6.7.Artikel 27.2.9 van de planregels bepaalt dat voor zover bestaande maten afwijken van de bepalingen in 27.2.2, 27.2.3 en 27.2.8 de bestaande maten gehandhaafd mogen worden.
Beginselplicht tot handhaving
7. De rechtbank stelt voorop dat voor verweerder de beginselplicht tot handhaving geldt (vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 19 augustus 2020). Dit betekent dat verweerder, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift in de regel van zijn bevoegdheid gebruik zal moeten maken om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van verweerder worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat indien komt vast te staan dat eiser geen omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo nodig heeft, hij ook geen omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo nodig heeft en vice versa.
9. Tussen partijen is ook niet in geschil dat ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan de garage met een oppervlakte van 32 m² reeds aanwezig was. Ook de overkapping aan de voorzijde van de woning met een oppervlakte van 11,6 m² stond er toen al. Daarnaast was ook de vrijstaande schuur achter de woning op het perceel met een oppervlakte van 150 m² reeds aanwezig. Dit geldt ook voor de tuinkamer met een oppervlakte van 20,5 m². Dit betekent dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in totaal reeds 214,1 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig waren.
10. Ter zitting is met partijen besproken dat indien de rechtbank eiser volgt in zijn standpunt dit leidt tot een gegrond beroep.
Hoe is artikel 27.2.9 van het bestemmingsplan bedoeld: met andere woorden is er sprake van een overtreding?
11. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat op de overkapping van eiser artikel 27.2.9 niet van toepassing is. De overkapping is namelijk een
nieuwbijbehorend bouwwerk: deze is immers ná de inwerkingtreding van het bestemmingsplan gebouwd, terwijl artikel 27.2.9 juist bedoeld is voor bestaande maten en dus
bestaandebijbehorende bouwwerken op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Er dient in dit geval voor het maximaal aantal toegestane vierkante meters aan bijbehorende bouwwerken gekeken te worden naar artikel 27.2.3, aanhef en onder a, van het bestemmingsplan. Op grond hiervan geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, aanbouwen, bijgebouwen en open overkappingen maximaal 150 m² mag bedragen. In het licht hiervan volgt de rechtbank ook niet het standpunt van eiser over het “plussen en minnen” (zie onder 4), waarbij in ieder geval - wat daarvan ook zij - door de rechtbank ter zitting is betwijfeld of de oppervlakte van de garage wel vervallen is. Omdat met de overkapping van eiser het maximaal aantal toegestane vierkante meters aan bijbehorende bouwwerken op het perceel wordt overschreden, is er sprake van een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.De beroepsgrond van eiser slaagt derhalve niet. Verweerder was dus bevoegd om handhavend op te treden en de last onder dwangsom aan eiser op te leggen.
Zijn er bijzondere omstandigheden waardoor verweerder van handhavend optreden dient af te zien?
12. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die ertoe zouden moeten leiden dat verweerder van handhavend optreden diende af te zien.
De invorderingsbeschikking
13. Nu het beroep van eiser tegen de last onder dwangsom niet slaagt en eiser (verder) niets heeft aangevoerd tegen de invorderingsbeschikking slaagt het beroep van eiser hiertegen ook niet.