Wat vindt de rechtbank
9. De rechtbank stelt vast dat, omdat het bestreden besluit I is gewijzigd door het bestreden besluit II, het beroep tegen het bestreden besluit I op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede is gericht tegen het bestreden besluit II. Omdat niet is gesteld of gebleken dat eiser belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit I, zal de rechtbank zijn beroep voor zover gericht tegen dat besluit niet-ontvankelijk verklaren.
10. Het beroep van eiser, voor zover gericht tegen het bestreden besluit II, zal, omdat de rechtbank van oordeel is dat het bestreden besluit II berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag, ongegrond worden verklaard. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
Versnippering van procedures en finale geschilbeslechting
11. De beroepsgrond van eiser dat de rechtbank, ondanks een verzoek daartoe, ten onrechte heeft nagelaten vier verschillende procedures van eiser met betrekking tot zijn WIA-uitkering gevoegd te behandelen, slaagt niet. De rechtbank is bevoegd met toepassing van artikel 8:14, eerste lid, van de Awb zaken over hetzelfde of een verwant onderwerp ter behandeling te voegen, maar zij is daartoe niet gehouden. Het gaat om een procesrechtelijke beslissing, die in beginsel de verantwoordelijkheid van de rechter is. Van de vier zaken die in de diverse procedures lopen, heeft de rechtbank drie zaken gevoegd op één zitting behandeld.Deze drie zaken zien op andere onderwerpen en data in geding dan de zaak waarin de rechtbank op 16 juni 2022 en de CRvB op 2 maart 2023 uitspraak heeft gedaan.Van een noodzaak om die zaak gevoegd en op één zitting met de andere drie zaken te behandelen was daarom geen sprake. Een verplichting tot voeging volgt evenmin uit artikel 8:41a van de Awb. Uit de in dit artikel opgenomen verplichting tot finale geschilbeslechting kan niet worden afgeleid dat de bestuursrechter gehouden is alle bij hem aanhangige zaken die mogelijk samenhangen gevoegd te behandelen.
De rechtbank heeft na de zitting in de zaak ROE 22/939 enerzijds en in de zaken ROE 22/740 en ROE 22/1148 anderzijds, afzonderlijk uitspraak gedaan omdat werkgever zich slechts in de zaak ROE 22/939 als derde-belanghebbende heeft gesteld. Mede gelet op de verschillende onderwerpen die in deze zaken aan de orde zijn, is splitsing van deze zaken niet in strijd met artikel 8:14 van de Awb.
Medische grondslag van het bestreden besluit
12. Het UWV heeft het bestreden besluit II gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts B&B van 8 maart 2022. De verzekeringsarts B&B heeft na wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd geen aanleiding gezien om de FML inhoudelijk bij te stellen. Wel heeft zij een toelichting in de FML bijgesteld vanwege de overgang van CBBS 4 naar CBBS 5, zoals vastgelegd in de FML van 8 maart 2022. In beroep heeft het UWV toegelicht dat het oordeel van de CRvB in de uitspraak van 2 maart 2023 wordt gevolgd. De FML behoeft volgens het UWV verder geen aanpassing.
13. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 25 december 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B heeft toegelicht dat bij eiser sprake is van verschillende medische aandoeningen. Het is evident dat eiser veel moeite heeft om adequaat deel te nemen aan gesprekken. Daarom is duidelijk aangegeven dat eiser geen werk kan verrichten waarbij communicatie of gehoor belangrijke onderdelen zijn. Een uit medisch onderzoek gebleken achteruitgang van een van de aandoeningen van eiser, leidt volgens de verzekeringsarts B&B niet tot een evidente wijziging van het functioneren en dus is er geen reden om verdergaande beperkingen in de FML aan te nemen. De verzekeringsarts B&B ziet verder geen aanleiding om verdergaande beperkingen aan te nemen op cognitief vlak. Volgens de verzekeringsarts B&B is dat niet aan de orde, omdat eiser al beperkt is voor werkzaamheden waarbij communicatie of gehoor een belangrijk deel uitmaakt van het werk. Ook is eiser in staat om 1,5 uur auto te rijden en werkzaamheden als voorzitter van de Raad van Toezicht te verrichten waarbij het verdelen van aandacht noodzakelijk is. Anders dan [naam arbeidsgeneeskundige] , ziet de verzekeringsarts B&B geen aanleiding om een urenbeperking aan te nemen. Gezien het dagverhaal van eiser, zijn werkzaamheden als voorzitter van de Raad van Toezicht en de al aangenomen beperkingen in de FML voor communicatie en gehoor, is volgens de verzekeringsarts B&B voldoende rekening gehouden met de energetische belasting. De rechtbank kan deze toelichtingen volgen.
14. Omdat eiser zijn standpunt in beroep niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 25 december 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
16. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 8 maart 2022 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als directeur, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft met inachtneming van de uitspraak van de CRvB van 2 maart 2023 functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Het gaat om de volgende drie functies.
- ( sbc-code 553020) Archiefmedewerker;
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- ( sbc-code 111220) Lader, losser.
17. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiser zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 25 december 2021 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 41,66% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 58,34% arbeidsongeschikt is.
19. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de arbeidsdeskundige B&B niet met terugwerkende kracht nieuwe functies aan de schatting ten grondslag mocht leggen. Het duiden van nieuwe functies kan weliswaar tot gevolg hebben dat een nieuwe uitlooptermijn van de uitkering gaat lopen, maar dat is in deze zaak niet aan de orde. Van een verslechtering van de rechtspositie van eiser is geen sprake. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser is gewijzigd van 58,07% naar 58,34%. Eiser heeft daarmee ongewijzigd recht op een WGA-vervolguitkering, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%.