ECLI:NL:RBLIM:2023:1144

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
AWB 21/1544
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing woningaanpassing op grond van Wmo 2015 door college onterecht; verplichting tot contact voor verhuizing niet nageleefd

In deze zaak hebben eisers, een gezin met een dochter die lijdt aan het Kabuki-syndroom en andere medische problemen, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een woningaanpassing op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank Limburg heeft op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep gegrond werd verklaard. De eisers waren verhuisd naar een woning in Heerlen, die nog moest worden aangepast aan de behoeften van hun dochter. Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen had de aanvraag afgewezen, omdat de woning als inadequate werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat het college onterecht had gehandeld door de aanvraag af te wijzen zonder aannemelijk te maken dat er geschiktere woningen beschikbaar waren op het moment van de verhuizing. De rechtbank benadrukte dat het college zijn onderzoekstaak had verzaakt en dat het niet aan de eisers was om te bewijzen dat er geen betere woningen beschikbaar waren. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht van €49,- aan eisers werd vergoed en de proceskosten tot een bedrag van €1.674,- werden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1544

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2023 in de zaak tussen

[eisers] , te [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. J.G. van Ek),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, verweerder

(gemachtigde: mr. S. van Hommerig).

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers om een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
Bij besluit van 28 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2022.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, die tevens eiser vertegenwoordigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het onderzoek is ter zitting geschorst.
Met toestemming van partijen is hervatting van het onderzoek ter nadere zitting achterwege gebleven en is het onderzoek op 23 december 2022 gesloten.

Overwegingen

Feiten
1. Eisers hebben een dochter (geboren in 2017) met verschillende medische problemen, waaronder het Kabuki-syndroom, blindheid/slechtziendheid en een ontwikkelingsachterstand. De dochter van eisers heeft daardoor beperkingen.
2. Op 1 juli 2019 zijn eisers met hun kinderen verhuisd vanuit een andere gemeente naar de gemeente Heerlen. De woning in [plaats] is een voormalig kantoorpand (gemengde bestemming wonen/kantoor), helemaal ‘kaal’ en moet volledig gerenoveerd worden. Het is de bedoeling dat voor de dochter van eisers op de begane grond een slaapkamer, badkamer en woonkamer worden gerealiseerd. Bij wijze van tijdelijke oplossing, omdat er in het geheel geen badkamer was ten tijde van de verhuizing, hebben eisers een douchecel geplaatst (op een verhoging). Op 31 augustus 2020 hebben zij de onderhavige melding gedaan in het kader van de Wmo 2015. Op 13 oktober 2020 heeft een huisbezoek plaatsgevonden. Op
9 november 2020 hebben eisers een aanvraag gedaan voor een woningaanpassing op grond van de Wmo 2015 ten behoeve van hun dochter. Het gaat om aanpassing van de badkamer op de begane grond.
Standpunten van partijen
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat eisers zijn verhuisd naar een inadequate woning.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de woning niet adequaat is (onder verwijzing naar het advies van de GGD-arts van 29 april 2021). Het kan kloppen dat bij telefonisch contact met de gemeente in algemene zin is medegedeeld dat zolang iemand geen ingezetene is van de gemeente de gemeente geen Wmo-aanvraag kan beoordelen. Er is geen toezegging gedaan dat voor aanpassing van de woning een beroep zou kunnen worden gedaan op maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015. De verhuizing was niet urgent, zodat er ook geen noodzaak was een inadequate woning te kopen.
5. Eisers voeren in beroep aan dat er een dringende noodzaak was te verhuizen. Zij hebben de meest geschikte woning gekocht die destijds binnen hun budget beschikbaar was. Daarbij hebben ze met verschillende (andere) criteria rekening gehouden, waaronder de korte afstand tot het MUMC (waar een Kabuki-expertise centrum is), nabijheid van het centrum (op advies van VISIO, in verband met de voorzieningen die dat biedt voor slechtzienden) en de grote begane grond die zou kunnen worden ingericht als slaap- en leefruimte voor de dochter van eisers. Voor de verhuizing is meermaals telefonisch contact opgenomen met de gemeente om in overleg te treden over de verhuizing met een dochter met een zorgbehoefte, maar toen werden eisers niet te woord gestaan, omdat eisers niet in de gemeente woonden en niet waren ingeschreven in de BRP.
Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is en zal hierna toelichten hoe zij tot dat oordeel komt. Het wettelijk kader gaat als bijlage bij deze uitspraak.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de dochter van eiseres ten gevolge van haar medische problemen beperkingen ondervindt in het normaal gebruik van de woning. Kern van het geschil tussen partijen is of verweerder de aanvraag van eisers mocht afwijzen om de enkele reden dat eisers zijn verhuisd naar een woning die nog zou moeten worden aangepast aan de noden van de dochter van eisers. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dat niet mocht en zal hierna toelichten waarom niet.
8. De rechtbank overweegt dat bij weigering van een woonvoorziening op de grond dat de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door verweerder, verweerder aannemelijk moet maken dat er in de periode van belang, geschiktere woningen voorhanden waren. Eisers hebben verweerder in staat gesteld dat onderzoek naar een concrete, meer geschikte woning uit te voeren. De rechtbank acht aannemelijk dat zij hebben voldaan aan hun verplichting (telefonisch) contact op te nemen met verweerder(s Wmo-afdeling) om in overleg te treden over de mogelijkheden om, zo nodig met een beroep op de Wmo 2015, de beschikking te krijgen over een aan de beperkingen van de dochter van eisers aangepaste woning [1] . Eisers hebben namelijk gemotiveerd gesteld dat dit telefonisch contact (onder meer) heeft plaatsgevonden vóór de aankoop van de woning en verweerder heeft dat niet weersproken. In het bestreden besluit en ter zitting is door verweerder naar voren gebracht dat ten gevolge van een onjuiste werkwijze – die inmiddels is aangepast – mensen die niet in de gemeente woonden en niet in de BRP waren ingeschreven op een adres in de gemeente niet werden geholpen door de medewerkers van de Wmo-afdeling en dat er ook geen registratie plaatsvond van deze gesprekken. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder zijn onderzoekstaak heeft verzaakt en onzorgvuldig heeft gehandeld door eisers niet te vertellen dat de zoektocht naar een geschikte woning in samenspraak met verweerder moet plaatsvinden wanneer zij later een beroep op de Wmo 2015 zullen doen voor het realiseren van woningaanpassingen. Onder de gegeven omstandigheden is het niet aan eisers om achteraf aan de hand van controleerbare gegevens aannemelijk te maken dat er ten tijde van de verhuizing geen geschiktere woning beschikbaar was in de regio, maar aan verweerder om aannemelijk te maken dat dat wél het geval was. Verweerder heeft zijn standpunt dat er in de regio voldoende wisselend aanbod is van gelijkvloerse flatwoningen met lift of gelijkvloerse woningen, waaronder koopwoningen, niet onderbouwd. De aanvraag is daarom ten onrechte afgewezen op de grond dat sprake zou zijn van een inadequate verhuizing.
Conclusie
9. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Nu verweerder ter zitting heeft aangegeven geen gelegenheid te willen krijgen om het gebrek te herstellen, ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van €837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.K.M Bohnen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 15 februari 2023

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage: voor deze uitspraak relevante wet- en regelgeving

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 2.1.3, lid 1:
De gemeente stelt bij verordening regels vast die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het verplichte gemeentelijk beleidsplan met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. Verweerder heeft daartoe de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerlen 2020 vastgesteld (hierna: de Verordening).
Artikel 2.3.5, lid 3:
Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening
Artikel 5, lid 2, aanhef en onder e:
Het college verstrekt geen woonvoorziening indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 13 april 2011, ECLI:NL:2011:BQ2868 en 22 oktober 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3490.