ECLI:NL:RBLIM:2023:3560

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
ROE 22/2488
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging geslachtsnaam minderjarige zoon na strafrechtelijke veroordeling van de vader

Op 9 juni 2023 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in de zaak tussen een vader en de minister voor Rechtsbescherming. De minister had de aanvraag van de derde-partij, de moeder van de minderjarige zoon, om de geslachtsnaam van hun zoon te wijzigen, toegewezen. De vader, eiser in deze zaak, heeft hiertegen bezwaar gemaakt, stellende dat er geen zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft het beroep van de vader ongegrond verklaard, oordelend dat de minister de betrokken belangen op de juiste wijze heeft onderzocht en afgewogen.

De zaak betreft een zoon, geboren in 2018, van wie de geslachtsnaam op verzoek van de moeder is gewijzigd na een incident waarbij de vader onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister bevoegd was om de geslachtsnaam te wijzigen op basis van artikel 6, onder a, van het Besluit geslachtsnaamswijziging. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging door de minister zorgvuldig is uitgevoerd, waarbij het belang van de zoon om zich beter te identificeren met de moeder zwaarder mocht wegen dan de belangen van de vader.

De rechtbank heeft ook het verzoek van de derde-partij om vergoeding van proceskosten afgewezen, omdat er geen sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht door de vader. De rechtbank benadrukt dat de procedure over de geslachtsnaamswijziging een op zichzelf staande kwestie is en niet gerelateerd aan eerdere procedures tussen partijen. De uitspraak is opgemaakt door rechter G. Leijten en griffier B.A.E.I. van Hooff, en partijen zijn op de mogelijkheid van hoger beroep gewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 22/2488
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L.W.M. Hendriks),
en

de minister voor Rechtsbescherming

(gemachtigde: mr. C.M.A.V. Van Kleef).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam derde-partij] uit [plaats]
(gemachtigde: mr. J.B.G. Gelissen).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van 21 september 2022 op 9 juni 2023 op zitting behandeld. Deze behandeling heeft op grond van artikel 8:62, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) grotendeels plaatsgevonden achter gesloten deuren. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, derde-partij, de gemachtigde van derde-partij en de gemachtigde van de minister.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat de minister de aanvraag van derde-partij heeft mogen inwilligen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Ook het verzoek van derde-partij om vergoeding van haar proceskosten wordt afgewezen.

Motivering van de uitspraak

Inleiding
1. Eiser en derde-partij hebben samen een zoon, geboren in 2018. Op 28 januari 2022 heeft derde-partij een aanvraag ingediend bij de minister om de geslachtsnaam van de zoon te wijzigen. Deze aanvraag heeft de minister ingewilligd, omdat er in december 2020 een incident heeft plaatsgevonden waarvoor eiser onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld. Eiser kan zich niet verenigen met de geslachtsnaamswijziging en heeft daartegen beroep ingesteld.
Juridische grondslag
2. Omdat eiser onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld wegens een tegen derde-partij begaan misdrijf, is de juridische grondslag, gelet op artikel 6, onder a, van het Besluit geslachtsnaamswijziging gegeven. De minister was daarom bevoegd om de geslachtsnaam van de zoon van eiser te wijzigen. Dit is tussen partijen niet (meer) in geschil.
Belangenafweging
3. De beroepsgrond van eiser, dat de minister niet van zijn bevoegdheid gebruik heeft mogen maken omdat de belangenafweging onzorgvuldig heeft plaatsgevonden, slaagt niet.
Zoals uit de beslissing op bezwaar blijkt, heeft de minister onderzocht of de geslachtsnaamswijziging in het belang van de zoon is en heeft hij vastgesteld dat de zoon bij derde-partij verblijft en dat zij samen een gezin vormen. Door de geslachtsnaamswijziging kan hij zich beter met derde-partij identificeren en dat geeft uitdrukking aan de gezinssituatie waarin hij leeft. De minister heeft dit belang van de zoon zwaarder mogen laten wegen dan het belang van eiser. De rechtbank vindt daarom dat de belangenafweging zorgvuldig is geweest. Daarbij benadrukt de rechtbank dat dit is gebaseerd op de feitelijke situatie en dat hierin geen waardeoordeel of juridisch oordeel is gelegen over (het ontbreken van) een omgangsregeling tussen eiser en de zoon of over de verstoorde verstandshouding tussen eiser en derde-partij. Deze omstandigheden staan los van de aanvraag om een geslachtsnaamswijziging, waardoor de minister daar geen doorslaggevende betekenis aan heeft hoeven toekennen.
Proceskosten derde-partij
4. Het verzoek van derde-partij om eiser te veroordelen in haar proceskosten wordt afgewezen. Dat verzoek kan alleen worden toegewezen bij hoge uitzondering, namelijk wanneer er sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Naar oordeel van de rechtbank is daar geen sprake van. De onderhavige procedure is een op zichzelf staande procedure over een andere kwestie dan die voorliggen of hebben gelegen in de procedure(s) tussen partijen bij de familierechter en bij de strafrechter. Dat eiser de weging van zijn belangen door de minister in het kader van de gevraagde geslachtsnaamwijziging ter toetsing aan de bestuursrechter heeft willen voorleggen, levert geen kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht op.
Dit proces-verbaal is opgemaakt en ondertekend door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van B.A.E.I. van Hooff, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 14 juni 2023

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. De rechtbank heeft partijen op de mogelijkheid van het instellen van hoger beroep op de zitting gewezen.