ECLI:NL:RBLIM:2023:3929

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
C/03/318266 / JE RK 23-976
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalverklaring van de opneming in gesloten jeugdzorg van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 juni 2023 een beschikking gegeven over de vervallenverklaring van de opneming van een minderjarige in een gesloten jeugdzorg accommodatie. De minderjarige, geboren in 2007, had eerder een voorwaardelijke machtiging gekregen voor opname in gesloten jeugdzorg, maar verzocht de kinderrechter om deze beslissing te vervallen te verklaren. De minderjarige stelde dat de plaatsing in strijd was met de wettelijke bepalingen, omdat de jeugdhulpaanbieder niet tijdig en correct op de hoogte was gesteld van de opname. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de minderjarige zich aanvankelijk niet wilde melden bij de jeugdhulpaanbieder, maar later tot inkeer kwam. De ouders van de minderjarige maakten zich zorgen over zijn welzijn en de gang van zaken rondom de plaatsing. De kinderrechter oordeelde dat de beslissing tot opname niet voldeed aan de wettelijke vereisten, omdat deze was genomen door onbevoegde personen en niet voldoende gemotiveerd was. Hierdoor werd de opneming vervallen verklaard, wat betekende dat de eerder verleende machtiging herleefde, en de minderjarige onder de oorspronkelijke voorwaarden naar huis kon. De kinderrechter benadrukte het belang van rechtsbescherming voor de minderjarige en dat de wet te allen tijde gevolgd moet worden, ook al zijn er zorgen over het welzijn van het kind.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummer: C/03/318266 / JE RK 23-976
Datum uitspraak: 16 juni 2023
Beschikking van de kinderrechter over vervallenverklaring opneming
in de zaak van
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat: mr. J.G. van Ek, gevestigd in Heerlen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
wonend in [woonplaats 1] ,
[de vader], hierna te noemen de vader,
wonend in [woonplaats 2] ,
de gecertificeerde instelling
STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
hierna te noemen de GI, gevestigd in Roermond,
jeugdhulpaanbieder
STICHTING VIA JEUGD, hierna te noemen: de jeugdhulpaanbieder,
gevestigd in Cadier en Keer, gemeente Eijsden-Margraten.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van [minderjarige] , ingekomen bij de griffie op 24 mei 2023;
- de aanvullende stukken van de jeugdhulpaanbieder, ingekomen bij de griffie op 26 mei 2023;
- de brief met bijlage van de GI, ingekomen bij de griffie op 14 juni 2023.
Op 16 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- mr. van Ek namens de minderjarige;
- de moeder;
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een vertegenwoordiger van de jeugdhulpaanbieder.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- [minderjarige] .

2. De feiten

De ouders zijn belast met het gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij de moeder.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 februari 2023 een voorwaardelijke machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 5 februari 2023 voor de duur van zes maanden, dus tot 5 augustus 2023.

3.Het verzoek

[minderjarige] verzoekt de kinderrechter het besluit om [minderjarige] op te nemen in de gesloten jeugdzorg vervallen te verklaren althans in goede justitie een voorziening te treffen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Ter onderbouwing van het verzoek stelt [minderjarige] dat op enig moment is besloten dat hij de voorwaarden, die in het plan van aanpak van 20 januari 2023 zijn vastgelegd, niet heeft nageleefd. Daarom moest [minderjarige] zich melden voor een gesloten plaatsing bij de jeugdhulpaanbieder. Door de GI is aan de advocaat van [minderjarige] medegedeeld dat [minderjarige] zijn kansband drie keer heeft doorgeknipt waardoor de hulpverlening van Topaze is gestopt. Ook is er sprake van huiselijk geweld jegens de moeder en de grootmoeder, gaat [minderjarige] niet naar de dagbesteding, loopt hij op straat rond en komt te laat thuis. De advocaat van [minderjarige] heeft vervolgens verzocht om het plaatsingsbesluit ex artikel 6.1.6 lid 6 Jeugdwet (Jw) van de jeugdhulpaanbieder te ontvangen. De jeugdhulpaanbieder zet het plaatsingsbesluit pas op schrift als [minderjarige] is opgenomen. [minderjarige] wilde zich niet melden bij de jeugdhulpaanbieder en was spoorloos op 23 mei 2023. Wel is er telefonisch en via WhatsApp contact tussen [minderjarige] en zijn advocaat en tussen [minderjarige] en de jeugdreclasseringsambtenaar. Om beweging in de zaak te krijgen heeft de advocaat van [minderjarige] besloten om het onderhavige verzoek in te dienen, hoewel er nog niets op papier stond in de zin van de wet. De plaatsing van [minderjarige] is in strijd met de wettelijke regeling en [minderjarige] verzoekt om de beslissing vervallen te verklaren. Weliswaar is de beslissing van de jeugdhulpaanbieder nodig om daartegen in rechte op te komen, maar in dit geval wordt die beslissing in de praktijk vormgegeven en niet op schrift gesteld. [minderjarige] is van mening dat hem desondanks de mogelijkheid toekomt om in rechte tegen de opname in gesloten jeugdzorg op te komen, nu anders de wettelijke mogelijkheid fictief is, en dit niet in het belang is van [minderjarige] . [minderjarige] is van mening dat de plaatsing op grond van het voorgaande onrechtmatig is en ten gevolge hiervan zou de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp dienen te herleven.
Door de advocaat van [minderjarige] is tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat [minderjarige] in eerste instantie zich niet wilde melden bij de jeugdhulpaanbieder, maar dat hij daarna tot inkeer is gekomen en zich heeft gemeld. [minderjarige] zei tijdens een bezoek van de advocaat dat het goed ging en dat hij blij was bij de jeugdhulpaanbieder te zitten. Inmiddels is [minderjarige] weggelopen uit de gesloten setting. [minderjarige] zegt naar de moeder te willen. [minderjarige] wil niet naar de jeugdhulpaanbieder. De advocaat van [minderjarige] begrijpt het standpunt van de GI vanuit pedagogisch oogpunt. Er is ook een strafrechtelijke stok achter de deur.

4.Het verweer

4.1.
De moeder deelt mee dat [minderjarige] op 10 juni 2023 is weggelopen uit de gesloten jeugdhulp. De moeder maakt zich zorgen over [minderjarige] . Ze is boos op hem, maar kan zich ook wel inleven in hem. Zij had dit echter niet verwacht. Ze heeft [minderjarige] telefonisch gesproken. [minderjarige] mist de moeder en wil naar huis. De moeder deelt verder mee dat [minderjarige] thuis is geplaatst zonder dat school en een dagbesteding was geregeld. [minderjarige] heeft negen weken thuis gezeten zonder school. De moeder denkt dat het beter was geweest als er was gewacht totdat alles goed was geregeld. De eerste weken heeft de moeder van niemand iets gehoord. Het leek alsof zij het zelf moest uitzoeken. De moeder heeft het gemeld als [minderjarige] zich niet aan de voorwaarden hield. Er was dagbesteding geregeld op een kinderboerderij. School is nog niet geregeld. De moeder vindt het jammer dat [minderjarige] bij de jeugdhulpaanbieder is geplaatst toen het weer bergopwaarts ging.
4.2.
De vader is het deels eens met de moeder. Zijn grootste zorg is dat [minderjarige] zich onttrekt aan het gezag. [minderjarige] moet naar school. [minderjarige] is nu een aantal dagen weg en de vader vraagt zich af waar [minderjarige] is. Dat vindt de vader niet prettig.
4.3.
De GI deelt mee dat conform artikel 6.1.6. lid 6 Jw binnen vier dagen na de plaatsing bij de gesloten jeugdhulp de jeugdige schriftelijk in kennis dient te worden gesteld van de beslissing tot opneming. Op 24 mei 2023 is een plaatsingsbeslissing verzonden/uitgereikt aan [minderjarige] . Conform vaste rechtspraak maakt het ontbreken van een plaatsingsbeslissing de plaatsing van de jeugdige in geslotenheid onrechtmatig. Echter, in dit geval is de plaatsingsbeslissing opgemaakt. Conform de wet wordt deze opgemaakt na plaatsing. De brief van de jeugdhulpaanbieder is binnen de gestelde termijn aan [minderjarige] overhandigd/verzonden. De GI deelt verder mee niet in de wet te kijken en hoe het daar staat. Er is conform het hulpverleningsplan elke drie weken overleg geweest met de jeugdhulpaanbieder en Topaze. [minderjarige] kon de voorwaarden niet naleven, dat was ook niet redelijk. De GI deelt de zorgen van de ouders. De realiteit is dat de huidige staat van de hulpverlening zodanig is dat als een kind uitstroomt er wachttijden zijn. Dat is voor [minderjarige] nadelig geweest. Er zijn zaken die niet vooraf te regelen zijn. Topaze is na een aantal weken gestart. [minderjarige] wilde niet naar de dagbesteding op de zorgboerderij. Verder is een aanmelding voor dagbesteding en onderwijs afgewezen op basis van het IQ van [minderjarige] . Dat heeft niet meegewerkt. Toen de school en een dagbesteding wel was geregeld, zijn telkens afwegingen gemaakt over tijdsafspraken en drugsgebruik. Er zijn steeds dingen gemeld en aan [minderjarige] zijn gele kaarten gegeven. Dat is ook afgewogen met de jeugdhulpaanbieder. Besluiten worden in onderlinge samenwerking genomen.
De GI vindt dit allemaal wat ver gezocht. Het hulpverleningsplan is in de lijn van en in niet volgens de letter van de wet, dus het klopt wat er staat. Er is zorgvuldig te werk gegaan sinds [minderjarige] naar huis is gegaan. Zaken zijn uiterst zorgvuldig in de gaten gehouden. Er is een moment gekomen dat het meer bergafwaarts ging met [minderjarige] . Daardoor is het besluit genomen. De GI weet niet wat in het belang is van [minderjarige] . [minderjarige] heeft zichzelf gemeld, hij heeft contact gehouden en hij leek mee te werken. De GI ziet in juridische zin niet dat [minderjarige] niet is gehoord of geen rekening is gehouden met [minderjarige] . De GI vraagt om ook naar het belang van [minderjarige] te kijken.
4.4.
De jeugdhulpaanbieder is, na de wettekst te hebben gehoord, niet langer van mening dat het plaatsingsbesluit op het juiste moment is verleend. De jeugdhulpaanbieder heeft daar niets aan toe te voegen. De jeugdhulpaanbieder is er ook achter gekomen dat iemand die niet bevoegd is om de plaatsingsbeslissing te nemen het besluit voor [minderjarige] heeft genomen. Dit is intern nu wel voor andere zaken aangepast. De jeugdhulpaanbieder is het eens dat op basis van de plaatsingsbeslissing niet te toetsen is wat [minderjarige] heeft gedaan. De jeugdhulpaanbieder is het op inhoud eens met de GI, maar qua juridisch proces met de advocaat van [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 6.1.6 lid 2 Jw neemt de jeugdhulpaanbieder de jeugdige op in een gesloten accommodatie, indien door de naleving van de voorwaarden buiten de gesloten accommodatie de ernstige belemmering van de ontwikkeling naar volwassenheid als gevolg van de ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen, niet langer kan worden afgewend en de jeugdige zich onttrekt of door anderen wordt onttrokken aan de jeugdhulp.
5.2.
Op grond van artikel 6.1.6. lid 3 Jw kan de jeugdhulpaanbieder de jeugdige doen opnemen wanneer deze de gestelde voorwaarden niet naleeft waardoor de jeugdige ernstig wordt belemmerd in de ontwikkeling naar volwassenheid en deze ernstige belemmering niet buiten de gesloten accommodatie kan worden afgewend.
5.3.
Op grond van artikel 6.1.6 lid 4 Jw stelt de jeugdhulpaanbieder zich voorafgaand aan de opneming op de hoogte van de actuele toestand van de ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de jeugdige heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren.
5.4.
Op grond van artikel 6.1.6 lid 6 Jw stelt de jeugdhulpaanbieder de jeugdige uiterlijk vier dagen na zijn beslissing de jeugdige op te nemen daarvan schriftelijk in kennis onder mededeling van de redenen van de beslissing. Een afschrift van de mededeling wordt zo spoedig mogelijk gezonden aan de verzoeker van de machtiging, de advocaat van de jeugdige en aan de griffier van de rechtbank die de voorwaardelijke machtiging heeft verleend.
5.5.
Op grond van artikel 6.1.7 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek van de wettelijk vertegenwoordiger of de jeugdige onder andere de opneming als bedoeld in artikel 6.1.6, lid 2 of lid 3 Jw geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.
5.6.
Op grond van artikel 1:265k lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zendt de GI na de oproep, het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, lid 1 van de Jw en een verslag van de het verloop van de ondertoezichtstelling aan de kinderrechter.
5.7.
De kinderrechter heeft de stukken als bedoeld in artikel 1:265k lid 2 BW niet ontvangen van de GI. De kinderrechter zal daar in dit geval geen consequenties aan verbinden, mede gelet op het hiernavolgende.
5.8.
Door de jeugdhulpaanbieder is overgelegd de aan [minderjarige] gerichte “Omzetting van de ten uitvoerlegging van de Voorwaardelijke Machtiging Gesloten Jeugdzorg” gedateerd 24 mei 2023. De kinderrechter begrijpt dat dit de beslissing is om [minderjarige] op te nemen als bedoeld in artikel 6.1.6. lid 6 Jw. Uit deze beslissing blijkt dat op 12 mei 2023 door [naam 1] (jeugdreclassering), [naam 2] (gezinsvoogdijwerker) en [naam 3] (aanmeldfunctionaris Via Jeugd) is beslist een time-out in te zetten, omdat de voorwaarden door [minderjarige] zijn overtreden. Tevens zijn de voorwaarden opgenomen die [minderjarige] heeft overtreden.
Uit artikel 6.1.6. lid 6 Jw volgt dat de jeugdhulpaanbieder de jeugdige uiterlijk vier dagen na zijn beslissing om de jeugdige op te nemen daarvan schriftelijk in kennis stelt onder mededeling van de redenen van de beslissing. In dit geval is klaarblijkelijk op 12 mei 2023 de beslissing tot opname genomen. [minderjarige] had uiterlijk vier dagen later daarvan schriftelijk in kennis moeten worden gesteld. Zowel de opschriftstelling als de in kennisstelling zijn echter pas gebeurd op 24 mei 2023 nadat [minderjarige] zich op 23 mei om 23.45 uur had gemeld en hij was geplaatst bij de jeugdhulpaanbieder.
Uit artikel 6.1.4. lid 5 volgt dat het hulpverleningsplan (in dit geval het plan van aanpak van 20 januari 2023) onder meer vermeldt welke medewerker van de jeugdhulpaanbieder bevoegd is tot het nemen van het besluit dat de jeugdige wordt opgenomen. In dit geval blijkt uit het hulpverleningsplan dat de heer [naam 4] , Kinder- en Jeugdpsychiater bij Via Jeugd, de medewerker is die is bevoegd tot het nemen van het besluit tot opname. Desondanks blijkt uit de beslissing tot opname van 24 mei 2023 dat niet de heer [naam 4] , maar drie andere personen, waarvan bovendien slechts een persoon een medewerker is van de jeugdhulpaanbieder, deze beslissing hebben genomen. Dus niet alleen is de beslissing genomen door een medewerker van de jeugdhulpaanbieder die daartoe niet is bevoegd, maar tevens door twee medewerkers die überhaupt een dergelijke beslissingsbevoegdheid niet hebben omdat zij geen medewerker zijn van de jeugdhulpaanbieder.
Daarbij komt nog dat in de beslissing tot opname weliswaar de voorwaarden zijn genoemd die [minderjarige] heeft overtreden, maar daarbij is niet concreet vermeld wat [minderjarige] heeft gedaan. Dit is echter wel noodzakelijk, mede uit het oogpunt van rechtsbescherming, zodat enerzijds [minderjarige] weet wat hij heeft gedaan en zich daartegen kan verweren en anderzijds wanneer een oordeel wordt gevraagd van de kinderrechter, zoals in dit geval, de beslissing kan worden getoetst, wat niet mogelijk is zonder deugdelijke motivering.
Op grond van al het voorgaande staat vast dat de beslissing tot opname niet voldoet aan de daaraan gestelde wettelijke vereisten, zodat de opneming vervallen dient te worden verklaard.
Gebleken is dat alle belanghebbenden de motivering van deze beslissing zoals ook uiteengezet tijdens de mondelinge behandeling kunnen volgen en zich daarin kunnen vinden, met uitzondering van de GI. De GI lijkt te verzoeken om de opneming niet vervallen te verklaren. De GI stelt dat aan de wet is voldaan en voert daartoe ook wetsartikelen en jurisprudentie aan. Echter, de GI deelt tevens mee niet in de wet te kijken hoe een en ander daarin is verwoord. Dit laatste lijkt steun te vinden in de interpretatie van de wet door de GI, die niet juist is. Immers, de wettekst spreekt weliswaar van een termijn van vier dagen om de jeugdige in kennis te stellen van de beslissing tot opname, maar dat is niet vier dagen nadat een jeugdige is geplaatst, zoals de GI ondanks het voorhouden van de wettekst blijft stellen, maar vier dagen nadat door de jeugdhulpaanbieder de beslissing is genomen, zoals uit de wettekst volgt. Dat de GI dergelijke voor professionals eenvoudig te doorgronden wetteksten niet of niet voldoende juist interpreteert, baart de kinderrechter zorgen, temeer nu tijdens de mondelinge behandeling, ook nadat de GI is voorgehouden dat de wet dient te worden gevolgd en een en ander in het kader van rechtsbescherming dient te worden bezien, de GI volhardt in de stelling niet te zien dat [minderjarige] in juridische zin niet is gehoord of geen rekening is gehouden met [minderjarige] , waarbij de GI verzoekt om naar het belang van [minderjarige] te kijken. Hoewel op zichzelf genomen de kinderrechter de zorgen van alle betrokkenen, ook van de GI, over [minderjarige] deelt, dient de GI ervan te zijn doordrongen dat een kinderrechter te allen tijde naar het belang van het kind dient te kijken en dit ook te allen tijde doet. In dit geval is dat met name nodig gebleken in juridische zin, waarbij [minderjarige] rechtsbescherming verdient en die derhalve ook krijgt in de vorm van deze beslissing, en daardoor wellicht niet of in mindere mate in (door de GI gewenste) praktische zin. Het feit dat [minderjarige] in juridische zin is gehoord en rekening met hem is gehouden maakt niet dat daarmee aan de wet voorbij dient te worden gegaan, integendeel.
5.9.
Het vervallen verklaren van de opneming heeft tot gevolg dat de bij beschikking van 2 februari 2023 verleende voorwaardelijke machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 5 februari 2023 voor de duur van zes maanden, dus tot 5 augustus 2023, herleeft. Dat betekent dat [minderjarige] onder de destijds opgestelde voorwaarden naar huis kan. Gelet op de geschetste feiten is het zaak voor [minderjarige] dat hij zich gaat gedragen. Immers, herleving van de verleende machtiging betekent ook dat [minderjarige] gesloten kan worden geplaatst als hij zich niet aan de voorwaarden houdt, mits uiteraard de juridisch juiste procedure daarvoor wordt gevolgd.
5.10.
Onder verwijzing naar artikel 6.1.12 lid 1 Jw wijst de kinderrechter erop dat deze beschikking van rechtswege bij voorraad uitvoerbaar is, zodat dit verzoek van [minderjarige] zal worden afgewezen.
5.11.
Wellicht ten overvloede overweegt de kinderrechter dat in het hulpverleningsplan opvalt dat wordt gesproken over zowel een time-outplaatsing als een plaatsing voor langere duur. Uit vaste jurisprudentie volgt dat een zogeheten time-out juridisch niet bestaat. De wet biedt die mogelijkheid niet. Uit artikel 6.1.6. lid 5 Jw volgt dat de voorwaardelijke machtiging vanaf het moment van de beslissing van de jeugdhulpaanbieder geldt als een ‘reguliere’ machtiging, zoals bedoeld in artikel 6.1.6 lid 2 Jw.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verklaart de opneming geheel vervallen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.M. van Uum, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2023, in aanwezigheid van de griffier en op schrift gesteld op 26 juni 2023.
SH
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.