ECLI:NL:RBLIM:2023:2578

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
ROE 22 / 2400
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens te late indiening en kennelijk ongegrond beroep

Op 18 april 2023 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R.A. Remport Urban, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft een beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 1 september 2022, waarin het bezwaar van eiser tegen een eerder besluit van 11 mei 2022 niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift uiterlijk op 22 juni 2022 bij verweerder ontvangen had moeten zijn, maar dat dit niet het geval was. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat het bezwaarschrift tijdig is verzonden of dat er sprake was van verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep van eiser kennelijk ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 22 / 2400

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. R.A. Remport Urban),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Heerlen), verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 1 september 2022 (het bestreden besluit). Verweerder heeft daarbij het bezwaar van eiser tegen het besluit van 11 mei 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit waartegen bezwaar wordt gemaakt, bekend is gemaakt. [2] In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken moet gebeuren. In dit geval is het besluit van 11 mei 2022 op de juiste wijze bekendgemaakt door verzending op 11 mei 2022. Eiser heeft dat ook niet betwist. De bezwaartermijn eindigde dus op 22 juni 2022. Het bezwaarschrift had uiterlijk op die dag door verweerder ontvangen moeten zijn, dan wel bij verzending per post uiterlijk binnen een week daarna. [3] Als het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend, is de hoofdregel dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk hoeft te behandelen. Soms is dat anders, namelijk als er een geldige reden is waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen en er wordt dan gesproken van verschoonbare termijnoverschrijding.
3. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit en het verweerschrift op het standpunt dat pas na afloop van de bezwaartermijn, namelijk op 11 juli 2022, een brief van eiser is ontvangen. Dit is een brief gedateerd op 7 juli 2022 waarin staat: “
Op mijn brief d.d. 27 mei jl. (zie kopie bijlage) heb ik van u nog geen reactie mogen ontvangen. Kunt u het eea aub nakijken? En mij zsm berichten?”. bij die brief is een “bezwaarschrift onder nader aan te voeren gronden” gevoegd dat is gedateerd op 27 mei 2022. Verweerder stelt dat bezwaarschrift nooit te hebben ontvangen (anders dan als bijlage bij de brief van 7 juli 2022).
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder de ontvangst van het bezwaarschrift van 27 mei 2022 betwist. Het is dan aan eiser om aannemelijk te maken dat hij dit bezwaarschrift tijdig heeft verzonden of om een geldige reden te geven waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. De gemakkelijkste manier om verzending aannemelijk te maken, is door aangetekende verzending: dan geeft de postdienst immers een verzendbewijs af. Het bezwaarschrift van 27 mei 2022 is echter niet aangetekend verzonden. Van een professioneel gemachtigde mag worden verwacht dat in gevallen waarin het belangrijk is dat een poststuk tijdig wordt verzonden/ontvangen, gezorgd wordt voor aangetekende verzending. Het risico van niet aangetekende verzending ligt bij de verzender. Nu het bezwaarschrift niet aangetekend is verzonden, is het aan eiser om op een andere manier toch de verzending daarvan aannemelijk te maken. Dat heeft eiser niet gedaan. In zijn beroep voert eiser enkel inhoudelijke gronden tegen het besluit van 11 mei 2022 aan en geen gronden tegen het bestreden besluit (de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend). Eiser heeft daarmee tijdige indiening van zijn bezwaarschrift niet aannemelijk gemaakt en dat had van eiser wel mogen verwacht gezien de inhoud van het besluit waartegen hij beroep heeft ingesteld.
5. Verweerder heeft de rappelbrief van 7 juli 2022 ontvangen op 11 juli 2022. Dat is dus buiten de bezwaartermijn die liep tot en met 22 juni 2022. Deze brief (met bijlage) had verweerder dus niet hoeven aan te merken als een tijdig ingediend bezwaarschrift. Ook het pas na afloop van de bezwaar termijn rappelleren door eiser komt voor zijn rekening. Zeker bij een niet aangetekend verzonden bezwaarschrift is het aan eiser om voor het einde van de bezwaartermijn bij verweerder na te gaan of dit is ontvangen.
6. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is een wettelijke termijn waarvan de duur niet kan worden gewijzigd. Verweerder mag het bezwaar, als geen sprake is van verschoonbare omstandigheden, nietontvankelijk verklaren. Eiser heeft verschoonbare omstandigheden niet gesteld en daarvan is de rechtbank ook niet gebleken.
7. Verweerder heeft het bezwaar gelet op het voorgaande terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van J.B.J.C.L. Caelers-Sijbers, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 april 2023
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 18 april 2023
AC

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb.
3.Artikel 6:9 van de Awb.