In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en Stichting Schuldenvrije Toekomst. [Eiseres] vorderde inzage in haar dossier bij de stichting, die haar had geholpen met budgetbeheer, op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor de vordering, omdat [eiseres] inmiddels over alle benodigde informatie beschikte om haar financiële situatie te beheren. Daarnaast was de vordering te onbepaald geformuleerd, waardoor deze niet kon worden toegewezen. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van [eiseres] moest worden afgewezen en dat zij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Stichting Schuldenvrije Toekomst werden vastgesteld op € 793,00. Het vonnis werd openbaar uitgesproken door mr. R.P.J. Quaedackers.