ECLI:NL:RBLIM:2022:9982

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
03.096619.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en belaging met gevangenisstraf van 4 jaren

Op 13 december 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en belaging. De verdachte, geboren in 1987, werd bijgestaan door zijn advocaat mr. W.R. Smeets. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 november 2022, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde raadsman wel. Het slachtoffer, bijgestaan door haar advocaat mr. K.D. Regter, was ook aanwezig. De tenlastelegging omvatte drie feiten: de verkrachting van het slachtoffer op 28 april 2019, een tweede verkrachting op 6 december 2016, en stalking in de periode van 1 november 2017 tot en met 15 februari 2021.

De rechtbank oordeelde dat de aangifte van het slachtoffer betrouwbaar was, ondersteund door getuigenverklaringen en DNA-onderzoek. De verdachte ontkende de feiten en voerde aan dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent waren. De rechtbank verwierp deze argumenten en achtte het eerste feit, de verkrachting op 28 april 2019, bewezen. Het tweede feit, de verkrachting op 6 december 2016, werd niet bewezen door onvoldoende steunbewijs, en de verdachte werd hiervoor vrijgesproken. Het derde feit, de stalking, werd wel bewezen op basis van de vele berichten die de verdachte naar het slachtoffer had gestuurd.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vier jaren op voor de bewezenverklaarde feiten van verkrachting en belaging. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die een bedrag van € 13.300,32 vorderde, waarvan € 3.300,32 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade. De rechtbank wees de vordering gedeeltelijk toe en legde de schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.096619.21
tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.R. Smeets, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 november 2022. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Tevens is verschenen het slachtoffer [slachtoffer] , bijgestaan door haar advocaat mr. K.D. Regter.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 28 april 2019 te Hoensbroek [slachtoffer] heeft verkracht;
Feit 2:op 6 december 2016 te Hoensbroek [slachtoffer] heeft verkracht;
Feit 3: in de periode van 1 november 2017 tot en met 15 februari 2021 [slachtoffer] heeft gestalkt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten bewezen en voert daartoe het volgende aan.
Feit 1
De aangifte van [slachtoffer] is betrouwbaar, daar het een volledige, consistente verklaring betreft met voldoende details. Zij is verschillende keren gehoord (in de nacht van de verkrachting, in het informatief gesprek zeden en bij de rechter-commissaris). [slachtoffer] heeft tijdens al deze, op verschillende momenten, afgelegde verklaringen gedetailleerd en consistent verklaard over de verkrachting op 28 april 2019. Het door [slachtoffer] geschreven en overgelegde dagboek, de getuigenverklaringen van haar stiefvader, moeder en zus, het waargenomen letsel en de DNA-rapportage bieden voorts voldoende steunbewijs om tot een bewezenverklaring van de verkrachting op 28 april 2019 te komen.
Feit 2
De aangifte is betrouwbaar, daar het een volledige en consistente verklaring betreft, hoewel [slachtoffer] pas in 2018 aangifte heeft gedaan. Gelet op de door de moeder en zus van [slachtoffer] afgelegde getuigenverklaringen, alsmede het proces-verbaal van bevindingen over bepaalde berichten die de verdachte aan [slachtoffer] heeft gestuurd in de periode ná de eerste verkrachting en vóór de tweede verkrachting, is er voldoende steunbewijs.
Feit 3
In de WhatsApp- en facebookberichten heeft [slachtoffer] meermaals te kennen gegeven dat de verdachte moest stoppen met het sturen van berichten. Desondanks ging de verdachte hiermee door. Tijdens het politieverhoor heeft de verdachte bekend dat de aan hem tijdens dit verhoor voorgehouden berichten door hem aan [slachtoffer] verstuurd zijn.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten. De verklaringen van aangeefster zijn onbruikbaar voor het bewijs, gelet op verschillende discrepanties, tegenstrijdigheden en onjuistheden in deze verklaringen. Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Feit 1
De verdachte ontkent dit feit. De stiefvader van aangeefster heeft verklaard dat aangeefster in het verleden manipulerend gedrag vertoonde om aandacht te krijgen. De door aangeefster afgelegde verklaringen over de vermeende verkrachting op 28 april 2019 zijn op bepaalde punten niet gedetailleerd, tegenstrijdig aan elkaar en tegenstrijdig met overig bewijs en zij heeft haar verklaring in de loop der tijd aangepast. Zo heeft zij eerst verklaard dat de verdachte met zijn penis in haar vagina is gegaan, om vervolgens – na confrontatie met de uitslag van het DNA-onderzoek, inhoudende dat DNA-materiaal van mogelijk de verdachte in haar anus is aangetroffen – te verklaren dat zij niet meer weet hoe het precies is gegaan. Dat er geen DNA van de verdachte in de vagina van aangeefster is aangetroffen, past niet bij haar verklaring over hoe de verkrachting volgens haar is gegaan. De door de stiefvader, moeder en zus van aangeefster afgelegde getuigenverklaringen zijn niet bruikbaar als steunbewijs. Zij verklaren over de emotionele toestand van aangeefster na de verkrachtingen, maar die emotionele toestand is beïnvloed door haar borderline-diagnose, welke diagnose zij al had vóór de vermeende verkrachtingen.
Feit 2
De verdachte ontkent dit feit. De aangeefster heeft pas na geruime tijd na het tenlastegelegde feit in 2016, namelijk in 2018, besloten aangifte te doen. De verklaring is bovendien niet betrouwbaar en vindt geen steun in andere bewijsmiddelen. Er is niet voldaan aan het bewijsminimum.
Feit 3
De verdenking is gebaseerd op WhatsAppgesprekken en facebookberichten die door aangeefster zélf zijn aangeleverd, waardoor de juistheid en volledigheid van deze aangeleverde gesprekken niet getoetst kan worden, zodat zij niet als bewijsmiddel kunnen dienen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] deed op 10 mei 2019 aangifte van verkrachting door de verdachte, gepleegd op 28 april 2019 en verklaarde – zakelijk weergegeven en voor zover relevant – het volgende:
[verdachte] (
de verdachte) en ik zouden bij de Albert Heijn in Hoensbroek afspreken. Ik had hem van te voren geappt dat hij niet aan mij moest komen omdat hij dan een probleem had. Daar bleef hij vragen over stellen. Ik wilde daar geen uitleg over geven en dat viel bij hem verkeerd. Hij gooide mij toen tegen de muur en hij vertelde dat ik hem boos maakte en dat hij dit respectloos vond. Toen duwde hij mij nog een keer tegen de muur en toen had hij zijn hand op mijn keel met een duim aan de ene kant van mijn nek en de andere vier vingers aan de andere zijde van mijn nek. Ik voelde angst maar ik voelde geen pijn maar ik schrok en ik kreeg even geen lucht. Ik voelde mij erg bedreigd en ik was bang voor wat er zou gaan komen. Ik dacht alleen maar ik hoop dat ik er levend uitkom. Hij trok mij mee omdat hij wilde lopen. Wij zijn achter de gebouwen langs gelopen en toen liepen wij achter het tweede gebouw langs. Hij zei dat hij naar binnen wilde en ik zei dat ik niet mee wilde. Hij hield een sleutel tegen mijn nek en zei dat ik mee naar binnen moest. Ik zei tegen hem dat hij normaal moest doen en dat hij mij los moest laten. Toen duwde hij mij de trapjes af richting de deur. Hij hield mij vast, maakte de deur open en duwde mij tegen mijn rug naar binnen. Ik had geen andere keuze. Hij zei tegen mij dat ik naar de woonkamer moest lopen. Hij zei doe je tasje af en ga zitten. Ik liet alles aan en wilde gewoon weg. Toen kwam hij dichterbij mij zitten en ik schoof weer van hem weg op de bank. Hij zei dat ik iets goed te maken had. Hij zei dat hij nu ging bepalen wat wij gaan doen. Hij stond toen op en ik moest ook opstaan en ik moest naar de slaapkamer. Hij zei doe je jas uit. Hij pakte de bovenzijde van mijn broek ter hoogte van mijn heupen en begon daaraan te trekken naar beneden. Ik zei tegen hem dat ik dat niet wilde. Hij duwde mij het bed op en hij had zijn hand weer om mijn keel. Dat deed hij met zijn linkerhand en zijn rechterhand hield hij met een gebalde vuist boven mijn gezicht. Hij zei tegen mij: "Kleed je uit!". Ik heb toen wel zelf mijn kleren uitgedaan. Hij zei dat ik recht op bed moest gaan liggen met mijn hoofd op het kussen. Toen begon hij mij met zoenen op de mond. Hij probeerde te tongzoenen maar dat ging niet want ik deed niets. Toen ging hij met zijn vingers richting mijn vagina. Hij ging met zijn vingers rond mijn schaamlippen ronddraaiende bewegingen maken en daarna ging hij met zijn vingers in mijn vagina. Hij stak zijn vingers, twee vingers, in mijn vagina. En toen had hij opeens een stijve. Ik zag dat hij zijn penis vast hield met zijn hand en toen ging hij met zijn penis in mijn vagina. Dat ging heel moeilijk omdat ik gespannen was. Hij kreeg zijn penis niet in mijn vagina. Hij bleef met zijn penis tegen mijn vagina aan duwen. Ik voelde pijn. Het lukte niet dus ik moest mij omdraaien en dan zou hij mij masseren zodat ik minder gespannen zou zijn. Ik ging op mijn buik liggen en hij begon mij te masseren bij mijn heupen en daar bij mijn onderrug. Ik lag nog steeds op mijn buik en toen ging hij bij mij naar binnen, met zijn penis in mijn vagina. Hoe zijn penis in mijn vagina is gekomen dat weet ik niet. Hij ging vol gas rijden. Hij zat op zijn knieën en ging heen en weer. Een keer stopte hij omdat ik lag te huilen en zei dat het pijn deed. Van te voren en tijdens de seks heb ik gezegd dat ik het niet wilde. Ik weet nog precies dat het van 01.12 uur tot 01.46 uur op de slaapkamer gebeurde; er stond een digitale klok met blauwe cijfers op het nachtkastje naast het bed, vlak bij het raam. [2]
De door aangeefster afgelegde verklaring vindt steun in de eerder door haar afgelegde verklaring ten tijde van het eerste contact met de politie direct ná de verkrachting, alsmede in de verklaring afgelegd ten tijde van het informatief gesprek zeden en in haar handgeschreven en overgelegde aantekeningen uit haar dagboek. [3] [4] [5]
[naam 1] , de stiefvader van aangeefster, is gehoord als getuige en heeft de volgende verklaring afgelegd:
[slachtoffer] (
noot rechtbank: aangeefster) heeft mij gebeld op 28 april 2019 om 01.57 uur in de nacht en zij vertelde mij huilend en schokkend: "Ik ben verkracht geworden". Ik ben aan de telefoon gebleven, ik heb mij aangekleed en ik ben naar [slachtoffer] gegaan. Ik heb vooral geprobeerd haar rustig te krijgen want ze was in shock. Er kwam niet veel uit [slachtoffer] . Als ze wat probeerde te zeggen, kwam dat er snikkend en huilend uit. [slachtoffer] had rode vlekken in haar nek en op haar linker- of rechterarm afdrukken van het vastpakken. [6]
[naam 2] , de zus van aangeefster, is gehoord als getuige en heeft de volgende verklaring afgelegd over de verkrachting op 28 april 2019:
De dag erna in de ochtend was [slachtoffer] thuis en toen heeft ze mij gebeld. Ik ben toen naar haar toegegaan. Toen stond ze onder de douche want ze had weer blauwe plekken en zij voelde zich heel vies. Ik ben met haar onder de douche gaan staan en toen vertelde ze wat er was gebeurd. Ze had op allebei de armen blauwe plekken, ze had blauwe plekken op haar dijen
richting haar vagina. Ze gaf toen aan dat haar vagina pijn deed. Ik heb toen gekeken en ik zag dat haar schaamlippen rood en gezwollen waren. Je kon wel zien dat het hardhandig was gebeurd. [7]
Aangeefster heeft op 28 april 2019 in het MUMC+ meegewerkt aan een Forensisch Medisch Onderzoek. Forensisch arts Berkhout heeft celmateriaal veiliggesteld ten behoeve van DNA-onderzoek. Voorts heeft Berkhout de volgende zichtbare letsels geconstateerd:
  • op de linker bovenarm een oppervlakkige/grillige bloeduitstorting;
  • 2 mm ontvelling bij het perineum;
  • 1 cm roodheid/oppervlakkige afschaving linker zijde vagina.
Op basis van de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek is in de deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, uitgevoerd door The Maastricht Forensic Institute, het volgende geconcludeerd:
De bemonstering ZAAC9402NL#05SF (in de anus van aangeefster) bevat een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren, waarvan zeker één man. Aangeefster en de verdachte kunnen donor zijn.
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [slachtoffer] en [verdachte]
.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [slachtoffer] en een
onbekende, niet verwante persoon.
In dat geval zijn de resultaten van het onderzoek extreem veel waarschijnlijker wanneer
hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. [9] [10]
Bewijsoverwegingen
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar op 28 april 2019 in zijn woning, tegen haar wil vaginaal heeft gepenetreerd. De verdachte heeft ontkend dat er seksuele handelingen tussen hem en aangeefster hebben plaatsgevonden.
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verklaringen van de aangeefster – mede gelet op de verweren die zijn opgeworpen door de verdediging - betrouwbaar zijn. Immers, enkel betrouwbare verklaringen kunnen als uitgangspunt dienen voor de verdere beoordeling van de aan de verdachte tenlastegelegde feiten. Indien de eerste vraag bevestigend beantwoord wordt, dient zich vervolgens de tweede vraag aan: is er voldoende steun voor die verklaringen te vinden in ander bewijsmateriaal?
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De rechtbank acht de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar, bij welke beoordeling zij ook de psychische geschiedenis van aangeefster heeft betrokken. Allereerst is daarvoor van belang dat aangeefster op 10 mei 2019 bij de politie uitgebreid, op hoofdlijnen consistent en gedetailleerd – zoals over het precieze tijdstip en de duur van de verkrachting, die zij kon zien op de digitale klok naast het bed van de verdachte - heeft verklaard omtrent hetgeen zich heeft afgespeeld in de nacht van 28 april 2019. Deze verklaring komt ook in essentie overeen met de verklaringen van aangeefster afgelegd tegenover de politie op 28 april 2019, tijdens het informatief gesprek zeden en met de aantekeningen in haar dagboek over de gebeurtenissen. De inconsistenties waarop de raadsman heeft gewezen, zijn - voor zover daarvan al sprake is - niet van dien aard dat daarom aan de betrouwbaarheid van de verklaringen moet worden getwijfeld. Daarbij benadrukt de rechtbank dat de aangeefster, nadat zij later was geconfronteerd met het aantreffen van DNA van de verdachte in haar anus, enkel heeft verklaard: ‘Ik denk dat ik het niet door heb gehad aangezien ik zo onder spanning was’; van een ‘aanpassing’ van haar verklaring is op dit punt dus geenszins sprake. Dat aangeefster voorts in het eerste contact met de politie, in het contact met haar stiefvader en haar zus terughoudend is geweest in het delen van hetgeen tussen haar en de verdachte precies is voorgevallen, acht de rechtbank niet onbegrijpelijk. Uit het dossier blijkt immers dat aangeefster zich schaamde en dat zij moeite heeft met het delen van de seksuele ervaringen tussen haar en de verdachte.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster heeft de rechtbank ook acht geslagen op andere bewijsmiddelen. Van groot gewicht acht de rechtbank het aantreffen van DNA-materiaal in de anus van aangeefster, van welk materiaal – zo concludeert de rechtbank op basis van de resultaten van het DNA-onderzoek - de verdachte de donor is geweest. Hoewel onbekend is of het celmateriaal sperma betreft, wijst de aanwezigheid van celmateriaal van de verdachte in de anus van aangeefster op intiem contact tussen hem en de aangeefster. De verdachte heeft ook geen enkele (laat staan: plausibele) alternatieve verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn celmateriaal. Dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld hoe dit celmateriaal in de anus van aangeefster terecht is gekomen – aangeefster heeft immers geen aangifte gedaan van anale verkrachting -, doet aan het voorgaande niet af.
Dat er intiem, seksueel contact is geweest tussen de verdachte en de aangeefster, vindt derhalve bevestiging in het sporenonderzoek. Dat dit contact van de zijde van de aangeefster niet vrijwillig is geweest, blijkt uit het fysieke letsel dat bij haar kort na het voorval is geconstateerd door verschillende personen en uit de hevige emoties bij haar, met name toen zij haar stiefvader direct na de verkrachting belde. De rechtbank is van oordeel dat zich in het dossier geen enkele aanwijzing bevindt dat aangeefster uit is geweest op aandacht en derhalve een valse aangifte zou hebben afgelegd en derhalve haar aangifte niet betrouwbaar zou zijn.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer, inhoudende dat de verklaringen van aangeefster en al wat daaruit volgt van het bewijs moeten worden uitgesloten. Ook acht de rechtbank het, gelet op het bovenstaande en de daaraan door de raadsman ten grondslag gelegde motivering, niet noodzakelijk om enig onderzoek te laten verrichten naar de vraag of het mogelijk is dat geen DNA van de verdachte in de vagina van aangeefster is aangetroffen, als hij aangeefster op de door haar beschreven wijze zou hebben verkracht.
Steunbewijs
Uit het voorgaande volgt tevens dat er naar het oordeel van de rechtbank voldoende steunbewijs is voor de aangifte van verkrachting, zodat zij het tenlastegelegde feit bewezen acht, met uitzondering van de anale penetratie, waarover de aangeefster immers zelf niet heeft verklaard.
Feit 2: vrijspraak
Aangeefster heeft in januari 2018 aangifte gedaan van verkrachting door de verdachte, die op 6 december 2016 zou hebben plaatsgevonden. De verdachte heeft ook dit feit ontkend.
De rechtbank stelt voorop dat zij ook hier geen aanleiding heeft te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door aangeefster afgelegde verklaring. Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank evenwel in het dossier onvoldoende overtuigend steunbewijs voor deze aangifte. Zo zijn het bericht dat de verdachte op 30 december 2017 naar aangeefster stuurde met de inhoud: ‘ik was je eerste’ en het antwoord van aangeefster daarop: ‘ja dus’ naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek en in tijd te ver van de gestelde verkrachting gestuurd om met voldoende mate van zekerheid te kunnen concluderen dat deze conversatie betrekking had op een verkrachting op 6 december 2016. Ook de door de moeder van aangeefster afgelegde verklaring op 24 maart 2020 over de verkrachting op 6 december 2016 acht de rechtbank te weinig specifiek om als steunbewijs te kunnen dienen.
Gelet op het vorenstaande is niet voldaan aan het wettelijk bewijsminimum en zal de rechtbank de verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 3
Bewijsmiddelen
Op 15 februari 2021 deed [slachtoffer] aangifte van stalking door de verdachte, [11] op 22 maart 2021 gevolgd door een klacht. [12] Bij haar aangifte heeft aangeefster een uitdraai overgelegd van door haar via Facebook ontvangen berichten van de verdachte over de periode van 12 februari 2020 tot en met 28 januari 2021. [13] De verdachte stuurde in die hele periode talrijke berichten naar aangeefster, waaronder:
  • ‘ik wil even met je praten’, ‘ik ben niet boos’, ‘ik hoop je snel te zien’ (12 februari 2020);
  • ‘ik stop niet tot we hebben gepraat’ (15 februari 2020);
  • ‘ik kan niet wachten om je tegen te komen’ (26 februari 2020);
  • ‘kan niet wachten om je tegen te komen benieuwd wat je smoes nu gaat zijn’, ‘jij gaat zwaar spijt krijgen’ (26 maart 2020);
  • ‘ook al duurt het jaren ik kom je tegen want ik stop niet’ (21 april 2020);
  • ‘praat met me’, ‘zo komen er toch niet vooruit’, ‘want zoals ik zei ik stop niet’ (5 oktober 2020).
Namens aangeefster heeft mr. Regter op 16 februari 2021 WhatsApp gesprekken tussen de verdachte en aangeefster over de periode 1 november 2017 tot en met 4 september 2018 overgelegd. [14] Aangeefster stuurde naar aanleiding van berichten van de verdachte, op 15 november 2017 het volgende bericht terug aan de verdachte:
- ‘ ‘Sorry maar eigenlijk heb ik hier geen zin meer in en vraag je nu eigenlijk om te stoppen met me te appen en me dus met rust te laten’.
De verdachte stuurde vervolgens onder andere naar aangeefster:
  • ‘ook al spreek ik je 10 jaar niet ik vergeet jou nooit’ (15 november 2017);
  • ‘je bent wat ik altijd al wou’, ‘je bent geweldig’, ‘ik ga echt goed voor je zorgen’ (30 december 2017);
  • ‘ik vond het leuk laatste keer dat ik je zag’, ‘gun jezelf wat plezier’, ‘wil je iets gaan drinken ofzo’ (30 augustus 2018);
  • ‘kom je vanavond’, ‘ik wil je zien’, ‘pff [slachtoffer] niet zo’ (1 september 2018);
  • ‘enigste wat ik wil is bij je zijn ik kan je geluk aanbieden’ (4 september 2018);
Op 13 juli 2020 legde aangeefster de WhatsApp berichten tussen haar en de verdachte over de periode van 18 november 2018 tot en met 28 april 2019 over. [15] Onder andere is het volgende verstuurd:
19-11-18 13:18 - [verdachte] : Ik verwacht je woensdag te zien
19-11-18 15:07 - [slachtoffer] : Ik kom woensdag niet hoor
19-11-18 21:34 - [slachtoffer] : Hoezo ga je me niet rust laten nu?
19-11-18 21:34 - [verdachte] : omdat je het nodig hebt
19-11-18 21:39 - [verdachte] : en omdat ik om je geef
19-11-18 21:39 - [slachtoffer] : Ik heb niks nodig
28-12-18 16:15 - [verdachte] : Wanneer kom je
28-12-18 17:02 - [slachtoffer] : Niet zoals ik al heel vaak heb gezegd
28-12-18 17:21 - [verdachte] : jawel
28-12-18 19:21 - [slachtoffer] : Nee!!
11-01-19 15:07 - [verdachte] : neuken?
13-01-19 22:46 - [verdachte] : Ik ga niet stoppen
13-01-19 23:27 - [verdachte] : Ik stop als je komt
13- 01-19 23:30 - [verdachte] : Heb je gezegt als je komt praten we het uit hoor je nooit meer van me
18-01-19 22:08 - [slachtoffer] : Laat me gewoon met rust
26-01-19 13:14 - [verdachte] : pff echt zin om je te zien
26-01-19 13:14 - [verdachte] : Word echt lekkrt
26-01-19 15:10 - [verdachte] : Maar je bent bang
26-01-19 15:15 - [verdachte] : jammer
26-01-19 15:40 - [verdachte] : Ja als je bent geweest
26-01-19 15:41 - [verdachte] : dan heb je me woord ik stop
29-01-19 17:08 - [slachtoffer] : Je hebt alleen mar grote praatjes en verder doe je toch niks. Als je dit zo graag had gewild dan had je er allang voor gezorgd maar je doet niks. Dus stop nou gewoon en laat me met rust
29-01-19 18:41 - [verdachte] : als je komt hou ik op
29-01-19 20:12 - [verdachte] : Kom
29-01-19 20:15 - [slachtoffer] : Nee
30-01-19 15:40 - [slachtoffer] : Laat me gewoon met rust
30-01-19 15:40 - [verdachte] : nooit
30-01-19 15:40 - [verdachte] : of ja
30-01-19 15:41 - [verdachte] : als je komt laat ik je met rust
30-01-19 15:42 - [slachtoffer] : Ik kom niet
25-02-19 09:48 - [slachtoffer] : Ik wil helemaal niks van jou dus laat het gewoon
25-02-19 09:50 - [verdachte] : Tot je komt
25-02-19 09:50 - [verdachte] : stop ik niet
25-02-19 09:51 - [verdachte] : Maar nadat je bent geweest hou ik me aan me woord en verwijder je nr
26- 04-19 01:10 - [slachtoffer] : Ik weet niet wat jij denkt maar ik ga niet komen. Ik snap niet datje zo graag wilt dat ik kom. Hou gewoon op en ga een leven leiden zonder mij
26-04-19 07:19 - [verdachte] : nope jij heb al genoeg besloten
26-04-19 07:21 - [verdachte] : zolang je niet komt word ik alleen maar agressiever
26-04-19 07:22 - [verdachte] : sta niet in voor wat kan gebeuren
26-04-19 07:34 - [verdachte] : keuze aan jou
Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte gebruik maakte van het telefoonnummer [nummer] en dat zij de door haar ontvangen WhatsApp-berichten van de verdachte van dit telefoonnummer ontving. De individueel begeleider van de verdachte, [naam 3] , heeft tegenover de politie op 8 april 2021 verklaard dat hij sinds 21 september 2017 met de verdachte contact heeft via het telefoonnummer [nummer] . [16]
Aan de verdachte zijn tijdens zijn verhoor op 23 februari 2021 verschillende WhatsApp berichten voorgehouden die hij aan aangeefster verstuurd zou hebben. Op de vraag of hij de berichten heeft geschreven, heeft de verdachte geantwoord: ‘Dat is duidelijk toch. Dat staat er toch. (..) Ik heb misschien domme dingen gedaan op app praten, maar dat is praten.’
De verbalisant vroeg vervolgens: ‘even voor de duidelijkheid, wat wij jou net hebben voorgelezen, heb jij naar [slachtoffer] geschreven?’, waarop de verdachte antwoordde: ‘ja, daar kom je niet onder uit’. [17]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de door de verdachte gestuurde berichten aan aangeefster, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster, zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
De rechtbank heeft voorts geen enkele twijfel dat de verdachte degene is geweest die de berichten via Facebook en WhatsApp naar aangeefster heeft verzonden, zodat de rechtbank ook geen noodzaak ziet om onderzoek te laten doen naar de herkomst van de door aangeefster aangeleverde berichten. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor bekend dat de aan hem voorgehouden berichten door hem aan aangeefster zijn gestuurd. De verdachte heeft niet verklaard dat de overige door aangeefster ontvangen berichten níet van hem zijn. Bovendien blijkt uit de verklaring van de individueel begeleider van de verdachte dat hij met de verdachte contact had via hetzelfde telefoonnummer als waarvan aangeefster de berichten van de verdachte ontving. Daar komt nog bij dat alle berichten dezelfde strekking hebben.
Op grond van de genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging.
Pleegperiode
De rechtbank bepaalt de pleegperiode van de belaging op 15 november 2017 tot en met 28 januari 2021. Blijkens de door aangeefster overgelegde berichten heeft aangeefster op 15 november 2017 voor het eerst uitdrukkelijk aan de verdachte een bericht gestuurd waarin zij hem duidelijk maakte dat hij moest stoppen met contact zoeken. De verdachte negeerde dit, en ook de overige door aangeefster gestuurde berichten dat zij wilde dat de verdachte zou stoppen. Dit duurde tot 28 januari 2021. Daarom beperkt de rechtbank de pleegperiode tot deze begin- en einddatum.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1:
op 28 april 2019 te Hoensbroek door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten het duwen/brengen van zijn vingers en zijn penis in de vagina van [slachtoffer] en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hieruit dat hij
- [slachtoffer] , terwijl ze op straat liepen, bij de armen heeft gepakt en tegen een muur heeft geduwd en bij de keel heeft gepakt,
- bij het flatgebouw waar hij woont een sleutel tegen de nek van [slachtoffer] heeft geduwd,
- dwingend tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat ze mee naar binnen moet en [slachtoffer] richting de deur heeft geduwd,
- in de woning dwingend tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat zij nog iets goed te maken had, dat hij nu gaat beslissen en dat ze naar de slaapkamer moet gaan,
- [slachtoffer] op het bed heeft geduwd en aan de kleding van [slachtoffer] heeft getrokken,
- [slachtoffer] bij de keel heeft gepakt en een gebalde vuist boven haar gezicht heeft gehouden,
- dwingend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze zich moet uitkleden en op bed moet gaan liggen;
feit 3:
in de periode van 15 november 2017 tot en met 28 januari 2021 in Nederland telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door [slachtoffer] veelvuldig WhatsApp-berichten en berichten via Facebook te sturen met het oogmerk [slachtoffer] te dwingen iets te doen en te dulden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
verkrachting
T.a.v. feit 3:
belaging
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en TBS met dwangverpleging.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit, zodat er geen ruimte is voor strafoplegging. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet voldaan wordt aan de voorwaarden om TBS met dwangverpleging op te leggen, nu de psychiater en psycholoog van het Pieter Baan Centrum (PBC) niet hebben kunnen vaststellen dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft aangeefster op 28 april 2019, na zeer langdurig aandringen, overgehaald om met hem af te spreken om zogenaamd iets uit te praten. Zodra de verdachte en aangeefster elkaar ontmoetten, heeft de verdachte aangeefster, tegen haar wil, gedwongen mee te lopen naar zijn woning. Om dit te bewerkstelligen, heeft hij aangeefster diverse keren vastgepakt, geduwd en een sleutel tegen haar nek gedrukt. Eenmaal in de woning van de verdachte aangekomen, moest aangeefster doen wat de verdachte haar zei. Hij heeft haar gedwongen vaginale seks met hem te hebben. De verdachte heeft zich hierbij niets aangetrokken van het verzet van aangeefster. De rechtbank rekent het de verdachte zeer zwaar aan dat hij de geestelijke en lichamelijke integriteit van aangeefster ernstig heeft geschonden door tegen haar wil en met geweld, ter bevrediging van zijn eigen lusten, seks te hebben met aangeefster. De verdachte heeft laten blijken op geen enkele manier rekening te hebben gehouden met de wil van aangeefster en geen respect voor haar te hebben. De wijze waarop de verdachte heeft gehandeld, is voor haar zeer traumatiserend geweest. De psychische gevolgen voor aangeefster zijn enorm, zoals blijkt uit haar ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring.
Ook heeft de verdachte zich gedurende een periode van ruim drie jaren schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster. De verdachte heeft haar gedurende deze periode vele berichten gestuurd. Hiermee heeft de verdachte in ernstige mate inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en ook hier laten blijken dat hij van oordeel is dat enkel zijn wil bepalend is.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 10 december 2021. Hieruit volgt onder meer dat de verdachte in 2010 is veroordeeld voor ontucht met een minderjarige. In 2014 is de verdachte veroordeeld voor verkrachting. Ten tijde van het in april 2019 gepleegde feit, was de verdachte voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Hieruit blijkt dat de verdachte geen enkele lering heeft getrokken uit zijn daden en dat de opgelegde straffen hem niet hebben weerhouden van het opnieuw begaan van een ernstig zedendelict.
Persoon van de verdachte
De verdachte is in de periode van 7 juni 2022 tot en met 13 juli 2022 opgenomen geweest in het PBC en daar geobserveerd. M.L. Sikkens (GZ-psycholoog) en M.D. van Ekeren (psychiater) hebben, in samenwerking met de overige leden van het onderzoeksteam van het PBC, een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van de verdachte. Zij hebben hun bevindingen vastgelegd in een Pro Justitia rapport, dat op 30 augustus 2022 is uitgebracht. Hieruit blijkt dat de verdachte aan het onderzoek in het PBC zijn medewerking heeft geweigerd. Door die weigering hebben de psychiater en de psycholoog geen informatie gekregen uit eigen gesprekken en is geen test- en neuropsychologisch onderzoek verricht. Of er een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten grondslag heeft gelegen aan zijn gedrag, kan daarom volgens de gedragsdeskundigen niet worden vastgesteld. Wel is er in het onderzoek een aantal probleemgebieden naar voren gekomen. Van de verdachte komt een beeld naar voren van een man met moeilijkheden in de frustratietolerantie, impulscontrole en agressieregulatie. De verdachte is geregeld geagiteerd, achterdochtig en doet - als de stress bij hem oploopt - dreigende uitspraken, die hij in bepaalde situaties ook non-verbaal onderstreept. Dat op gedragsniveau vanuit alle beschikbare informatie tekortkomingen of in ieder geval kwetsbare punten herleid worden op gebied van de emotie- en spanningsregulatie, de zelfcontrole, de sociale vaardigheid, het behouden van overzicht en het aanpassingsvermogen, leidt niet tot etiologische diagnostiek, laat staan het kunnen vaststellen van (een) concrete stoornis(sen).
In een pro Justitia rapportage van 2010 werden de diagnoses persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en antisociale trekken en misbruik van cannabis gesteld. Hierover stellen de gedragsdeskundigen dat deze conclusies thans in het kader van het huidig onderzoek niet meer dan de status van hypotheses hebben en, mede gezien de lange tijdsduur sinds voorgaand onderzoek, niet rechtstreeks vertaald kunnen worden naar het recente functioneren.
De gedragsdeskundigen zijn niet in staat te bepalen of er sprake is geweest van een eventuele doorwerking van een stoornis in het ten laste gelegde. Ook is het vanuit gedragsdeskundig oogpunt niet mogelijk geweest om een uitspraak te doen over de kans op herhaling van feiten als de onderhavige of om een specifieke risicoanalyse of -prognose te geven, noch om (behandel)interventies te adviseren gericht op het terugdringen van de recidivekans.
Straf
Volgens de rechtbank is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur de enig passende reactie op de door de verdachte gepleegde verkrachting en belaging. De rechtbank ziet zich, mede gezien de eis van de officier van justitie, voor de vraag gesteld of daarnaast aan de verdachte een tbs-maatregel moet worden opgelegd.
Om een tbs-maatregel te kunnen opleggen dient, ingevolge het eerste lid van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), vast te staan dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, en of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist. Voorts is krachtens de wet voor een last tot terbeschikkingstelling een advies van twee gedragsdeskundigen, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht, vereist. Op grond van artikel 37a, derde lid, Sr juncto artikel 37, derde lid, Sr kan ook aan een weigerende observandus een tbs-maatregel worden opgelegd. De eis van een (volwaardig) multidisciplinair onderzoek vervalt in dat geval. Er zal wel moeten worden vastgesteld dat bij de weigerende verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten tijde van het plegen van het feit. Het is in deze gevallen de rechter die die vaststelling zal moeten doen. Voor haar beslissing dient de rechtbank dan wel voldoende steun te vinden in hetgeen gedragsdeskundigen zo mogelijk wél hebben kunnen vaststellen en hetgeen de rechtbank verder aan feiten en omstandigheden is gebleken met betrekking tot de persoon van verdachte.
Uit de hiervoor besproken rapportages blijkt dat de verdachte categorisch heeft geweigerd aan de onderzoeken mee te werken. In deze zaak zal de rechtbank daarom zelf moeten komen tot een beoordeling of ten tijde van de verkrachting en/of belaging sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de verdachte. De rechtbank betrekt in die beoordeling het volgende.
De verdachte is eerder veroordeeld voor ontucht met een minderjarige en voor verkrachting. Ook in onderhavige zaak komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van verkrachting. Het behoeft geen betoog dat dit een zeer verontrustend beeld schetst van verdachte en van diens houding op seksueel gebied. Die verontrusting is bij de rechtbank alleen maar toegenomen doordat de verdachte, die ook niet ter terechtzitting is verschenen, geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en deze simpelweg ontkent of – waar het de belaging betreft – bagatelliseert.
Daar staat tegenover dat de gedragsdeskundigen gedurende de zes weken durende opname in het PBC niet hebben kunnen vaststellen dat bij de verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Over de in 2010 gestelde diagnoses bij de verdachte, te weten een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en antisociale trekken en misbruik van cannabis, schrijven de gedragsdeskundigen van het PBC thans dat dit niet meer dan de status van een hypothese kan hebben. De rechtbank is mede gelet daarop van oordeel dat deze diagnoses van toen, - ook indien zij in combinatie worden gezien met bovengeschetst beeld van de verdachte - op dit moment onvoldoende houvast bieden om tot de conclusie te kunnen komen dat bij de verdachte tijdens het begaan van de bewezen feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, zodat het opleggen van een tbs-maatregel thans niet mogelijk is. Volgens de rechtbank is behandeling van de verdachte weliswaar meer dan wenselijk, maar dat is onvoldoende voor het kunnen opleggen van de maatregel.
De rechtbank kan daarom enkel een straf aan de verdachte opleggen. Gezien de ernst van de delicten, de recidive, het feit dat de verdachte totaal geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn strafbare gedragingen, de ingrijpende gevolgen ervan voor het slachtoffer en de maatschappij, en vanwege de wens de maatschappij tegen de verdachte te beschermen, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend strekkende tot betaling van een bedrag van € 47.031,40,-, bestaande uit € 24.031,40 aan materiële schade en € 23.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot materiële schadevergoeding van de benadeelde partij kan worden toegewezen. De vordering tot immateriële schadevergoeding dient gematigd te worden tot een bedrag van € 15.000,-.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten, in welk geval de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële kosten, te weten de studievertraging, reiskosten, parkeerkosten, daggeldvergoeding en eigen risico onvoldoende onderbouwd zijn en daarom afgewezen dienen te worden dan wel niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Het slachtoffer was vóór de ten laste gelegde feiten al bekend met onder andere borderline, depressies en suïcidaliteit. In de vordering tot schadevergoeding wordt niet gedifferentieerd tussen noodzakelijke behandelingen die het slachtoffer heeft ondergaan vanwege de reeds vóór de feiten bestaande psychische predispositie enerzijds, en behandelingen die het rechtstreekse gevolg zijn van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten anderzijds. De immateriële schadevergoeding dient gematigd te worden tot € 10.000,-.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten en met name de door hem gepleegde verkrachting rechtstreeks materiële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Nu de rechtbank de verdachte heeft vrijgesproken van feit 2, gaat de rechtbank – anders dan de advocaat van de benadeelde partij en de officier van justitie – uit van 28 april 2019 als startpunt van de door de benadeelde partij geleden schade, zijnde de datum van de bewezenverklaarde verkrachting.
Dit betekent dat de rechtbank de materiële kosten (reiskosten Mondriaan: € 1047,54, te weten 237 dagen vanaf mei 2019 x 17 km x 26 cent, de overige reis- en parkeerkosten: € 112,78, de daggeldvergoeding: € 600,00 en het eigen risico: € 1.540, te weten 4 jaren x € 385) vanaf 28 april 2019 tot heden heeft berekend, hetgeen neerkomt op een totale post aan materiële schade van € 3.300,32. De rechtbank acht de behandeling van de post ‘studievertraging’ een onevenredige belasting van het strafgeding, gelet op het op dat punt gevoerde verweer van de verdediging en de omstandigheid dat de benadeelde partij zich reeds op 22 maart 2018 en 11 februari 2019, dus voor de datum van de verkrachting, voor het examen had teruggetrokken, zodat nadere bewijsvoering ten aanzien van de causaliteit noodzakelijk is, hetgeen het strafrechtelijk kader te buiten zou gaan.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat aan de benadeelde partij, door het onder 1 en 3 bewezenverklaarde, ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Dit betekent dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer en op haar lichamelijke integriteit. Het verweer dat de benadeelde partij al voordien voor psychische problemen in behandeling was en daarom de vordering (al dan niet gedeeltelijk) moet worden afgewezen, wordt verworpen. Uit de bij de vordering overgelegde stukken blijkt genoegzaam dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van de verdachte ernstige psychische klachten ervaart. Bovendien geldt dat met name de door de verdachte gepleegde verkrachting gelet op de bijzondere ernst van de normschending ook op zichzelf beschouwd vergoeding van immateriële schade van de benadeelde partij tot hierna te noemen bedrag rechtvaardigt. De mogelijke predispositie van de benadeelde partij staat hieraan niet in de weg.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 10.000,-.
De benadeelde partij zal voor het overige, te weten de meer gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding, niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f Sr opleggen

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 242, 285b Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 en 3 tot een
gevangenisstraf van 4 jaren;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 13.300,32, bestaande uit € 3.300,32 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade;
  • bepaalt dat het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 13.300,32, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 101 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat voormeld bedrag bestaat uit € 3.300,32 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade. Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter, mr. C.J.M. Brands en mr. V.C. Andeweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. van Rie, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 december 2022.
Buiten staat
Mr. C.J.M. Brands en mr. V.C. Andeweg zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 28 april 2019 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of in de anus van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer] , terwijl ze op straat liepen, bij de armen heeft gepakt en/of tegen een muur heeft geduwd en/of bij de keel heeft gepakt en/of
- bij het flatgebouw waar hij, verdachte, woont, een sleutel tegen de nek/hals van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of
- ( dwingend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze mee naar binnen moet en/of die [slachtoffer] richting de deur heeft geduwd en/of
- in de woning (dwingend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij nog iets goed te maken had en/of
- ( dwingend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij nu gaat beslissen en/of dat zij moet doen wat hij zegt en/of dat hij bepaalt wat ze gaan doen en/of
- ( dwingend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze naar de slaapkamer moet gaan en/of
- die [slachtoffer] op het bed heeft geduwd en/of aan de kleding van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] bij de keel heeft gepakt en/of een gebalde vuist boven/voor haar gezicht heeft gehouden en/of
- ( dwingend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze zich moet uitkleden en op bed moet gaan liggen en/of
- op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of liggen en/of
- zijn, verdachtes, vingers en/of penis in de vagina heeft geduwd/gebracht en/of zijn, verdachtes penis, in de anus heeft geduwd/gebracht en/of
- ( daarbij) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en/of onwil bij die [slachtoffer] en/of
- een dermate dreigende situatie heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] zich niet (meer) kon en/of durfde te verzetten tegen en/of onttrekken aan die seksuele handelingen van verdachte en/of daaraan geen weerstand (meer) kon en/of durfde te bieden;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 6 december 2016 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of in de anus van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer] bij haar middel heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) op het bed heeft geduwd en/of
- de kleding van die [slachtoffer] (met kracht) heeft uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer] heeft gezoend en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) heeft omgedraaid en/of
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht en/of
- ( daarbij) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en/of onwil bij die [slachtoffer] en/of
- een dermate bedreigende situatie heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] zich niet (meer) kon en/of durfde te verzetten tegen en/of onttrekken aan die seksuele handelingen van verdachte en/of daaraan geen weerstand (meer) kon en/of durfde te bieden;
T.a.v. feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 15 februari 2021 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen,
althans in Nederland,
(telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door die [slachtoffer] meermalen en/of veelvuldig WhatsApp-berichten en/of berichten via Facebook te sturen
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, registratienummer: PL2300-2019064972, gesloten op 8 april 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 266.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 10 mei 2019, p. 20-25 van de doornummering.
3.Proces-verbaal bevindingen informatief gesprek zeden van 28 april 2019, p. 10-13 van de doornummering.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 28 april 2019, p. 4-5 van de doornummering.
5.Aantekeningen dagboek aangeefster, p. 28-36 van de doornummering.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] van 19 maart 2020, p. 184-186 van de doornummering.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] van 24 maart 2020, p. 197-198 van de doornummering.
8.Onderzoekrapportage behorende bij onderzoekset zedendelicten, p. 212-228 van de doornummering.
9.Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van 25 november 2020, p. 240-244 van de doornummering.
10.Deskundigenrapportage Forensische DNA-onderzoek van 19 april 2022, p. 1-3.
11.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 15 februari 2021, p. 10-43 van de doornummering.
12.Proces-verbaal ontvangst klacht door hovj van 22 maart 2021, p. 71 van de doornummering.
13.Chatberichten Facebook, p. 44 – 70 van de doornummering.
14.WhatsApp gesprekken, p. 144-174 van de doornummering.
15.WhatsApp berichten, p. 96-142 van de doornummering.
16.Proces-verbaal van bevindingen van 8 april 2021, p. 180 van de doornummering.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 23 februari 2021, p. 251-262 van de doornummering.