3.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] deed op 10 mei 2019 aangifte van verkrachting door de verdachte, gepleegd op 28 april 2019 en verklaarde – zakelijk weergegeven en voor zover relevant – het volgende:
[verdachte] (
de verdachte) en ik zouden bij de Albert Heijn in Hoensbroek afspreken. Ik had hem van te voren geappt dat hij niet aan mij moest komen omdat hij dan een probleem had. Daar bleef hij vragen over stellen. Ik wilde daar geen uitleg over geven en dat viel bij hem verkeerd. Hij gooide mij toen tegen de muur en hij vertelde dat ik hem boos maakte en dat hij dit respectloos vond. Toen duwde hij mij nog een keer tegen de muur en toen had hij zijn hand op mijn keel met een duim aan de ene kant van mijn nek en de andere vier vingers aan de andere zijde van mijn nek. Ik voelde angst maar ik voelde geen pijn maar ik schrok en ik kreeg even geen lucht. Ik voelde mij erg bedreigd en ik was bang voor wat er zou gaan komen. Ik dacht alleen maar ik hoop dat ik er levend uitkom. Hij trok mij mee omdat hij wilde lopen. Wij zijn achter de gebouwen langs gelopen en toen liepen wij achter het tweede gebouw langs. Hij zei dat hij naar binnen wilde en ik zei dat ik niet mee wilde. Hij hield een sleutel tegen mijn nek en zei dat ik mee naar binnen moest. Ik zei tegen hem dat hij normaal moest doen en dat hij mij los moest laten. Toen duwde hij mij de trapjes af richting de deur. Hij hield mij vast, maakte de deur open en duwde mij tegen mijn rug naar binnen. Ik had geen andere keuze. Hij zei tegen mij dat ik naar de woonkamer moest lopen. Hij zei doe je tasje af en ga zitten. Ik liet alles aan en wilde gewoon weg. Toen kwam hij dichterbij mij zitten en ik schoof weer van hem weg op de bank. Hij zei dat ik iets goed te maken had. Hij zei dat hij nu ging bepalen wat wij gaan doen. Hij stond toen op en ik moest ook opstaan en ik moest naar de slaapkamer. Hij zei doe je jas uit. Hij pakte de bovenzijde van mijn broek ter hoogte van mijn heupen en begon daaraan te trekken naar beneden. Ik zei tegen hem dat ik dat niet wilde. Hij duwde mij het bed op en hij had zijn hand weer om mijn keel. Dat deed hij met zijn linkerhand en zijn rechterhand hield hij met een gebalde vuist boven mijn gezicht. Hij zei tegen mij: "Kleed je uit!". Ik heb toen wel zelf mijn kleren uitgedaan. Hij zei dat ik recht op bed moest gaan liggen met mijn hoofd op het kussen. Toen begon hij mij met zoenen op de mond. Hij probeerde te tongzoenen maar dat ging niet want ik deed niets. Toen ging hij met zijn vingers richting mijn vagina. Hij ging met zijn vingers rond mijn schaamlippen ronddraaiende bewegingen maken en daarna ging hij met zijn vingers in mijn vagina. Hij stak zijn vingers, twee vingers, in mijn vagina. En toen had hij opeens een stijve. Ik zag dat hij zijn penis vast hield met zijn hand en toen ging hij met zijn penis in mijn vagina. Dat ging heel moeilijk omdat ik gespannen was. Hij kreeg zijn penis niet in mijn vagina. Hij bleef met zijn penis tegen mijn vagina aan duwen. Ik voelde pijn. Het lukte niet dus ik moest mij omdraaien en dan zou hij mij masseren zodat ik minder gespannen zou zijn. Ik ging op mijn buik liggen en hij begon mij te masseren bij mijn heupen en daar bij mijn onderrug. Ik lag nog steeds op mijn buik en toen ging hij bij mij naar binnen, met zijn penis in mijn vagina. Hoe zijn penis in mijn vagina is gekomen dat weet ik niet. Hij ging vol gas rijden. Hij zat op zijn knieën en ging heen en weer. Een keer stopte hij omdat ik lag te huilen en zei dat het pijn deed. Van te voren en tijdens de seks heb ik gezegd dat ik het niet wilde. Ik weet nog precies dat het van 01.12 uur tot 01.46 uur op de slaapkamer gebeurde; er stond een digitale klok met blauwe cijfers op het nachtkastje naast het bed, vlak bij het raam.
De door aangeefster afgelegde verklaring vindt steun in de eerder door haar afgelegde verklaring ten tijde van het eerste contact met de politie direct ná de verkrachting, alsmede in de verklaring afgelegd ten tijde van het informatief gesprek zeden en in haar handgeschreven en overgelegde aantekeningen uit haar dagboek.
[naam 1] , de stiefvader van aangeefster, is gehoord als getuige en heeft de volgende verklaring afgelegd:
[slachtoffer] (
noot rechtbank: aangeefster) heeft mij gebeld op 28 april 2019 om 01.57 uur in de nacht en zij vertelde mij huilend en schokkend: "Ik ben verkracht geworden". Ik ben aan de telefoon gebleven, ik heb mij aangekleed en ik ben naar [slachtoffer] gegaan. Ik heb vooral geprobeerd haar rustig te krijgen want ze was in shock. Er kwam niet veel uit [slachtoffer] . Als ze wat probeerde te zeggen, kwam dat er snikkend en huilend uit. [slachtoffer] had rode vlekken in haar nek en op haar linker- of rechterarm afdrukken van het vastpakken.
[naam 2] , de zus van aangeefster, is gehoord als getuige en heeft de volgende verklaring afgelegd over de verkrachting op 28 april 2019:
De dag erna in de ochtend was [slachtoffer] thuis en toen heeft ze mij gebeld. Ik ben toen naar haar toegegaan. Toen stond ze onder de douche want ze had weer blauwe plekken en zij voelde zich heel vies. Ik ben met haar onder de douche gaan staan en toen vertelde ze wat er was gebeurd. Ze had op allebei de armen blauwe plekken, ze had blauwe plekken op haar dijen
richting haar vagina. Ze gaf toen aan dat haar vagina pijn deed. Ik heb toen gekeken en ik zag dat haar schaamlippen rood en gezwollen waren. Je kon wel zien dat het hardhandig was gebeurd.
Aangeefster heeft op 28 april 2019 in het MUMC+ meegewerkt aan een Forensisch Medisch Onderzoek. Forensisch arts Berkhout heeft celmateriaal veiliggesteld ten behoeve van DNA-onderzoek. Voorts heeft Berkhout de volgende zichtbare letsels geconstateerd:
- op de linker bovenarm een oppervlakkige/grillige bloeduitstorting;
- 2 mm ontvelling bij het perineum;
- 1 cm roodheid/oppervlakkige afschaving linker zijde vagina.
Op basis van de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek is in de deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, uitgevoerd door The Maastricht Forensic Institute, het volgende geconcludeerd:
De bemonstering ZAAC9402NL#05SF (in de anus van aangeefster) bevat een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren, waarvan zeker één man. Aangeefster en de verdachte kunnen donor zijn.
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [slachtoffer] en [verdachte]
.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [slachtoffer] en een
onbekende, niet verwante persoon.
In dat geval zijn de resultaten van het onderzoek extreem veel waarschijnlijker wanneer
hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Bewijsoverwegingen
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar op 28 april 2019 in zijn woning, tegen haar wil vaginaal heeft gepenetreerd. De verdachte heeft ontkend dat er seksuele handelingen tussen hem en aangeefster hebben plaatsgevonden.
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verklaringen van de aangeefster – mede gelet op de verweren die zijn opgeworpen door de verdediging - betrouwbaar zijn. Immers, enkel betrouwbare verklaringen kunnen als uitgangspunt dienen voor de verdere beoordeling van de aan de verdachte tenlastegelegde feiten. Indien de eerste vraag bevestigend beantwoord wordt, dient zich vervolgens de tweede vraag aan: is er voldoende steun voor die verklaringen te vinden in ander bewijsmateriaal?
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De rechtbank acht de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar, bij welke beoordeling zij ook de psychische geschiedenis van aangeefster heeft betrokken. Allereerst is daarvoor van belang dat aangeefster op 10 mei 2019 bij de politie uitgebreid, op hoofdlijnen consistent en gedetailleerd – zoals over het precieze tijdstip en de duur van de verkrachting, die zij kon zien op de digitale klok naast het bed van de verdachte - heeft verklaard omtrent hetgeen zich heeft afgespeeld in de nacht van 28 april 2019. Deze verklaring komt ook in essentie overeen met de verklaringen van aangeefster afgelegd tegenover de politie op 28 april 2019, tijdens het informatief gesprek zeden en met de aantekeningen in haar dagboek over de gebeurtenissen. De inconsistenties waarop de raadsman heeft gewezen, zijn - voor zover daarvan al sprake is - niet van dien aard dat daarom aan de betrouwbaarheid van de verklaringen moet worden getwijfeld. Daarbij benadrukt de rechtbank dat de aangeefster, nadat zij later was geconfronteerd met het aantreffen van DNA van de verdachte in haar anus, enkel heeft verklaard: ‘Ik denk dat ik het niet door heb gehad aangezien ik zo onder spanning was’; van een ‘aanpassing’ van haar verklaring is op dit punt dus geenszins sprake. Dat aangeefster voorts in het eerste contact met de politie, in het contact met haar stiefvader en haar zus terughoudend is geweest in het delen van hetgeen tussen haar en de verdachte precies is voorgevallen, acht de rechtbank niet onbegrijpelijk. Uit het dossier blijkt immers dat aangeefster zich schaamde en dat zij moeite heeft met het delen van de seksuele ervaringen tussen haar en de verdachte.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster heeft de rechtbank ook acht geslagen op andere bewijsmiddelen. Van groot gewicht acht de rechtbank het aantreffen van DNA-materiaal in de anus van aangeefster, van welk materiaal – zo concludeert de rechtbank op basis van de resultaten van het DNA-onderzoek - de verdachte de donor is geweest. Hoewel onbekend is of het celmateriaal sperma betreft, wijst de aanwezigheid van celmateriaal van de verdachte in de anus van aangeefster op intiem contact tussen hem en de aangeefster. De verdachte heeft ook geen enkele (laat staan: plausibele) alternatieve verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn celmateriaal. Dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld hoe dit celmateriaal in de anus van aangeefster terecht is gekomen – aangeefster heeft immers geen aangifte gedaan van anale verkrachting -, doet aan het voorgaande niet af.
Dat er intiem, seksueel contact is geweest tussen de verdachte en de aangeefster, vindt derhalve bevestiging in het sporenonderzoek. Dat dit contact van de zijde van de aangeefster niet vrijwillig is geweest, blijkt uit het fysieke letsel dat bij haar kort na het voorval is geconstateerd door verschillende personen en uit de hevige emoties bij haar, met name toen zij haar stiefvader direct na de verkrachting belde. De rechtbank is van oordeel dat zich in het dossier geen enkele aanwijzing bevindt dat aangeefster uit is geweest op aandacht en derhalve een valse aangifte zou hebben afgelegd en derhalve haar aangifte niet betrouwbaar zou zijn.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer, inhoudende dat de verklaringen van aangeefster en al wat daaruit volgt van het bewijs moeten worden uitgesloten. Ook acht de rechtbank het, gelet op het bovenstaande en de daaraan door de raadsman ten grondslag gelegde motivering, niet noodzakelijk om enig onderzoek te laten verrichten naar de vraag of het mogelijk is dat geen DNA van de verdachte in de vagina van aangeefster is aangetroffen, als hij aangeefster op de door haar beschreven wijze zou hebben verkracht.
Steunbewijs
Uit het voorgaande volgt tevens dat er naar het oordeel van de rechtbank voldoende steunbewijs is voor de aangifte van verkrachting, zodat zij het tenlastegelegde feit bewezen acht, met uitzondering van de anale penetratie, waarover de aangeefster immers zelf niet heeft verklaard.
Feit 2: vrijspraak
Aangeefster heeft in januari 2018 aangifte gedaan van verkrachting door de verdachte, die op 6 december 2016 zou hebben plaatsgevonden. De verdachte heeft ook dit feit ontkend.
De rechtbank stelt voorop dat zij ook hier geen aanleiding heeft te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door aangeefster afgelegde verklaring. Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank evenwel in het dossier onvoldoende overtuigend steunbewijs voor deze aangifte. Zo zijn het bericht dat de verdachte op 30 december 2017 naar aangeefster stuurde met de inhoud: ‘ik was je eerste’ en het antwoord van aangeefster daarop: ‘ja dus’ naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek en in tijd te ver van de gestelde verkrachting gestuurd om met voldoende mate van zekerheid te kunnen concluderen dat deze conversatie betrekking had op een verkrachting op 6 december 2016. Ook de door de moeder van aangeefster afgelegde verklaring op 24 maart 2020 over de verkrachting op 6 december 2016 acht de rechtbank te weinig specifiek om als steunbewijs te kunnen dienen.
Gelet op het vorenstaande is niet voldaan aan het wettelijk bewijsminimum en zal de rechtbank de verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 3
Bewijsmiddelen
Op 15 februari 2021 deed [slachtoffer] aangifte van stalking door de verdachte,op 22 maart 2021 gevolgd door een klacht.Bij haar aangifte heeft aangeefster een uitdraai overgelegd van door haar via Facebook ontvangen berichten van de verdachte over de periode van 12 februari 2020 tot en met 28 januari 2021.De verdachte stuurde in die hele periode talrijke berichten naar aangeefster, waaronder:
- ‘ik wil even met je praten’, ‘ik ben niet boos’, ‘ik hoop je snel te zien’ (12 februari 2020);
- ‘ik stop niet tot we hebben gepraat’ (15 februari 2020);
- ‘ik kan niet wachten om je tegen te komen’ (26 februari 2020);
- ‘kan niet wachten om je tegen te komen benieuwd wat je smoes nu gaat zijn’, ‘jij gaat zwaar spijt krijgen’ (26 maart 2020);
- ‘ook al duurt het jaren ik kom je tegen want ik stop niet’ (21 april 2020);
- ‘praat met me’, ‘zo komen er toch niet vooruit’, ‘want zoals ik zei ik stop niet’ (5 oktober 2020).
Namens aangeefster heeft mr. Regter op 16 februari 2021 WhatsApp gesprekken tussen de verdachte en aangeefster over de periode 1 november 2017 tot en met 4 september 2018 overgelegd.Aangeefster stuurde naar aanleiding van berichten van de verdachte, op 15 november 2017 het volgende bericht terug aan de verdachte:
- ‘ ‘Sorry maar eigenlijk heb ik hier geen zin meer in en vraag je nu eigenlijk om te stoppen met me te appen en me dus met rust te laten’.
De verdachte stuurde vervolgens onder andere naar aangeefster:
- ‘ook al spreek ik je 10 jaar niet ik vergeet jou nooit’ (15 november 2017);
- ‘je bent wat ik altijd al wou’, ‘je bent geweldig’, ‘ik ga echt goed voor je zorgen’ (30 december 2017);
- ‘ik vond het leuk laatste keer dat ik je zag’, ‘gun jezelf wat plezier’, ‘wil je iets gaan drinken ofzo’ (30 augustus 2018);
- ‘kom je vanavond’, ‘ik wil je zien’, ‘pff [slachtoffer] niet zo’ (1 september 2018);
- ‘enigste wat ik wil is bij je zijn ik kan je geluk aanbieden’ (4 september 2018);
Op 13 juli 2020 legde aangeefster de WhatsApp berichten tussen haar en de verdachte over de periode van 18 november 2018 tot en met 28 april 2019 over.Onder andere is het volgende verstuurd:
19-11-18 13:18 - [verdachte] : Ik verwacht je woensdag te zien
19-11-18 15:07 - [slachtoffer] : Ik kom woensdag niet hoor
19-11-18 21:34 - [slachtoffer] : Hoezo ga je me niet rust laten nu?
19-11-18 21:34 - [verdachte] : omdat je het nodig hebt
19-11-18 21:39 - [verdachte] : en omdat ik om je geef
19-11-18 21:39 - [slachtoffer] : Ik heb niks nodig
28-12-18 16:15 - [verdachte] : Wanneer kom je
28-12-18 17:02 - [slachtoffer] : Niet zoals ik al heel vaak heb gezegd
28-12-18 17:21 - [verdachte] : jawel
28-12-18 19:21 - [slachtoffer] : Nee!!
11-01-19 15:07 - [verdachte] : neuken?
13-01-19 22:46 - [verdachte] : Ik ga niet stoppen
13-01-19 23:27 - [verdachte] : Ik stop als je komt
13- 01-19 23:30 - [verdachte] : Heb je gezegt als je komt praten we het uit hoor je nooit meer van me
18-01-19 22:08 - [slachtoffer] : Laat me gewoon met rust
26-01-19 13:14 - [verdachte] : pff echt zin om je te zien
26-01-19 13:14 - [verdachte] : Word echt lekkrt
26-01-19 15:10 - [verdachte] : Maar je bent bang
26-01-19 15:15 - [verdachte] : jammer
26-01-19 15:40 - [verdachte] : Ja als je bent geweest
26-01-19 15:41 - [verdachte] : dan heb je me woord ik stop
29-01-19 17:08 - [slachtoffer] : Je hebt alleen mar grote praatjes en verder doe je toch niks. Als je dit zo graag had gewild dan had je er allang voor gezorgd maar je doet niks. Dus stop nou gewoon en laat me met rust
29-01-19 18:41 - [verdachte] : als je komt hou ik op
29-01-19 20:12 - [verdachte] : Kom
29-01-19 20:15 - [slachtoffer] : Nee
30-01-19 15:40 - [slachtoffer] : Laat me gewoon met rust
30-01-19 15:40 - [verdachte] : nooit
30-01-19 15:40 - [verdachte] : of ja
30-01-19 15:41 - [verdachte] : als je komt laat ik je met rust
30-01-19 15:42 - [slachtoffer] : Ik kom niet
25-02-19 09:48 - [slachtoffer] : Ik wil helemaal niks van jou dus laat het gewoon
25-02-19 09:50 - [verdachte] : Tot je komt
25-02-19 09:50 - [verdachte] : stop ik niet
25-02-19 09:51 - [verdachte] : Maar nadat je bent geweest hou ik me aan me woord en verwijder je nr
26- 04-19 01:10 - [slachtoffer] : Ik weet niet wat jij denkt maar ik ga niet komen. Ik snap niet datje zo graag wilt dat ik kom. Hou gewoon op en ga een leven leiden zonder mij
26-04-19 07:19 - [verdachte] : nope jij heb al genoeg besloten
26-04-19 07:21 - [verdachte] : zolang je niet komt word ik alleen maar agressiever
26-04-19 07:22 - [verdachte] : sta niet in voor wat kan gebeuren
26-04-19 07:34 - [verdachte] : keuze aan jou
Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte gebruik maakte van het telefoonnummer [nummer] en dat zij de door haar ontvangen WhatsApp-berichten van de verdachte van dit telefoonnummer ontving. De individueel begeleider van de verdachte, [naam 3] , heeft tegenover de politie op 8 april 2021 verklaard dat hij sinds 21 september 2017 met de verdachte contact heeft via het telefoonnummer [nummer] .
Aan de verdachte zijn tijdens zijn verhoor op 23 februari 2021 verschillende WhatsApp berichten voorgehouden die hij aan aangeefster verstuurd zou hebben. Op de vraag of hij de berichten heeft geschreven, heeft de verdachte geantwoord: ‘Dat is duidelijk toch. Dat staat er toch. (..) Ik heb misschien domme dingen gedaan op app praten, maar dat is praten.’
De verbalisant vroeg vervolgens: ‘even voor de duidelijkheid, wat wij jou net hebben voorgelezen, heb jij naar [slachtoffer] geschreven?’, waarop de verdachte antwoordde: ‘ja, daar kom je niet onder uit’.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de door de verdachte gestuurde berichten aan aangeefster, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster, zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
De rechtbank heeft voorts geen enkele twijfel dat de verdachte degene is geweest die de berichten via Facebook en WhatsApp naar aangeefster heeft verzonden, zodat de rechtbank ook geen noodzaak ziet om onderzoek te laten doen naar de herkomst van de door aangeefster aangeleverde berichten. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor bekend dat de aan hem voorgehouden berichten door hem aan aangeefster zijn gestuurd. De verdachte heeft niet verklaard dat de overige door aangeefster ontvangen berichten níet van hem zijn. Bovendien blijkt uit de verklaring van de individueel begeleider van de verdachte dat hij met de verdachte contact had via hetzelfde telefoonnummer als waarvan aangeefster de berichten van de verdachte ontving. Daar komt nog bij dat alle berichten dezelfde strekking hebben.
Op grond van de genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging.
Pleegperiode
De rechtbank bepaalt de pleegperiode van de belaging op 15 november 2017 tot en met 28 januari 2021. Blijkens de door aangeefster overgelegde berichten heeft aangeefster op 15 november 2017 voor het eerst uitdrukkelijk aan de verdachte een bericht gestuurd waarin zij hem duidelijk maakte dat hij moest stoppen met contact zoeken. De verdachte negeerde dit, en ook de overige door aangeefster gestuurde berichten dat zij wilde dat de verdachte zou stoppen. Dit duurde tot 28 januari 2021. Daarom beperkt de rechtbank de pleegperiode tot deze begin- en einddatum.