In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, heeft de kantonrechter op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de Stichting Wonen Zuid (SWZ). De huurder had eerder een vonnis gekregen waarin hij werd veroordeeld om zijn huurwoning binnen drie dagen na betekening te ontruimen. Dit vonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De huurder heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en vorderde in het kort geding dat SWZ werd verboden het vonnis ten uitvoer te leggen totdat het hoger beroep was behandeld.
De kantonrechter heeft de procedure en de feiten in detail bekeken. De huurder stelde dat het vonnis van 8 maart 2023 niet voldoende gemotiveerd was met betrekking tot de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De rechter oordeelde echter dat de belangenafweging in het voordeel van SWZ uitviel. De rechter concludeerde dat het belang van SWZ bij ontruiming van de woning zwaarder weegt dan het belang van de huurder om in de woning te blijven wonen. De huurder had geen woonbelang meer, aangezien hij de woning had onderverhuurd en deze ter beschikking had gesteld aan een prostituée.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de huurder afgewezen en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van SWZ, die tot op heden zijn begroot op € 793,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.