ECLI:NL:RBLIM:2023:5042

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
ROE 22/868
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in WIA-zaak na intrekking beroep door verzoekster

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan in een WIA-zaak (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) waarbij verzoekster, Gepla B.V., haar beroep heeft ingetrokken. Dit gebeurde nadat het UWV, naar aanleiding van een wijziging in hun besluit, tegemoet is gekomen aan de verzoekster door een IVA-uitkering toe te kennen aan de ex-werknemer van verzoekster. De rechtbank heeft de verzoekster in de gelegenheid gesteld om het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Het UWV heeft ingestemd met de vergoeding van de forfaitaire proceskosten, maar heeft bezwaar gemaakt tegen de kosten voor de medische expertise, omdat een urenspecificatie ontbrak.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op grond van artikel 8:75a van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 837,- en heeft de kosten voor de inschakeling van de medisch adviseur van € 1.621,88 inclusief btw als redelijk beoordeeld.

Echter, de rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van de kosten voor de orthopedische expertise afgewezen, omdat de factuur geen urenspecificatie bevatte. Het totaalbedrag van de te vergoeden kosten is vastgesteld op € 2.458,88, inclusief het griffierecht van € 365,- dat het UWV verplicht is te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/868

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Gepla B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV.

Procesverloop

Met het besluit van 17 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV aan de ex-werknemer van verzoekster een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 100%.
Met het besluit van 10 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met het besluit van 18 april 2023 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en aan de ex-werknemer van verzoekster alsnog een IVA [1] -uitkering toegekend per 7 september 2021.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken en heeft zij verzocht het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Het UWV heeft de rechtbank medegedeeld akkoord te gaan met de veroordeling in de forfaitaire proceskosten die gemaakt zijn in de beroepsprocedure. Het UWV stemt niet in met vergoeding van de factuur van Santcleire B.V. ter hoogte van € 3.146,00 inzake de orthopedische expertise, omdat een urenspecificatie ontbreekt.
Verzoekster heeft hierop gereageerd dat zij geen urenspecificatie kan overleggen, omdat zij complete expertises inkoopt.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is het UWV tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten voor rechtsbijstand door een gemachtigde met toepassing van het Bpb vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
5. Ook komen in beginsel voor vergoeding in aanmerking de kosten die verzoekster redelijkerwijs heeft moeten maken voor inschakeling van medische deskundigen. Verzocht is om vergoeding van de factuur van Santcleire B.V. van 3 november 2022 ter hoogte van € 3.146,- inclusief btw (€ 2.600,- exclusief btw) en de factuur van medisch adviseur [naam adviseur] , werkzaam bij [bedrijfsnaam] , van 12 juli 2023 ter hoogte van € 1.621,88 inclusief btw (€ 1.340,40 exclusief btw).
6. De rechtbank acht de kosten van het inschakelen van de medisch adviseur van [bedrijfsnaam] ter hoogte van € 1.621,88 inclusief btw (€ 1.340,40 exclusief btw) redelijk. Deze kosten komen derhalve voor vergoeding in aanmerking.
7. Het verzoek van eiseres om vergoeding van de kosten voor de door haar ingebrachte orthopedische expertise ter hoogte van € 3.146,- inclusief btw (€ 2.600,- exclusief btw) wijst de rechtbank af, omdat de factuur geen urenspecificatie bevat. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of, en zo ja welke bedragen, voor vergoeding in aanmerking komen.
8. Het totaalbedrag van de te vergoeden kosten bedraagt daarmee € 2.458,88 (€ 837,- +
€ 1.621,88).
9. De rechtbank wijst erop dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 2.458,88.
Deze uitspraak is gedaan op 24 augustus 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 24 augustus 2023
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten