3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op vrijdag 24 juli 2020, omstreeks 23:40-23:41 uur, kwam er een 112 melding binnen bij de
ambulancemeldkamer. Er zou een persoon volledig onder het bloed op de gang liggen van een appartementencomplex gelegen aan de [adres] te Roermond. Deze persoon zou in elkaar geslagen zijn. Het zou gaan om [slachtoffer] . Op het moment dat de politie ter plaatse kwam op de [adres] bleek dat [slachtoffer] in een personenauto was gestapt en daarmee was gaan rijden. De auto werd door de politie klem gereden. Politieambtenaren zagen toen dat [slachtoffer] gewond was en inderdaad onder het bloed zat. [slachtoffer] deelde hen mede dat hij eerder op de avond zwaar mishandeld was, door meerdere personen met honkbalknuppels. Hij wist niet wie de mannen waren. [slachtoffer] werd afgevoerd naar het ziekenhuis alwaar hij een paar dagen op de intensive care heeft gelegen.
Na uitvoerig onderzoek zijn de volgende verdachten bij de politie in beeld gekomen: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , en [medeverdachte 4] . De laatste drie verdachten wordt verweten dat zij de aanval op [slachtoffer] hebben uitgelokt, de eerste twee verdachten wordt verweten een aanval op [slachtoffer] te hebben uitgevoerd.
Bewijs
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 24 juli 2020 in de woning van [medeverdachte 3] te Roermond rond 23:00 uur op de bank televisie lag te kijken. [medeverdachte 3] was toen bij de buren, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] , op bezoek. Er kwamen 2 mannen binnen met bivakmutsen op en helemaal in het zwart gekleed. Met één begon aangever te vechten (de kleine), de ander (de grote) sloeg hem met de honkbalknuppel op zijn hoofd en op de ribben. Aangever heeft verder verklaard dat hij 7 à 8 keer met een (honkbal)knuppel dan wel met een stuk ijzer of hout op zijn hoofd en rug werd geslagen. De kleine begon te slaan met vuisten. Hij begon op hem in te beuken met een blote vuist.
[slachtoffer] werd in het ziekenhuis opgenomen en onderzocht. In het letselrapport staat vermeld dat hij vele kleine wondjes in het gelaat heeft en een wond van 10 cm tot op het schedelbot bij het rechter slaapbeen. Hij heeft blauwe plekken rondom het rechter oog en wang, bloeduitstortingen in het hoofd-halsgebied, op de borstkas en rechter schouder en fracturen aan respectievelijk de oogkasbodem en in de achterwand van de luchthoudende ruimte in de rechter bovenkaak en een neusbeenfractuur. Verder is sprake van een traumatische bloeding in het spinnenwebvlies (omsluit de hersenen). De verwachting is blijvend letsel want schedel-hersenletsel zoals beschreven kan gedurende lange tijd klachten geven met name op het niveau van de cognitie. De bloeduitstortingen in het hoofd-halsgebied en op de diverse ledematen zouden goed kunnen passen bij stomp geweld met mogelijk een staafvormig voorwerp. De bloeduitstorting op de linkerschouder zou goed kunnen passen bij slagen met een stok of knuppel. De fracturen in de aangezichtsschede (kaak, oogkas) en de traumatische bloeding in het spinnenwebvlies zouden het gevolg kunnen zijn van uitgeoefend stomp geweld op het hoofd.
De verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] de woning is binnengegaan, waar [slachtoffer] op dat moment verbleef. [medeverdachte 1] liep al vrij vlug de woonkamer in naar de bank waar [slachtoffer] op lag te slapen. [medeverdachte 1] is bovenop [slachtoffer] gesprongen. De verdachte heeft verder verklaard dat hij een flesje met pepperspray in de hand had waarmee hij [slachtoffer] de ogen dichtspoot. [medeverdachte 1] is van [slachtoffer] afgekomen en de verdachte is bovenop [slachtoffer] gaan zitten en heeft hem twee keer met een vuist vol in het gezicht geslagen. De verdachte heeft verder verklaard dat [medeverdachte 1] witte schoenen aanhad; toen ze de woning verlieten waren de schoenen rood gekleurd van het bloed. De verdachte droeg zelf ook schoenen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer] ook met een ijzeren pijp/buis een paar tikken had gegeven.
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met de verdachte naar de woning, waar [slachtoffer] op dat moment verbleef, ging. [medeverdachte 1] liep voorop de kamer in, pakte [slachtoffer] vast en werkte hem naar de grond. De verdachte heeft volgens [medeverdachte 1] een paar tikken uitgedeeld met een ijzeren pijp/buis. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [slachtoffer] ook geslagen heeft met een ijzeren pijp/buis en dat hij en de verdachte hem een paar keer geschopt hebben tegen zijn lijf.
Poging tot doodslag?
Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast te stellen dat de verdachte het bloot opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven. De rechtbank is van oordeel dat er wel sprake is geweest van voorwaardelijk opzet en overweegt daartoe het volgende.
Voor voorwaardelijk opzet op de dood is vereist dat er een aanmerkelijke kans
bestond dat [slachtoffer] door de gedraging van verdachte zou overlijden en dat verdachte
die kans bewust heeft aanvaard.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd vitale en kwetsbare delen bevat, waaronder de slaap en de hersenen. Naar algemene ervaringsregels kan het enkel slaan met een hard (zwaar) voorwerp op het hoofd ter hoogte van of tegen het slaapbeen leiden tot de dood van het slachtoffer, zeker als het slaan met kracht gebeurt. Daarmee is de kans dat iemand komt te overlijden indien diegene met een hard voorwerp met kracht tegen het hoofd en de slaap wordt geslagen, ook al is het maar een enkele rake klap met een hard voorwerp, aanmerkelijk.
Dat verdachten met een hard voorwerp en met kracht hebben geslagen, blijkt uit het forse uit- en inwendig letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen onder meer bij zijn slaapbeen en in zijn nek/hals, als weergegeven in de letselrapportage.
Verder geldt dat het handelen van de verdachten naar zijn aard en uiterlijke verschijningsvorm - het meermalen slaan met een hard voorwerp op het hoofd van [slachtoffer] , waar zich de slaap bevindt, en het slaan met dit voorwerp tegen de nek, in combinatie met het met kracht slaan met de vuisten en het schoppen tegen [slachtoffer] - moet worden aangemerkt als zozeer gericht op het doden van [slachtoffer] , dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte(n) de aanmerkelijke kans op dat gevolg willens en wetens heeft/hebben aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
De verdediging heeft aangevoerd dat niet duidelijk is welk letsel bij [slachtoffer] door de aanval is ontstaan, omdat het mogelijk is dat letsel is ontstaan door de botsing met een politieauto.
De rechtbank acht onaannemelijk dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel anders dan door de aanval van verdachte en medeverdachte, is ontstaan. Het procesdossier biedt voor een scenario, als geschetst door de verdediging, geen aanknopingspunten. Bovendien blijkt uit de letselrapportage dat het letsel bij [slachtoffer] passend is bij uitgeoefend stomp geweld met een staafvormig voorwerp, stok of knuppel.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het verwijt dat hij [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp puntig voorwerp, in het been heeft gestoken. De rechtbank kan niet aan de hand van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting vaststellen of en zo ja op welke wijze een mes is gehanteerd tijdens de aanval op [slachtoffer] . In de woning is weliswaar een mes aangetroffen met op de punt van het mes bloed van de verdachte, maar geen bloed van [slachtoffer] . De verdachte alsmede de medeverdachte [medeverdachte 1] ontkennen het gebruik van een mes. Dat [slachtoffer] mogelijk een snij-scheurwond op zijn rechterbeen heeft opgelopen tijdens de aanval, rechtvaardigt niet de conclusie dat die wond is ontstaan door een mes.
Medeplegen?
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten vereist, waarbij de bijdrage van verdachte intellectueel en/of materieel van voldoende gewicht moet zijn. Of daarvan sprake is, hangt af van de concrete feiten en omstandigheden van het geval.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat beide verdachten een wezenlijke materiële bijdrage hebben geleverd aan de voltooiing van het delict. Beiden zijn de woning binnengegaan waar [slachtoffer] verbleef, beiden hebben [slachtoffer] met een hard voorwerp geslagen en met gebalde vuisten geslagen. Ze zijn gezamenlijk opgetreden en hebben elkaar versterkt in de aanval jegens [slachtoffer] . Van een nauwe en bewuste samenwerking is derhalve sprake geweest. Het tenlastegelegde medeplegen zal bewezen worden geacht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op de wijze als onder 3.4 omschreven.