje licht bruin poeder 2,5 gram
Afstand door beslagene : Ja, als eigenaar
Eigenaar : [verdachte] (…)
Volgnummer 10
Goednummer : PL2300-2021138778-1443031
Categorie omschrijving : Medicamenten/hulpmiddelen
Object : Verdovende mid
Land : Nederland
Inhoud/specificatie : Zakje licht bruin poeder 2,7 gram
Afstand door beslagene : Ja, als eigenaar
Eigenaar : [verdachte] (…)
- het proces-verbaal verdovende middelen d.d. 21 januari 2021, voor zover inhoudende:
Sporendrager
Goednummer : PL2300-2021138778-1443031
SIN : AAOJ5883NL
Relatie met SIN : AAOW2822NL
Omschrijving : Het betrof een transparant kunststof bolletje met
daarin bruin gekleurd poeder
Gewicht netto : 2,45 gram
Aantal monsters : 1
Sporendrager
Goednummer : PL2300-2021138778-1443030
SIN : AAOJ5884NL
Relatie met SIN : AAOW2823NL
Omschrijving : Het betrof een transparant kunststof bolletje met
daarin bruin gekleurd poeder
Gewicht netto : 2,35 gram
Aantal monsters : 1
Sporendrager
Goednummer : PL2300-2021138778-1443028
SIN : AAOJ5886NL
Relatie met SIN : AAOW2826NL
Omschrijving : Het betrof een transparant kunststof bolletje met
daarin bruin gekleurd poeder
Gewicht netto : 3,09 gram
Aantal monsters : 1
Sporendrager
Goednummer : PL2300-2021138778-1443025
SIN : AAOJ5889NL
Relatie met SIN : AAOW2830NL
Omschrijving : Het betrof een dichtgevouwen stukje aluminiumfolie met
daarin wit gekleurd poeder met brokjes
Gewicht netto : 2,78 gram
Aantal monsters : 1
- NFiDENT-rapporten gedateerd 12 januari 2021, voor zover inhoudende:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAOW2830NL poeder en brokjes, wit, uit 2,78 gram; aantal bevat cocaïne
bemonsteringen in onderzoek: een
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAOW2826NL poeder, bruin, uit 3,09 gram, aantal bevat heroïne
bemonsteringen in onderzoek: een
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAOW2823NL poeder, bruin, uit 2,35 gram; aantal bevat heroïne
bemonsteringen in onderzoek: een
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAOW2822NL poeder, bruin, uit 2,46 gram; aantal bevat heroïne
bemonsteringen in onderzoek: een
De verdachte heeft ter terechtzitting van 27 januari 2022 verklaard dat hij het schoudertasje met inhoud voor iemand van A naar B moest brengen.
3.3.2
Bewijsoverwegingen van de politierechter
Met de raadsman is de politierechter van oordeel dat het proces-verbaal te veel vragen oproept om tot een bewezenverklaring te komen van alle in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden verdovende middelen.
Amfetamine, mdma
Niet is onderzocht, althans hiervan blijkt niet uit het dossier, of de verdachte degene was die verbleef op de grote slaapkamer. Op hetzelfde adres stond ook zijn vader ingeschreven. De verdachte heeft op zitting verklaard dat hij samenwoont met zijn vader. Niet ondenkbaar is dat de grote slaapkamer bij zijn vader in gebruik was, in welk geval niet zonder meer kan worden aangenomen dat de verdachte wist van, en beschikkingsmacht had over de verdovende middelen die daar zijn aangetroffen. Het betreft 17 pillen bevattende amfetamine en 3,94 gram bevattende mdma. De verdachte zal dan ook hiervan worden vrijgesproken.
Heroïne
Ook van het blauwe en het witte boterhamzakje uit het Gucci schoudertasje, die bij inbeslagneming goednummers eindigend op 2817 en 2819 hadden gekregen, en waarbij volgens het proces-verbaal verdovende middelen een bruto gewicht van respectievelijk 257,38 en 238,53 gram hoort, staat de inhoud onvoldoende vast.
Uit het proces-verbaal van bevindingen op doorgenummerde pagina 14 blijkt dat “[o]mdat de aanhoudende verbalisanten alles onder één goednummer hebben gezet en in beslag hadden genomen” het blauwe en het witte boterhamzakje ieder een nieuw goednummer hebben gekregen, en wel eindigend op 2817-2 en 2817-3. Van beide zakjes afzonderlijk is het bruto gewicht vastgesteld op 262,1 gram, en de inhoud van beide zakjes scoorde op de indicatieve MMC-test positief op amfetamine. Met de omnummering lijkt het goednummer eindigend op 2819 te zijn vervallen.
Wat daar ook van zij, noch van goednummers eindigend op 2817 en 2819, noch van goedsubnummers eindigend op 2817-2 en 2817-3 zijn monsters genomen die door het NFI zijn getest. Het proces-verbaal vermeldt bij beide goednummers: “Opmerking verbalisanten: Sporendrager is niet geprioriteerd en daartoe enkel indicatief getest.”
Slechts van de monsters met SIN-nummers AAOW2822NL, -2823NL en -2826NL is vastgesteld dat deze heroïne bevatten. Deze horen bij kleine zakjes met goednummers eindigend op 3031, 3030 en 3028, met gewichten van respectievelijk 2,45, 2,35 en 3,09 gram, in totaal derhalve 7,89 gram.
Met de raadsman is de politierechter van oordeel dat de omstandigheid dat is vastgesteld dat in het schoudertasje kleine zakjes met heroïne zaten, niet zonder meer meebrengt dat ook de zakjes met grotere hoeveelheden niet door het NFI geteste bruine brokken en het lichtbruine poeder als heroïne kunnen worden aangemerkt, te minder nu deze volgens de indicatieve MMC-test positief testten op amfetamine.
Cocaïne
Met de raadsman is de politierechter ten slotte van oordeel dat ook voor wat betreft de (vermeende) cocaïne het resultaat van de indicatieve test onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen, nu onvoldoende aannemelijk is dat de bolletjes uit eenzelfde partij afkomstig zijn. Alleen van SIN-nummer AAOW2830NL staat vast dat dit cocaïne betreft. Dit SIN-nummer hoort bij goednummer eindigend op 3025. Hierbij hoort een gewicht van 2,78 gram.
Resumerend kan ten aanzien van de verdachte bewezen worden verklaard dat hij 7,89 gram van een materiaal bevattende heroïne en 2,78 gram van een materiaal bevattende cocaïne bij zich droeg.
Opzet
De verdachte droeg de verdovende middelen in een schoudertasje onder zijn bodywarmer. Over hoe hij aan het tasje kwam, heeft hij wisselend verklaard. Tegenover de politie heeft hij bij zijn aanhouding verklaard dit op de grond te hebben gevonden toen hij in het park was gaan urineren; op zitting heeft hij verklaard dat hij dit voor iemand ‘van A naar B’ moest brengen.
Gelet op de wisselende verklaringen die de verdachte heeft afgelegd over hoe hij aan het tasje was gekomen, de wijze van vervoeren van het tasje en de omstandigheid dat hij, zoals geverbaliseerd, bij de controle het tasje aan het oog probeerde te onttrekken, gaat de politierechter ervan uit dat de verdachte wist wat hij vervoerde, en hierop vol opzet had.
3.4
De bewezenverklaring
De politierechter acht bewezen dat de verdachte
op 4 september 2021 te Maastricht opzettelijk heeft vervoerd 7,89 gram van een materiaal bevattende heroïne en 2,78 van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De politierechter acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft tevens de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat, omdat slechts een zeer beperkte hoeveelheid bewezen kan worden verklaard, moet worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis moet daarom worden opgeheven.
6.3
Het oordeel van de politierechter
Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte zat bij zijn medeverdachte achter op de scooter met in een schoudertasje een handelsvoorraad aan cocaïne en heroïne. Cocaïne en heroïne zijn voor de gezondheid schadelijke middelen. Met name voor heroïne geldt dat bij gebruikers al na enkele weken gebruik verslaving optreedt [1] , die op langere termijn leidt tot maatschappelijk verval. Verslaafden zorgen daarnaast voor overlast doordat zij veelal vermogensdelicten plegen om in hun verslaving te voorzien. Bovendien gaat, zo is in de afgelopen jaren in toenemende mate merkbaar, de handel in verdovende middelen gepaard met andere, waaronder zware vormen van criminaliteit. De verdachte heeft, kennelijk gedreven door de zucht naar geldelijk gewin, hieraan bewust een bijdrage geleverd. De politierechter rekent hem dit zwaar aan. Naar het oordeel van de politierechter komt alleen een gevangenisstraf tegemoet aan de ernst van het feit. Bovendien zal alleen van een gevangenisstraf van enige duur voldoende afschrikkende werking uitgaan, niet alleen voor de verdachte zelf maar ook voor anderen die een carrière als dealer ambiëren.
De politierechter zal de verdachte, die blijkens zijn justitiële documentatie eerder voor artikel 2 van de Opiumwet is veroordeeld, die hier kennelijk geen lering uit heeft getrokken en die ook ter terechtzitting op geen enkele wijze ervan blijk heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien, daarom een gevangenisstraf opleggen van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Oriëntatiepunten
De politierechter is zich ervan bewust dat zij hiermee afwijkt van de LOVS oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten, die in oorsprong niet meer beoogden dan een gemiddelde weer te geven van wat in den lande voor vergelijkbare gevallen aan straffen wordt opgelegd, worden steeds meer als ‘richtlijnen’ gezien waarop de advocatuur zich kan beroepen. Dit brengt het gevaar mee, dat een rechter zich niet langer voldoende vrij voelt om haar straftoemeting af te stemmen op de persoon van de dader en de specifieke omstandigheden waaronder het feit wordt begaan. Ook de maatschappelijke context waarin het feit moet worden geplaatst, krijgt in een rigide toepassing van de oriëntatiepunten te weinig aandacht. In deze zaak wordt de context gevormd door een verontrustende toename van de handel in met name heroïne in de regio, met een merkbare verloedering tot gevolg.
Voorlopige hechtenis
Omdat de opgelegde gevangenisstraf de duur van het reeds ondergane voorarrest overstijgt, en de verdachte in een schorsing van de voorlopige hechtenis loopt, zal de politierechter de schorsing opheffen. De politierechter zal tevens bepalen dat de voorlopige hechtenis eindigt zodra deze gelijk is aan de opgelegde straf.

7.Het beslag

7.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de inbeslaggenomen gelden moeten worden teruggegeven aan de verdachte. Er bestaat onvoldoende verband tussen het aangetroffen geld en het ten laste gelegde feit.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het in beslag genomen geld vatbaar is voor verbeurdverklaring.
7.3
Het oordeel van de politierechter
Nu ten aanzien van de verdachte slechts het vervoeren van verdovende middelen bewezen is verklaard, kan niet worden geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot het onder hem in beslag genomen geld is begaan. De politierechter zal daarom de teruggave hiervan aan de verdachte gelasten. [2]

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De politierechter:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
  • heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis;
  • heft de voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf;
Beslag
- beveelt de teruggave aan de verdachte van de volgende in beslag genomen voorwerpen:
€ 755;
€ 700.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. Witteman, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. drs. B.C. van Wijmen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 februari 2022.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging tenlastelegging - ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 4 september 2021 te Maastricht opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 17 pillen bevattende een materiaal bevattende amfetamine, 3,94 gram van een materiaal bevattende mdma, 2,78 en 1,8 gram van een materiaal bevattende cocaïne, 501,88 gram en 7,09 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde amfetamine en/of mdma en/of cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )

Voetnoten

1.Kun je verslaafd raken aan heroïne? - Jellinek (https://www.jellinek.nl/vraag-antwoord/kun-je-verslaafd-raken-aan-heroine/)
2.Zie Hoge Raad 13 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1607.