Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 793,00
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 3 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever. De werknemer, die sinds 1 februari 2022 in dienst was als opperman-stratenmaker, werd op 10 maart 2023 op staande voet ontslagen. Dit ontslag volgde op een incident waarbij de werknemer te laat op het werk verscheen en een val had gemaakt, waarvoor hij de huisarts wilde bezoeken. De werkgever beschouwde het niet verschijnen op het werk na het huisartsbezoek als werkweigering. De werknemer verzocht de rechter om een vergoeding voor de onregelmatige opzegging, een transitievergoeding, een billijke vergoeding en een deugdelijke eindafrekening. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever de telefonische melding van de werknemer als een ziekmelding had moeten beschouwen. De rechter wees de vorderingen van de werknemer toe, inclusief een vergoeding van € 15.475,51 bruto, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde de werkgever in de proceskosten. De kantonrechter benadrukte dat de werkgever niet had mogen verwachten dat de werknemer tijdens zijn arbeidsongeschiktheid op het werk zou verschijnen voor een gesprek.