Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling op 22 december 2022
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde]
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
nahet arrest bekend zijn geworden. Het Hof heeft [eiser] veroordeeld tot betaling van € 63.455,34 te vermeerderen met de rente vanaf de vervaldagen van de facturen en de proceskosten van thans € 14.676,31. Gelet hierop zijn de toetsingskaders die de Hoge Raad in zijn arrest van 20 december 2019 heeft aangegeven (ECLI:NL:HR:2019:2026) geëindigd.
nahet arrest voorgevallen of aan het licht gekomen feiten die aan zijn zijde een noodtoestand (hebben) doen ontstaan. De blote stelling van [eiser] dat voortzetting van de executie een noodtoestand bij [eiser] doet ontstaan, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd. Zonder nadere toelichting over de waarde van de (on)roerende zaken en de schulden van [eiser] , die [eiser] niet heeft gegeven, is de stelling van [eiser] dat de waarde van de beslagen goederen (die volgens [eiser] € 1,5 miljoen exclusief de machines, fosfaatrechten en veestapel bedraagt) in geen enkele verhouding staat tot de hoogte van die vordering, onvoldoende om voorhands te kunnen oordelen dat de gestelde noodtoestand bij [eiser] bestaat of zal ontstaan. In het verlengde hiervan en nu gesteld noch gebleken is dat het beslag niet zonder reden of belang dubbel is gelegd, kan evenmin voorshands worden geoordeeld dat het beslag vexatoir is.