ECLI:NL:RBLIM:2023:216

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
10238631 CV EXPL 22-5345
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling na schorsing wegens onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag

In deze zaak vordert de werknemer in kort geding zijn wedertewerkstelling na een schorsing door de gemeente, die het gevolg was van een onderzoek naar vermeend grensoverschrijdend gedrag. De werknemer, die sinds 1 januari 2019 in dienst is als buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA), werd op 13 oktober 2022 geschorst na een evaluatiegesprek met een stagiair, waarin ongepaste opmerkingen aan het adres van de stagiair werden genoemd. De gemeente heeft na de schorsing een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend, maar dit verzoek is afgewezen in een andere procedure. De kantonrechter oordeelt dat er geen grond meer is voor de schorsing, nu het onderzoek is afgerond en de gemeente de arbeidsovereenkomst niet kan ontbinden. De vordering tot wedertewerkstelling wordt toegewezen, met een gematigde dwangsom van € 1.000,00 per dag voor het geval de gemeente in gebreke blijft. De vordering tot doorbetaling van het loon wordt afgewezen, omdat de gemeente het loon tijdens de schorsing heeft doorbetaald. De gemeente wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10238631 CV EXPL 22-5345
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 6 januari 2023
in de zaak van:
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
gekozen woonplaats te Groningen,
eisende partij,
gemachtigde mr. P.M. van Wattum,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE SIMPELVELD,
gevestigd te Simpelveld,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. drs. L.H. Janssen.
Partijen zullen hierna [eiser] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord van de gemeente
  • de mondelinge behandeling op 21 december 2022 waarbij tevens de zaak met het zaaknummer 10207751 AZ VERZ 22-115 is behandeld.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1974, is op 1 januari 2019 in dienst van de gemeente getreden in de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: BOA).
2.2.
In januari 2021 is [naam stagiair] als stagiair begonnen bij de gemeente. [eiser] was de stagebegeleider van [naam stagiair] . [eiser] was op dat moment de enige BOA in dienst van de gemeente.
2.3.
In januari 2022 is [naam collega] als (tweede) BOA in dienst getreden van de gemeente.
2.4.
In mei 2022 heeft [naam stagiair] zijn stage afgerond.
2.5.
Op 22 september 2022 heeft [naam collega] in opdracht van [naam manager dienstverlening] (manager dienstverlening) een evaluatiegesprek gevoerd met [naam stagiair] . [naam stagiair] is bij dit gesprek
gevraagd naar “tips en tops”. Van dit gesprek heeft [naam collega] een verslag gemaakt. Dat verslag bevat de volgende passage:
“Hoe was je contact app-mail en gesprekken met [eiser] .
Ons telefonische contact binnen 1 kwartier belde hij terug. Mail reageerde hij snel op. Geen onprettige situatie. Ik had geen probleem mee om steeds van Shirt te wisselen.
Als [eiser] zei: Laat broek zakken en verkracht je nog voordat je weggaat. Ik zag dit als grap. Hij is nooit aan mij geweest.”
2.6.
Naar aanleiding van de hiervoor geciteerde passage heeft [naam manager dienstverlening] [eiser] uitgenodigd voor een gesprek op 13 oktober 2022. Daarbij was ook [naam adviseur P&O] (adviseur P &O) aanwezig. Tijdens dat gesprek heeft [eiser] ontkend uitspraken te hebben gedaan die in de hiervoor geciteerde passage staan.
2.7.
Na afloop van het gesprek heeft de gemeente [eiser] geschorst. Bij brief van 13 oktober 2022 heeft de gemeente de schorsing schriftelijk aan [eiser] bevestigd. In de brief staat (onder meer) dat de gemeente het niet aanvaardbaar acht dat [eiser] zijn werkzaamheden voortzet, terwijl zij onderzoek verricht naar “de ernst van deze kwestie”.
2.8.
In de periode 13 oktober tot en met 7 november 2022 heeft de gemeente nader onderzoek verricht naar het gedrag van [eiser] .
2.9.
Partijen hebben daarna onderhandeld, maar dat heeft niet tot een overeenkomst geleid.
2.10.
De gemeente heeft vervolgens eind november 2022 bij de kantonrechter van deze rechtbank een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om bij wijze van onmiddellijke voorziening bij voorraad de gemeente te veroordelen:
hem binnen 24 uur na het te wijzen vonnis toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of dagdeel dat de gemeente daarmee in gebreke blijft,
tot doorbetaling van het loon van € 3.732,00 bruto per maand en emolumenten, te vermeerderen met de wettelijke verhoging,
tot betaling van de weggelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemde bedragen tot de dag van betaling,
tot betaling van de proceskosten.
3.2.
De gemeente voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover deze relevant zijn, in de hierna volgende beoordeling nader ingegaan worden.

4.De beoordeling

4.1.
Onderdeel 1 van de vordering van [eiser] behelst in feite dat de schorsing wordt opgeheven. Uit de aard van deze vordering vloeit reeds voort dat [eiser] een spoedeisend belang heeft. Het enkele feit dat hij eerst twee maanden na de schorsing deze vordering heeft ingediend leidt, anders dan de gemeente aanvoert, niet tot de conclusie dat hij geen spoedeisend belang (meer) heeft.
4.2.
De gemeente heeft [eiser] op 13 oktober 2022 geschorst in verband met het onderzoek dat zij zou gaan verrichten naar het gedrag van [eiser] . Dat onderzoek is inmiddels afgerond. De kantonrechter begrijpt dat [eiser] nog steeds geschorst is, maar nu omdat de gemeente op grond van de resultaten van het onderzoek de arbeidsovereenkomst met [eiser] wil ontbinden. Zij heeft daartoe een verzoek ingediend (zaaknummer 10207751 AZ VERZ 22-115).
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat er thans geen grond meer bestaat voor de schorsing van [eiser] . Bij beslissing van vandaag wordt het verzoek van de gemeente om de arbeidsovereenkomst met [eiser] te ontbinden namelijk afgewezen. Op grond van de arbeidsovereenkomst heeft [eiser] het recht om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten. Onderdeel 1 van de vordering van [eiser] zal dus worden toegewezen, zij het dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd tot € 1.000,00 per dag/dagdeel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim (en dus niet vanaf de dag van opeisbaarheid) tot de dag van betaling.
4.4.
Onderdeel 2 van de vordering zal worden afgewezen. Er bestaat immers geen aanleiding om de gemeente te veroordelen tot betaling van het loon. Vast staat namelijk dat zij ook tijdens de schorsing het loon van [eiser] is blijven doorbetalen. [eiser] heeft dus geen belang bij een veroordeling op dit onderdeel. Hieruit volgt dat ook de gevorderde wettelijke verhoging (en de daarover gevorderde wettelijke rente) afgewezen zal worden.
4.5.
Als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij zal de gemeente worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] begroot op:
  • dagvaarding € 131,18
  • griffierecht € 86,00
  • salaris gemachtigde
Totaal: € 964,18.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt de gemeente om [eiser] binnen 24 uur na vandaag toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,00 per dag of deel van een dag dat de gemeente hiermee in gebreke blijft,
5.2.
veroordeelt de gemeente tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over de dwangsom vanaf de dag van verzuim tot de dag van betaling,
5.3.
veroordeelt de gemeente tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 964,18,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW