ECLI:NL:RBLIM:2022:9992

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
ROE 21/1297
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid na bezwaar van ex-werkgever

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 december 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres, die als schoonmaakster werkte, had zich in 2016 ziekgemeld vanwege pijnklachten aan haar schouder en nek. Het UWV had haar in 2020 een WGA-loongerelateerde uitkering toegekend, maar na bezwaar van haar ex-werkgever CSU Personeel B.V. werd haar arbeidsongeschiktheid in 2021 herzien. Eiseres ging in beroep tegen het besluit van het UWV, dat haar WGA-loonaanvullingsuitkering per 16 september 2022 zou beëindigen. De rechtbank oordeelde dat het UWV de medische klachten van eiseres niet had onderschat en dat er geen reden was om meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en stelde vast dat de beëindiging van de WIA-uitkering terecht was, omdat eiseres op de datum van beëindiging minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank veroordeelde het UWV tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het betaalde griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1297

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.E.I.K. Jaminon),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV.

Procesverloop

Met het besluit van 17 maart 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV eiseres meegedeeld dat haar loongerelateerde uitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 10 mei 2020 eindigt en dat zij vanaf die datum een WGA-loonaanvullingsuitkering ontvangt.
De ex-werkgever van eiseres, CSU Personeel B.V., heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 25 maart 2021 (het bestreden besluit I) heeft het UWV het bezwaar van de ex-werkgever van eiseres gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en bepaald dat eiseres vanaf 10 mei 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Per 26 mei 2021 wordt daarom de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiseres beëindigd
.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
Op 15 juli 2022 heeft het UWV een gewijzigd besluit op bezwaar genomen. Met dit besluit (het bestreden besluit II) heeft het UWV het bestreden besluit I in zoverre gewijzigd dat de WGA-loonaanvullingsuitkering pas per 16 september 2022 wordt beëindigd.
Eiseres heeft aanvullende beroepsgronden ingediend.
Het UWV heeft verweerschriften ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als schoonmaakster bij twee verschillende werkgevers, waaronder CSU Personeel B.V. Zij heeft zich op 14 oktober 2016 wegens pijnklachten aan schouder en nek ziekgemeld voor dit werk. Vervolgens heeft het UWV eiseres per de datum einde wachttijd, 10 oktober 2018, een WGA-loongerelateerde uitkering toegekend waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 80 tot 100%.
2. In verband met het door CSU Personeel B.V. ingestelde bezwaar heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht naar de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres. Een arts [1] van het UWV heeft eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 10 mei 2020. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 5 oktober 2020. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiseres gezien haar beperkingen niet geschikt is voor haar eigen werk als schoonmaakster, maar dat er drie functies (en één reservefunctie) zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog wel zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze drie functies 80,95% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering meer krijgen. Het UWV heeft eiseres hiervan op de hoogte gesteld in een voornemen tot wijziging beslissing.
3. Eiseres heeft haar zienswijze tegen dit voornemen kenbaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben vervolgens opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

De conclusie van de rechtbank

4. Met bestreden besluit II heeft het UWV het bestreden besluit I gewijzigd, in die zin dat de WIA-uitkering van eiseres pas wordt beëindigd op 16 september 2022 (twee maanden en een dag na de datum van het bestreden besluit II). Het UWV heeft het bestreden besluit II gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 juli 2022 en het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 13 juli 2022. Uit deze rapporten volgt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op 16 september 2022 minder dan 35% bedraagt.
5. De rechtbank stelt vast dat het beroep tegen het bestreden besluit I op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede is gericht tegen het bestreden besluit II. De rechtbank gaat ervan uit dat het bestreden besluit II in de plaats is gekomen van het bestreden besluit I. Omdat is gesteld noch gebleken dat eiseres belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit I, zal de rechtbank haar beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaren.
6. Het beroep van eiseres, voor zover gericht tegen het bestreden besluit II, zal, omdat de rechtbank van oordeel is dat het bestreden besluit II berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag, ongegrond worden verklaard. De rechtbank zal dat hierna, vanaf punt 8, uitleggen.
7. Omdat het UWV in beroep het bestreden besluit I heeft vervangen door het bestreden besluit II, ziet de rechtbank aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres en te bepalen dat het door eiseres betaalde griffierecht moet worden vergoed. De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 759,-. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt voor het indienen van het beroepschrift. Per punt heeft dat een waarde van € 759,- bij wegingsfactor 1.

Waarover gaat het in deze zaak

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat haar WIA-uitkering om die reden per 16 september 2022 wordt beëindigd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.

Wat vindt eiseres

9.1
Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij vindt, kort samengevat, dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar haar klachten en beperkingen. Zij noemt in dit verband de klachten aan haar rechter- en (inmiddels ook) linkerschouder, haar nekklachten en de tremor in haar handen. Op grond hiervan vindt zij dat verdergaande beperkingen hadden moeten worden aangenomen op de items tillen, reiken, lokalisatiebeperkingen, klimmen en boven schouderhoogte werken. Eiseres wijst erop dat zij voor haar klachten wordt behandeld door de fysiotherapeut en de acupuncturist. Verder vindt zij dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich heeft laten leiden door het feit dat eiseres sinds enkele maanden, louter uit financiële noodzaak, fulltime werkt. Dit betekent volgens eiseres niet dat er daarom geen sprake is van beperkingen. Die beperkingen dienen alsnog in kaart gebracht te worden, waarna er bekeken dient te worden of er passende functies zijn. Pas dan kan de mate van arbeidsongeschiktheid worden vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep hanteert volgens eiseres de verkeerde volgorde. Ook vindt eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep nader onderzoek had moeten doen naar de opmerkingen van haar echtgenoot en de specialist van het Zuijderland Ziekenhuis, die beiden hebben aangegeven dat fulltime werken (te) veel vraagt van eiseres. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen nader onderzoek gedaan naar haar klachten die verband houden met (vermoedelijke) fibromyalgie en naar de feitelijke invulling van de werkdag. Verder vindt eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen onderzoek heeft gedaan naar het dagverhaal, de urenbeperking als gevolg van de klachten en de beperkingen die eiseres tegenkomt op de werkvloer. Als gevolg van al deze tekortkomingen zijn de beperkingen in de FML ten onrechte niet aangevuld, aldus eiseres.
9.2
Ten aanzien van de geschiktheid van de functies houdt eiseres vast aan de in haar inleidend beroepschrift genoemde arbeidsdeskundige gronden. Voor alle functies geldt volgens eiseres dat deze niet passend zijn, omdat er een onvolledige en onjuiste FML aan ten grondslag ligt. Eiseres vindt verder dat van een werkgever in redelijkheid niet verlangd kan worden om haar in bepaalde arbeid te werk te stellen nu zij zich, bij een arbeidscontract van 43,15 uur per week, naar verwachting 20 uur per week ziek zou moeten melden. De functie productiemedewerker industrie is niet geschikt omdat eiseres beperkt wordt door een tremor en haar klachten van fibromyalgie, waardoor zij niet secuur kan werken. Bovendien overschrijdt de functie haar belastbaarheid op reiken en werken boven schouderhoogte werken. Bij de functie van lader/losser, machinebediende inpak- verpakkingsmachine en bezorger pakketten is sprake van overschrijding van haar belastbaarheid op het item tillen en werken boven schouderhoogte. Bij de functie van assemblagemedewerker wordt de belastbaarheid overschreden bij tillen.
9.3
Tot slot vindt eiseres dat de beslissing om haar WIA-uitkering te beëindigen ten gevolge van een bezwaarschrift van haar ex-werkgever in strijd komt met het verbod op reformatio in peius.

Wat vindt de rechtbank

Reformatio in peius
10. Het verbod van reformatio in peius betekent dat een verzekerde in beginsel niet na heroverweging van het primaire besluit in een slechtere positie komt dan zonder de bezwaarprocedure mogelijk zou zijn. Het is vaste rechtspraak dat een WIA-uitkering niet met terugwerkende kracht mag worden ingetrokken of naar een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse mag worden vastgesteld [2] . Het verbod van reformatio in peius verzet zich echter niet tegen intrekking of verlaging van de WIA-uitkering per een toekomende datum, omdat het UWV ook los van het ingediende bezwaar bevoegd is de uitkering van de verzekerde per een toekomende datum in te trekken of te verlagen op de grond dat hij of zij niet (langer) of minder arbeidsongeschikt is. Dit betekent dus dat het verlagen van het arbeidsongeschiktheidspercentage na een bezwaarprocedure pas per toekomende datum mag worden geëffectueerd.
11. Eiseres stelt dat het in haar geval het verbod op reformatio in peius toch van toepassing is, omdat zij niet degene is die bezwaar heeft ingesteld maar de ex-werkgever. Bovendien heeft de ex-werkgever volgens haar met het bezwaarschrift niet beoogd haar arbeidsongeschiktheid te betwisten maar was het gericht op het verkrijgen van het oordeel van het UWV dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres duurzaam is.
12. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet. Bij het bestreden besluit II is de uit de Wet WIA voortvloeiende uitlooptermijn van twee maanden bij het beëindigen van de uitkering in acht genomen. Het maakt daarbij niet uit dat de ex-werkgever, en niet eiseres, het bezwaar heeft ingesteld en/of dat dat bezwaar erop gericht was het oordeel te verkrijgen dat de (volledige) arbeidsongeschiktheid van eiseres ook duurzaam is, omdat het UWV ook dan de bevoegdheid heeft om de uitkering per toekomende datum te verlagen of in te trekken. De rechtbank merkt op dat eiseres in de gelegenheid is gesteld haar zienswijze kenbaar te maken, waarna de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidskundige bezwaar en beroep opnieuw naar haar zaak hebben gekeken. De rechtbank kan de stelling van eiseres dat zij benadeeld is doordat zij zich alleen in beroep inhoudelijk over de zaak kan uitlaten, dan ook niet volgen.
Medische grondslag van het bestreden besluit II
Het onderzoek
13. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten artrose, carpaal tunnel syndroom (CTS), nek- en schouderklachten en tremor aan de handen, zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep uit psychisch en lichamelijk onderzoek en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende sector, te weten informatie van de neuroloog, orthopedisch chirurg, reumatoloog, huisarts en plastisch chirurg. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De medische beoordeling
14. De arts heeft aangenomen dat eiseres beperkt wordt door fysieke klachten (cervicobrachiaal syndroom en aspecifieke chronische rugpijn). In de FML van 5 oktober 2020 heeft de arts beperkingen opgenomen voor fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Hij wijkt hierbij op één item af van de FML, die is opgesteld ten tijde van de eerste WIA-beoordeling per de datum einde wachttijd in 2018, namelijk op het maken van hoofdbewegingen. Hij vindt dat er gezien de resultaten van het lichamelijk onderzoek geen grond is om hiervoor een beperking aan te nemen.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep [3] heeft in het rapport van 2 maart 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. De informatie van de huisarts levert volgens hem geen nieuwe inzichten op. De klachten aan het bewegingsapparaat zijn al meegewogen in het bepalen van de belastbaarheid. Ten aanzien van het maken van hoofdbewegingen stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er zowel in 2018 als in 2020 geen afwijkingen aan de nek werden waargenomen bij het onderzoek door de artsen van het UWV. In 2020 geeft eiseres zelf aan dat ze niet beperkt wordt in het bewegen van haar nek, maar wel dat dit pijnlijk is. Daarom vindt de verzekeringsarts bezwaar en beroep het terecht dat de beperking op het maken van hoofdbewegingen is komen te vervallen.
16. In het rapport van 9 juli 2022 stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep [4] dat de ingebrachte medische informatie en de resultaten van het medisch onderzoek tijdens het verrichte spreekuur hem geen aanleiding geven om het standpunt over de belastbaarheid van eiseres te wijzigen. Omdat eiseres al geruime tijd fulltime werkt als orderpikker vindt hij het onwaarschijnlijk dat op de datum in geding een urenbeperking was aangewezen. Verder heeft hij de tremor aan de handen van eiseres op het spreekuur nauwelijks waargenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt het daarom onwaarschijnlijk dat eiseres op de datum in geding fors beperkt zou zijn aan haar hand, mede omdat eiseres voor haar huidige functie als orderpikker een goede handfunctie nodig heeft en veelvuldig polsbewegingen moet maken, en dit werk al ruim een jaar fulltime doet. Hij stelt verder vast dat eiseres haar hoofd in alle standen goed kan bewegen, en dat alleen in maximale stand dit pijnlijk is.
17. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep [5] in zijn rapport van 29 juni 2021 voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken van de reumatoloog en de fysiotherapeut geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen dan is gedaan in de FML van 5 oktober 2020. Hij heeft toegelicht dat de diagnose fibromyalgie zoals gesteld door de reumatoloog in lijn is met de constatering door de fysiotherapeut. Beide stukken geven echter geen aanleiding om de beperkingen bij te stellen, omdat de in de FML opgenomen beperkingen ruim voldoende bij aansluiten bij de klachten die passen bij de diagnose fibromyalgie, zoals hypertonie in nek en schouders en overgevoeligheid van de spieren in deze regio’s. Ook heeft hij aangegeven dat de door eiseres aangehaalde citaten uit de anamnese, die de arts heeft afgenomen, niet zijn geobjectiveerd. De rechtbank ziet geen aanleiding hem niet te volgen.
18. De verzekeringsarts bezwaar en beroep [6] heeft verder onbetwist vastgesteld dat hij de tremor tijdens het spreekuur nauwelijks kon waarnemen en dat lichamelijk onderzoek aan het hoofd van eiseres geen beperkingen aangaande de beweeglijkheid heeft opgeleverd maar dat eiseres bij de maximale stand pijn aangeeft. Zonder andersluidende medische informatie kan het UWV dan ook worden gevolgd in hun standpunt over de belastbaarheid van eiseres ten gevolge van deze door haar geclaimde klachten. De (verzekerings-)artsen van het UWV hebben zich eerder al gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er geen grond is om een urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep beschrijft in zijn rapport van 9 juli 2022 dat van dit standpunt niet hoeft te worden teruggekomen gezien het huidige fulltime werk van eiseres. Aangezien eiseres geen medische informatie heeft ingebracht die een en ander in een ander daglicht stelt, ziet de rechtbank geen reden het UWV hierin niet te volgen.
19. Eiseres heeft overigens ook geen andere medische informatie overlegd die reden geven om te twijfelen aan de rapporten van de (verzekerings-)artsen van het UWV. Een verwijzing naar de anamnese is hierbij niet voldoende, omdat het hierbij gaat om de klachtenbeleving van eiseres zelf. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een verdere medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat haar behandelend specialist van mening is dat zij überhaupt in geen enkel werk fulltime kan werken.
20. Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit II. Eiseres moet op 16 september 2022 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 5 oktober 2020.
De arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
21. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 5 oktober 2020 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als schoonmaakster, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. In beroep heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opnieuw het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) geraadpleegd en functies geselecteerd die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en drie reservefuncties) opgeleverd. Aan de schatting liggen de volgende functies ten grondslag:
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie (samensteller van producten);
- ( sbc-code 111220) Lader, losser;
- ( sbc-code 267071) Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen.
22. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 13 juli 2022 en van 23 september 2022 voldoende uitgelegd waarom deze drie functies geschikt zijn voor eiseres. Hij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Dat wat eiseres hiertegen heeft ingebracht leidt niet tot een ander oordeel. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite ook gericht tegen de door de arts vastgestelde en door de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor akkoord bevonden FML van 5 oktober 2020. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die FML te twijfelen.
23. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 16 september 2022 met de middelste van de drie geduide functies 77,63% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 22,37% arbeidsongeschikt is.
24. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 16 september 2022 terecht beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit II ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan op 13 december 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 13 december 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel in het rapport van 5 oktober 2020 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3923.
3.[naam 1] .
4.[naam 2] .
5.[naam 1] .
6.[naam 2] .