ECLI:NL:RBLIM:2023:3035

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
ROE 22/2973
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming en dwangsom in kinderopvangtoeslagzaak na niet tijdig nemen van besluit door Belastingdienst Toeslagen

Op 11 mei 2023 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, die een verzoek om herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag had ingediend, en de Belastingdienst Toeslagen. Eiseres had eerder op 4 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek. De rechtbank had de Belastingdienst Toeslagen in een eerdere uitspraak van 19 september 2022 opgedragen om binnen twaalf weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 15.000,-. Aangezien de Belastingdienst deze termijn had overschreden zonder een besluit te nemen, heeft de rechtbank nu een nieuwe termijn van twee weken gesteld, met een verhoogde dwangsom van € 250,- per dag, tot een maximum van € 37.500,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst geen stukken of verweerschrift heeft ingediend en dat het beroep van eiseres gegrond is. De rechtbank heeft bepaald dat de Belastingdienst binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat het betaalde griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 22/2973

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de Belastingdienst Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 4 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek om herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag.
Bij uitspraak van 19 september 2022 heeft deze rechtbank het beroep van eiser met zaaknummer ROE 22/1673 gegrond verklaard en verweerder daarbij opgedragen om binnen twaalf weken na de dag van verzending van de uitspraak een besluit op het verzoek om herbeoordeling bekend te maken. Daarbij is tevens bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 15.000,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden.
Eiseres stelt nu opnieuw beroep in tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek om herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag.
De rechtbank heeft verweerder op 22 december 2022 verzocht de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft geen stukken en ook geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
3. Nu verweerder in dit dossier geen stukken en/of verweerschrift heeft overgelegd zal de rechtbank uitgaan van de door eiseres verstrekte informatie.
4. De rechtbank stelt vast dat de dwangsomtermijn van de uitspraak van 19 september 2022 afloopt op 11 mei 2023, en dat uit de stukken niet blijkt dat verweerder een beslissing heeft genomen. Verweerder heeft ook niet gereageerd op het beroep: er zijn geen stukken of een verweerschrift ingediend. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat nog geen beslissing is genomen. Het beroep is om die reden kennelijk gegrond.
5. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de bestuursrechter, als het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In bijzondere gevallen kan de bestuursrechter op grond van het derde lid een andere termijn stellen. In dit geval is verweerder al lange tijd geleden in gebreke gesteld een besluit te nemen en heeft daar tot op heden ruim voldoende de tijd voor gehad. Bovendien is niet toegelicht waarom in het geval van eiseres niet binnen de eerder geboden (toen juist door verweerder gevraagde) termijn van twaalf weken (en vervolgens ook niet binnen de daaropvolgende dwangsomperiode) is beslist. Bijzondere omstandigheden zijn dus niet gesteld en ook niet gebleken. De rechtbank ziet in dit geval dan ook geen aanleiding om een andere termijn te stellen. Verweerder zal daarom uiterlijk binnen twee weken na de dag van deze uitspraak een besluit dienen te nemen.
6. Nu verweerder ondanks de dwangsom geen gehoor heeft gegeven aan de eerdere uitspraak van de rechtbank, ziet de rechtbank aanleiding om een hogere dwangsom aan verweerder op te leggen. De rechtbank bepaalt daarom met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 250,00 verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,00.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de datum van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 250,00 verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,00;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,00 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, rechter, in aanwezigheid van B.A.E.I. van Hooff, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 11 mei 2023

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan door een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de dag van verzending verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.