Wat vindt de rechtbank
10. Het verbod van reformatio in peius betekent dat een verzekerde in beginsel niet na heroverweging van het primaire besluit in een slechtere positie komt dan zonder de bezwaarprocedure mogelijk zou zijn. Het is vaste rechtspraak dat een WIA-uitkering niet met terugwerkende kracht mag worden ingetrokken of naar een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse mag worden vastgesteld. Het verbod van reformatio in peius verzet zich echter niet tegen intrekking of verlaging van de WIA-uitkering per een toekomende datum, omdat het UWV ook los van het ingediende bezwaar bevoegd is de uitkering van de verzekerde per een toekomende datum in te trekken of te verlagen op de grond dat hij of zij niet (langer) of minder arbeidsongeschikt is. Dit betekent dus dat het verlagen van het arbeidsongeschiktheidspercentage na een bezwaarprocedure pas per toekomende datum mag worden geëffectueerd.
11. Eiseres stelt dat het in haar geval het verbod op reformatio in peius toch van toepassing is, omdat zij niet degene is die bezwaar heeft ingesteld maar de ex-werkgever. Bovendien heeft de ex-werkgever volgens haar met het bezwaarschrift niet beoogd haar arbeidsongeschiktheid te betwisten maar was het gericht op het verkrijgen van het oordeel van het UWV dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres duurzaam is.
12. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet. Bij het bestreden besluit II is de uit de Wet WIA voortvloeiende uitlooptermijn van twee maanden bij het beëindigen van de uitkering in acht genomen. Het maakt daarbij niet uit dat de ex-werkgever, en niet eiseres, het bezwaar heeft ingesteld en/of dat dat bezwaar erop gericht was het oordeel te verkrijgen dat de (volledige) arbeidsongeschiktheid van eiseres ook duurzaam is, omdat het UWV ook dan de bevoegdheid heeft om de uitkering per toekomende datum te verlagen of in te trekken. De rechtbank merkt op dat eiseres in de gelegenheid is gesteld haar zienswijze kenbaar te maken, waarna de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidskundige bezwaar en beroep opnieuw naar haar zaak hebben gekeken. De rechtbank kan de stelling van eiseres dat zij benadeeld is doordat zij zich alleen in beroep inhoudelijk over de zaak kan uitlaten, dan ook niet volgen.
Medische grondslag van het bestreden besluit II
13. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten artrose, carpaal tunnel syndroom (CTS), nek- en schouderklachten en tremor aan de handen, zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep uit psychisch en lichamelijk onderzoek en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende sector, te weten informatie van de neuroloog, orthopedisch chirurg, reumatoloog, huisarts en plastisch chirurg. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
14. De arts heeft aangenomen dat eiseres beperkt wordt door fysieke klachten (cervicobrachiaal syndroom en aspecifieke chronische rugpijn). In de FML van 5 oktober 2020 heeft de arts beperkingen opgenomen voor fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Hij wijkt hierbij op één item af van de FML, die is opgesteld ten tijde van de eerste WIA-beoordeling per de datum einde wachttijd in 2018, namelijk op het maken van hoofdbewegingen. Hij vindt dat er gezien de resultaten van het lichamelijk onderzoek geen grond is om hiervoor een beperking aan te nemen.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroepheeft in het rapport van 2 maart 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. De informatie van de huisarts levert volgens hem geen nieuwe inzichten op. De klachten aan het bewegingsapparaat zijn al meegewogen in het bepalen van de belastbaarheid. Ten aanzien van het maken van hoofdbewegingen stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er zowel in 2018 als in 2020 geen afwijkingen aan de nek werden waargenomen bij het onderzoek door de artsen van het UWV. In 2020 geeft eiseres zelf aan dat ze niet beperkt wordt in het bewegen van haar nek, maar wel dat dit pijnlijk is. Daarom vindt de verzekeringsarts bezwaar en beroep het terecht dat de beperking op het maken van hoofdbewegingen is komen te vervallen.
16. In het rapport van 9 juli 2022 stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroepdat de ingebrachte medische informatie en de resultaten van het medisch onderzoek tijdens het verrichte spreekuur hem geen aanleiding geven om het standpunt over de belastbaarheid van eiseres te wijzigen. Omdat eiseres al geruime tijd fulltime werkt als orderpikker vindt hij het onwaarschijnlijk dat op de datum in geding een urenbeperking was aangewezen. Verder heeft hij de tremor aan de handen van eiseres op het spreekuur nauwelijks waargenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt het daarom onwaarschijnlijk dat eiseres op de datum in geding fors beperkt zou zijn aan haar hand, mede omdat eiseres voor haar huidige functie als orderpikker een goede handfunctie nodig heeft en veelvuldig polsbewegingen moet maken, en dit werk al ruim een jaar fulltime doet. Hij stelt verder vast dat eiseres haar hoofd in alle standen goed kan bewegen, en dat alleen in maximale stand dit pijnlijk is.
17. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroepin zijn rapport van 29 juni 2021 voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken van de reumatoloog en de fysiotherapeut geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen dan is gedaan in de FML van 5 oktober 2020. Hij heeft toegelicht dat de diagnose fibromyalgie zoals gesteld door de reumatoloog in lijn is met de constatering door de fysiotherapeut. Beide stukken geven echter geen aanleiding om de beperkingen bij te stellen, omdat de in de FML opgenomen beperkingen ruim voldoende bij aansluiten bij de klachten die passen bij de diagnose fibromyalgie, zoals hypertonie in nek en schouders en overgevoeligheid van de spieren in deze regio’s. Ook heeft hij aangegeven dat de door eiseres aangehaalde citaten uit de anamnese, die de arts heeft afgenomen, niet zijn geobjectiveerd. De rechtbank ziet geen aanleiding hem niet te volgen.
18. De verzekeringsarts bezwaar en beroepheeft verder onbetwist vastgesteld dat hij de tremor tijdens het spreekuur nauwelijks kon waarnemen en dat lichamelijk onderzoek aan het hoofd van eiseres geen beperkingen aangaande de beweeglijkheid heeft opgeleverd maar dat eiseres bij de maximale stand pijn aangeeft. Zonder andersluidende medische informatie kan het UWV dan ook worden gevolgd in hun standpunt over de belastbaarheid van eiseres ten gevolge van deze door haar geclaimde klachten. De (verzekerings-)artsen van het UWV hebben zich eerder al gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er geen grond is om een urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep beschrijft in zijn rapport van 9 juli 2022 dat van dit standpunt niet hoeft te worden teruggekomen gezien het huidige fulltime werk van eiseres. Aangezien eiseres geen medische informatie heeft ingebracht die een en ander in een ander daglicht stelt, ziet de rechtbank geen reden het UWV hierin niet te volgen.
19. Eiseres heeft overigens ook geen andere medische informatie overlegd die reden geven om te twijfelen aan de rapporten van de (verzekerings-)artsen van het UWV. Een verwijzing naar de anamnese is hierbij niet voldoende, omdat het hierbij gaat om de klachtenbeleving van eiseres zelf. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een verdere medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat haar behandelend specialist van mening is dat zij überhaupt in geen enkel werk fulltime kan werken.
20. Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit II. Eiseres moet op 16 september 2022 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 5 oktober 2020.
De arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
21. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 5 oktober 2020 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als schoonmaakster, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. In beroep heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opnieuw het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) geraadpleegd en functies geselecteerd die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en drie reservefuncties) opgeleverd. Aan de schatting liggen de volgende functies ten grondslag:
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie (samensteller van producten);
- ( sbc-code 111220) Lader, losser;
- ( sbc-code 267071) Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen.
22. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 13 juli 2022 en van 23 september 2022 voldoende uitgelegd waarom deze drie functies geschikt zijn voor eiseres. Hij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Dat wat eiseres hiertegen heeft ingebracht leidt niet tot een ander oordeel. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite ook gericht tegen de door de arts vastgestelde en door de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor akkoord bevonden FML van 5 oktober 2020. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die FML te twijfelen.
23. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 16 september 2022 met de middelste van de drie geduide functies 77,63% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 22,37% arbeidsongeschikt is.
24. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 16 september 2022 terecht beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.