ECLI:NL:RBLIM:2023:4995

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
C/03/321132 / BZ RK 23/1572
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de voortzetting van een crisismaatregel op basis van onvoldoende medische beoordeling

Op 11 augustus 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond een beschikking gegeven waarin het verzoek van de officier van justitie tot voortzetting van een crisismaatregel werd afgewezen. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1994, die verblijft in een GGZ-instelling. De officier van justitie had op 9 augustus 2023 een verzoek ingediend om de op diezelfde dag opgelegde crisismaatregel te verlengen, gebaseerd op artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de betrokkene, zijn advocaat en een psychiater. De psychiater verklaarde dat de betrokkene manische ontregelingen vertoonde, maar de advocaat betwistte de geldigheid van de medische verklaring, aangezien deze was opgesteld door een arts in opleiding tot psychiater die de betrokkene niet zelf had gezien.

De rechtbank oordeelde dat de gang van zaken rondom de medische verklaring niet voldeed aan de vereisten van de Wvggz. De psychiater had de betrokkene niet in zijn fysieke aanwezigheid gesproken, wat in strijd is met de jurisprudentie van de Hoge Raad. De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die het onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene redelijkerwijs onmogelijk maakten. Hierdoor voldeed de medische verklaring niet aan de wettelijke eisen, en werd het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter L.N. Geerman en is op 22 augustus 2023 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/321132 / BZ RK 23/1572
Afwijzing machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 11 augustus 2023 van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),
ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonend te [woonplaats] ,
verblijvende in de [naam] voor ggz te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
advocaat: mr. D.W. Beemers.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 9 augustus 2023, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 9 augustus 2023 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 9 augustus 2023;
  • de medische verklaring van 9 augustus 2023;
  • het episode journaal;
  • het uittreksel Justitiële Documentatie van 9 augustus 2023;
  • het informatierapport Wvggz met politiegegevens;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2023. De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • betrokkene;
  • de waarnemend advocaat van betrokkene mr. P.P.F. Tummers;
  • de psychiater [naam psychiater] ;
  • de anios [naam arts] ;
  • de moeder van betrokkene.
1.3.
De officier van justitie is niet gehoord.

2.De standpunten van partijen

2.1.
Hoewel betrokkene erkent dat er zorgen zijn, wil hij de instelling verlaten. Hij is bereid om onder begeleiding de medicatie nog twee weken te nemen. Als dit niet in de thuissituatie mogelijk is, is hij bereid om nog een paar dagen in de accommodatie te verblijven.
Betrokkene is niet agressief en heeft hoop nodig die thuis ligt en niet in de accommodatie.
2.2.
De psychiater heeft verklaard dat er bij betrokkene sprake is van een manische ontregeling met psychotische kenmerken. Betrokkene denkt verhoogd associatief. Bovendien is er sprake van druk en grensoverschrijdend gedrag. Op de afdeling laat betrokkene zich niet aanspreken op zijn gedrag waardoor er angst is voor agressie en escalatie.
Betrokkene accepteert de medicatie die effect lijkt te hebben aangezien betrokkene nu rustig zijn verhaal vertelt.
Als de voortzetting van de crisismaatregel niet wordt verleend, zal betrokkene stoppen met de behandeling en is er een risico dat betrokkene wederom verzeild raakt in ruzies en gevechten. Bovendien is er sprake van maatschappelijke teloorgang aangezien betrokkene niet in staat is om te werken en zich niet kan handhaven in de maatschappij.
De vrijwilligheid van betrokkene acht de psychiater nog onvoldoende bestendig.
2.3.
De advocaat heeft verklaard dat de aanloop naar de crisissituatie chaotisch is verlopen. De beoordeling is uitgevoerd en opgesteld door een arts in opleiding tot psychiater die hiertoe niet bevoegd is. Dit is weliswaar gebeurd onder supervisie van een psychiater op afstand, maar die heeft betrokkene niet gehoord en gezien en is niet ter plekke geweest. De advocaat verwijst in dit verband naar ECLI:NL:PHR:2023:144. De raadsman verzoekt primair om de voortzetting van de crisismaatregel af te wijzen op grond van bovenvermelde conclusie. Dat betrokkene nadien door de psychiater op de huidige afdeling is gezien, doet er volgens de raadsman niet toe.
Subsidiair verzoekt de advocaat het verzoek af te wijzen aangezien er geen sprake is van een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en meer subsidiair verzoekt de raadsman het verzoek af te wijzen op grond van vrijwilligheid van betrokkene.

3.Beoordeling

3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen.
3.2.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz verleent de rechter een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel indien naar zijn oordeel ten aanzien van betrokkene de grondslag voor het nemen van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:1 lid 1 Wvggz aanwezig is.
Tevens dient naar het oordeel van de rechter voldaan te zijn aan de criteria voor verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:3 Wvggz en het doel van verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:4 Wvggz, onderdelen a tot en met e. De rechter neemt hierbij de algemene uitgangspunten van artikel 2:1 Wvggz in acht.
3.3.
Naar aanleiding van het verweer van de advocaat, heeft de rechtbank na afloop van de zitting ter plaatse het onderzoek ter zitting heropend omdat de gang van zaken met betrekking tot de medische verklaring nog niet voldoende duidelijk was. De rechtbank heeft telefonisch contact opgenomen met de psychiater die de medische verklaring heeft ondertekend (hierna: de psychiater). De mededelingen van de psychiater heeft de rechtbank vervolgens telefonisch aan de advocaat voorgelegd, die naar aanleiding daarvan een reactie heeft gegeven. De beoordeling van de rechtbank is dan ook mede op deze telefonische inlichtingen gebaseerd.
3.4.
Het staat vast dat het psychiatrisch onderzoek van betrokkene is uitgevoerd en opgesteld door een arts in opleiding tot psychiater. Dit is gebeurd onder supervisie op afstand van de psychiater. De psychiater heeft betrokkene niet zelf ter plekke bezocht en heeft hem dus niet zelf gezien of gesproken. De arts in opleiding heeft de situatie ter plekke verkend, met betrokkene gesproken en een beoordeling gemaakt van de crisissituatie. Dit heeft zij vervolgens telefonisch met de psychiater besproken, die inmiddels het dossier van betrokkene heeft doorgenomen. De psychiater heeft vervolgens ingestemd met de beoordeling van de arts in opleiding. De arts in opleiding heeft de medische verklaring zelf opgesteld, waarna deze is besproken met de psychiater en na tekstaanpassing in het kader van de opleiding door de arts in opleiding, door de psychiater ondertekend. Desgevraagd geeft de psychiater aan dat zijn aanwezigheid niet specifiek nodig was, aangezien de situatie duidelijk was. Betrokkene was al niet in staat om in gesprek te gaan met de arts in opleiding.
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank past deze gang van zaken niet in de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, namelijk dat de psychiater het in de Wvggz voor de diverse vormen van verplichte zorg voorgeschreven medische onderzoek in beginsel aldus dient te verrichten dat hij de betrokkene in een direct contact, dat wil zeggen: in diens fysieke aanwezigheid, spreekt en observeert. Dit is slechts anders indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een weigering van de betrokkene om aan een onderzoek mee te werken, maar ook andere omstandigheden kunnen meebrengen dat een onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene niet of slechts beperkt mogelijk is. In die gevallen zal, met het oog op de beoogde maatregel, steeds op de best mogelijke manier moeten worden getracht inzicht te verkrijgen in de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene en de noodzaak tot het treffen van de beoogde maatregel. [1]
Zowel in de medische verklaring als telefonisch heeft de psychiater niet of onvoldoende gemotiveerd waarom het onderzoek door hem niet in fysieke aanwezigheid van betrokkene heeft plaatsgevonden en waarom hij hem niet heeft gesproken en geobserveerd. De psychiater heeft daarbij alleen toegelicht dat de arts in opleiding wel ter plekke is geweest en dat alles in samenwerking en in overleg heeft plaatsgevonden. Dat de situatie van betrokkene al duidelijk was, valt naar het oordeel van de rechtbank onder de categorie omstandigheden van algemene aard en brengen niet mee dat in dit concrete geval een onderzoek in fysieke aanwezigheid van betrokkene redelijkerwijs niet mogelijk was, zoals bedoeld in de hiervoor in 3.5 en in de voetnoot vermelde rechtspraak. De rechtbank komt dus tot de conclusie dat uit de in 3.4. omschreven gang van zaken en de medische verklaring niet blijkt van omstandigheden die kunnen meebrengen dat een onderzoek in fysieke aanwezigheid van betrokkene redelijkerwijs niet mogelijk was. Het psychiatrisch onderzoek en de medische verklaring voldoen dus niet aan de vereisten die de wet daaraan stelt.
De toelichting van de psychiater ter zitting, zijnde een andere psychiater dan die de medische verklaring heeft ondertekend, repareert dit gebrek niet. Voor zover die toelichting gezien zou worden als een herbeoordeling, is die niet relevant. Die brengt immers geen verandering in de deugdelijkheid van het onderzoek dat de psychiater moet doen ten behoeve van het opstellen van de medische verklaring
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afwijzen.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 11 augustus 2023 mondeling gegeven door mr. L.N. Geerman, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door P.C.H. van Montfort als griffier,
en op 22 augustus 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Voetnoten

1.Zie o.a. HR 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:663, volgend op de conclusie van de Procureur-Generaal van 3 februari 2023, ECLI:NL:PHR:2023:144, waarnaar de advocaat heeft verwezen. Zie ook HR 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:665.