[eiser] vordert dat de kantonrechter in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] :
1. veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het vonnis het gehuurde met al het hunne en de hunnen volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte der sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van [eiser] te stellen;
2. hoofdelijk veroordeelt te betalen, des dat wat de één betaalt in mindering strekt op wat de ander dient te betalen, een geldbedrag wegens de tot en met juli 2023 achterstallige en opeisbare huurpenningen ad € 3.900,-, de tot en met juli 2023 vervallen primair contractuele rente € 78,--, subsidiair wettelijke rente, wegens buitengerechtelijke kosten € 585,- en wegens BTW over buitengerechtelijke kosten € 122,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
3. hoofdelijk veroordeelt te betalen, des dat wat de één betaalt in mindering strekt op wat de ander dient te betalen, een geldbedrag wegens schuld servicekosten 2022 ad € 3.773,87, wegens buitengerechtelijke kosten € 566,08, en wegens BTW over buitengerechtelijke kosten € 118,88 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023 tot aan de dag van volledige voldoening en te betalen aan [eiser] een geldbedrag wegens vervallen primair contractuele rente, subsidiair wettelijke rente vanaf 11 juli 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
4. hoofdelijk veroordeelt te betalen, des dat wat de één betaalt in mindering strekt op wat de ander dient te betalen, de maandelijkse huur ad € 1.300,- tot aan het tijdstip van de ontruiming, een ingegane maand daarbij gerekend voor een hele;
5. in de kosten van deze procedure.