ECLI:NL:RBLIM:2023:5300

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
C/03/321395 / JE RK 23-1481 en C/03/321401 JE RK23-1482
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van minderjarigen wegens zorgen over veiligheid en opvoedingscapaciteiten van ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 augustus 2023 een beschikking gegeven over de verlenging van de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ouders van de kinderen, die onder toezicht staan van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hebben zorgen geuit over de veiligheid van de kinderen in hun thuissituatie. Er zijn signalen van fysieke mishandeling door de vader, en de kinderen hebben letsel vertoond. De ouders ontkennen grotendeels de beschuldigingen en beweren dat de kinderen veilig bij hen zijn. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de zorgen over de veiligheid van de kinderen te groot zijn om hen terug te plaatsen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 13 oktober 2023, met de nadruk op de noodzaak van intensieve opvoedondersteuning voor de ouders en observatie van de kinderen in een neutrale omgeving. De ouders moeten aantonen dat zij openstaan voor hulpverlening en werken aan hun eigen problematiek om de kinderen weer veilig thuis te kunnen laten wonen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummers: C/03/321395 / JE RK 23-1481 en C/03/321401 JE RK23-1482
Datum uitspraak: 25 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter over een vervolg spoeduithuisplaatsing
in de zaak van:
De gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
betreffende de minderjarigen:
[minderjarige 1], hierna te noemen [minderjarige 1] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats 1] ,
en
[minderjarige 2], hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats 2] ,
hierna samen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
wonend in [woonplaats] ,
[de vader], hierna te noemen de vader,
wonend op een bij de rechtbank bekend adres binnen het arrondissement,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat: mw. mr. S.V.A.Y. Dassen-Vranken, kantoorhoudend te Heerlen.
Het verdere procesverloop
1. Bij beschikking van 17 augustus 2023 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in een accommodatie van een zorgaanbieder 24-uurs verleend tot 31 augustus 2023 en is de beslissing voor het overige aangehouden tot de mondelinge
behandeling van 25 augustus 2023 om 12.00 uur.
1.1. De kinderrechter heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het verweerschrift van de ouders, binnengekomen bij de rechtbank op 23 augustus 2023;
  • de brief met bijlagen van de GI, binnengekomen bij de rechtbank op 24 augustus 2023.
1.2. De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3. Tijdens de zitting van 25 augustus 2023 heeft de kinderrechter met toepassing van artikel 29a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak gedaan. Deze beschikking vormt de volledige schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak van de kinderrechter.

2.De nadere feiten

2.1.
De ouders oefenen samen het gezag uit over [minderjarige 1] . Alleen de moeder heeft gezag over [minderjarige 2] .
2.2.
De kinderen verblijven sinds 17 augustus 2023 in een crisisgroep van Koraal.

3.De verdere beoordeling

Wat is het standpunt van de GI?

3.1.
De GI heeft in de brief van 24 augustus 2023 het volgende toegevoegd aan haar verzoek. Nu de kinderen uithuisgeplaatst zijn hebben de kinderen ruimte om hun verhaal te vertellen en hebben zij bij de GI zorgelijke uitspraken gedaan. Zo geeft [minderjarige 1] aan dat: “ [minderjarige 2] niet luistert en dat woorden bij [minderjarige 2] niet helpen en dat je dan wel moet slaan” en dat hij geslagen wordt door zijn vader. [minderjarige 2] heeft aangegeven dat zij bang is voor haar vader; “haar vader slaat haar niet maar geeft haar harde billenkoek”. Daarnaast signaleert de groep waar zij verblijven zorgelijk gedrag bij de kinderen. Zo kloppen de kinderen op hun deur om van de kamer af te komen, ook na meerdere keren uitleggen dat zij gewoon ten alle tijden zelf de kamer mogen en kunnen verlaten, lijken de kinderen geen dag- en nachtritme te hebben, vinden de kinderen het raar dat er boterhammen tijdens de lunch wordt gegeten op de groep en zegt [minderjarige 2] voor elk klein ongelukje sorry. Op de vraag van de groep waarom [minderjarige 2] zo vaak sorry zegt, geeft [minderjarige 2] aan bang te zijn voor de reactie van vader. Gelet op de uitspraken van de kinderen en de zorgen die de groep signaleert is de GI van mening dat de kinderen tot het einde van de ondertoezichtstelling uit huis geplaatst moeten blijven.
3.2.
De GI heeft tijdens de zitting hieraan toegevoegd dat zij liefhebbende ouders ziet, maar dat de ouders (bij momenten) overbelast en overvraagd worden door hun eigen belaste verleden en het gedrag van de kinderen. De ouders handelen vervolgens uit onmacht. Ook wordt er gezien dat de ouders niet openstaan voor hulpverlening. Zo is de hulpverlening van AnaCare pas van de grond gekomen nadat er een schriftelijke aanwijzing is gegeven. De kinderen worden daarnaast belast met volwassenproblematiek. Zo weigeren ouders om de kinderen weg te sturen tijdens gesprekken met de hulpverlening en zijn de kinderen op de hoogte van de lastige financiële situatie van het gezin. Er kan niet met volledige zekerheid gezegd worden wie de waarheid spreekt over het (fysieke) geweld, maar als de vader zijn stem verheft krimpt [minderjarige 1] in elkaar. [minderjarige 2] geeft zelfs aan bang te zijn voor de vader. Daar uit concludeert de GI dat de kinderen niet altijd veilig zijn bij ouders. De GI signaleert dat de kinderen ook eigen problematiek hebben. [minderjarige 2] is bijvoorbeeld heel beperkt en tijdens het bezoekmoment met ouders zoekt zij de grenzen op. Het is nodig dat de kinderen de komende periode worden geobserveerd in een behandelgroep voor hun ‘kindeigen’ problematiek. Daarnaast zal er ingezet moeten worden op opvoedondersteuning bij de ouders thuis. Tot slot zullen de ouders ook moeten werken aan hun eigen persoonlijke problematiek door traumaverwerking aan te gaan. Voor [minderjarige 1] wordt er gekeken naar een plek bij Mondriaan en voor [minderjarige 2] naar een plek bij Koraal. In de tussenliggende periode zal er gekeken moeten worden naar een bezoekregeling waarbij tussentijds geëvalueerd zal worden.
Wat is het standpunt van de ouders?
3.3.
De ouders voeren verweer tegen het verzoek van de GI. Zij verzoeken de kinderrechter alle verzoeken van de GI af te wijzen en de spoedmaatregel te beëindigen.
3.4.
De ouders onderbouwen het verweer als volgt. De ouders zijn van mening dat de medewerker van AnaCare op 17 augustus 2023 onvoldoende rekening heeft gehouden met de standpunten van de ouders. De ouders geven aan zich bedreigd te hebben gevoeld en zij kunnen zich niet vinden in de rapportage van 17 augustus 2023. Naar de mening van de ouders waren de kinderen niet in gevaar. De kinderen zijn volgens ouders veilig bij hen. De ouders staan open voor ondersteuning. De uithuisplaatsing is volgens ouders zowel tijdelijk als voor de langere termijn niet noodzakelijk en zeer onwenselijk, en bovendien niet in het belang van de kinderen. Onvoldoende is aangetoond dat inzet van ambulante spoedhulp niet toereikend is.
3.5.
De moeder heeft tijdens de zitting hieraan toegevoegd dat zij zich niet kan herinneren dat de ouders de hulpverleners niet hebben binnengelaten. De moeder geeft wel aan een paar keer niet te hebben gereageerd, maar dat kwam omdat moeder toen net een buikoperatie had gehad. Vervolgens zijn de ouders de contacten weer aangegaan. De ouders hadden een ander beeld van de ondertoezichtstelling. Ze dachten dat de GI alleen zou helpen om zaken (voor de kinderen) te regelen. Dat bleek anders te zijn. Misschien dat daardoor het beeld is ontstaan dat ze niet willen meewerken met hulpverlening. Ouders staan echter wel open voor hulpverlening. De ouders erkennen dat zij hulp nodig hebben bij de opvoeding van de kinderen. [minderjarige 2] kan namelijk erg druk zijn en de grenzen opzoeken. De hulp die nodig is (ook observatie van de kinderen) kan in de thuissituatie worden geboden. Ook kan de moeder zich niet vinden in wat er geschreven wordt over de afgesloten deuren en dat er onvoldoende eten thuis zou zijn. De moeder geeft aan dat ouders de kinderen straffen door ze geen schermtijd te geven.
3.6.
De vader heeft tijdens de zitting verteld dat hij de ochtend van de (spoed)uithuisplaatsing de kinderen meermaals gewaarschuwd heeft om rustiger te doen. De kinderen luisterden hier niet naar. De vader is daarom naar boven gegaan en heeft de kinderen onder het dekbed vandaan gehaald. Later zag hij pas dat [minderjarige 1] hierdoor letsel heeft opgelopen aan zijn oog en [minderjarige 2] pijn had aan haar polsen. Er is nooit sprake geweest van het opzettelijk fysiek geweld toebrengen. De vader erkent dat hij de kinderen af en toe één tik op hun billen heeft gegeven als de kinderen een hele grote mond hadden. Dat is in totaal maximaal twee á drie keer gebeurd. De vader geeft aan hierin nooit zijn zelfbeheersing te verliezen. De kinderen halen hem soms wel het bloed onder de nagels vandaan. De vader staat open voor hulpverlening om te leren hoe hij hier beter mee om kan gaan. De hulpverlening moet dan wel concreet iets doen en hij heeft geen zin om elke dag te moeten praten.
3.7.
De advocaat van de ouders heeft hieraan toegevoegd dat de kinderen nu in een vreemde omgeving zijn waardoor ze wellicht ook niet goed kunnen slapen. Ten onrechte wordt aangenomen dat er sprake is van een verstoord dag- en nachtritme. De ouders zien graag dat de kinderen terug naar huis komen en dat zij met behulp van intensieve thuisbegeleiding voor de kinderen kunnen zorgen. Een uithuisplaatsing is te ingrijpend, niet noodzakelijk en niet in het belang van de kinderen. De ouders concluderen daarom tot afwijzing van het verzoek om de uithuisplaatsing te laten voortduren.
Wat toetst de kinderrechter?
3.8.
De kinderrechter kan de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen als dat noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding of als dat noodzakelijk is om onderzoek te doen naar hun geestelijke of lichamelijke gesteldheid. [1]
Wat oordeelt de kinderrechter?
3.9.
De kinderrechter wijst het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] toe voor de duur van de ondertoezichtstelling. Deze machtiging wordt, zoals in het verzoekschrift wordt verzocht, verlengd voor plaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Het verzoek van de ouders om de uithuisplaatsing te beëindigen wijst de kinderrechter af. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij deze beslissingen neemt.
3.10.
De kinderrechter is met de GI van oordeel dat de uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding. Hoewel beide ouders betrokken zijn bij hun kinderen en tijdens de recente bezoekmomenten is gezien dat de ouders veel van hun kinderen houden, heeft de kinderrechter te veel zorgen over de veiligheid van de kinderen in de opvoedsituatie bij de ouders. Er zijn al langere tijd signalen dat de kinderen fysiek worden gestraft. Zo is in het raadsrapport (december 2022) beschreven dat [2] :
  • er verschillende (anonieme) meldingen zijn gedaan bij Veilig Thuis waarin wordt gemeld dat de kinderen door met name de vader worden geslagen en blauwe plekken hebben;
  • de kinderen tijdens kringgesprekken met het expertiseteam verteld hebben geslagen te worden door ouders. Daarbij heeft [minderjarige 1] vertelt dat “papa vaak boos is en dan slaat. Het komt meerdere keren voor, soms iedere dag en soms dagen niet”. Volgens [minderjarige 1] weet mama hiervan en slaat zij ook heel soms, maar niet zoals papa. [minderjarige 1] ziet ook dat [minderjarige 2] geslagen wordt. [minderjarige 2] heeft verteld dat: “papa haar heel hard slaat, het komt vaak voor, niet iedere dag. Soms heeft zij blauwe plekken”;
  • de vader de kinderen in die periode (24 juni 2022) meerdere keren per week een corrigerende tik heeft gegeven. Vader ziet het kwaad hiervan niet in, maar geeft aan dat wanneer [minderjarige 2] haar kamer gewoon zou opruimen er niets aan de hand zou zijn en hij haar dus ook niet hoeft te straffen.
3.11.
De ouders hebben tijdens de zitting uitdrukkelijk ontkent dat de kinderen fysiek worden gestraft. Ze hebben verteld dat ze alleen dreigen met ‘billenkoek’ en de vader heeft aangegeven de kinderen alleen hooguit twee á drie keer een tik op hun billen te hebben gegeven. De kinderen hebben op 17 augustus 2023 echter wederom (tegen de hulpverlener van AnaCare) verteld dat de vader hen geslagen heeft. [minderjarige 1] had volgens de hulpverlener van AnaCare ook zichtbaar letsel (een blauw oog). Later hebben de kinderen op 17 augustus 2023 tegen de GI een ander verhaal verteld en aangegeven dat er sprake was van een ‘ongeluk’. Na de spoeduithuisplaatsing op 17 augustus 2023 geven de kinderen echter wederom aan dat ze door hun vader worden geslagen ( [minderjarige 2] gebruikt de woorden: “harde billenkoek krijgen”).
3.12.
Hoewel niet vaststaat hoe vaak en in welke mate de kinderen door hun ouders worden geslagen, staat naar het oordeel van de kinderrechter, gelet op wat hiervoor in 3.10 en 3.11 is beschreven, wel vast dat de kinderen meerdere keren fysiek zijn gestraft en dat de kinderen hierdoor bang zijn voor hun vader. In het raadsrapport (december 2022) wordt hierover beschreven dat [minderjarige 1] in elkaar krimpt als vader hem roept, aanspreekt of zijn stem verheft. Daarnaast heeft [minderjarige 2] recent in de groep waar zij nu verblijft aangegeven bang te zijn voor haar vader. De kinderrechter vindt dit zeer zorgelijk.
3.13.
Kinderen hebben liefdevolle zorg en aandacht van hun ouders nodig om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. Ook hebben zij een opvoedingsomgeving nodig waar zij fouten mogen maken en hun gedrag op een passende en liefdevolle manier wordt gecorrigeerd. Als zij fysiek worden gestraft voor hun gedrag kunnen zij het vertrouwen in hun omgeving verliezen, een negatief zelfbeeld krijgen en zich niet optimaal ontwikkelen. De vader heeft tijdens de zitting verteld dat hij het niet goed vindt dat hij de kinderen heel af en toe een tik op hun billen heeft gegeven. Hij doet dat naar eigen zeggen liever niet, maar de kinderen hadden volgens de vader een hele grote mond tegen hun moeder. De vader lijkt met deze uitleg de schuld buiten zich zelf te leggen en te bagatelliseren wat er in de thuissituatie is gebeurd. Ook lijkt hij onvoldoende inzicht te hebben in wat het effect is van zijn handelen op de ontwikkeling van de kinderen. Wat de rol van de moeder is en of zij de opvoedstijl van de vader afkeurt is niet duidelijk. Wel stelt de kinderrechter vast dat zij niet heeft voorkomen dat de opvoedsituatie bij de ouders de afgelopen periode (op momenten) onveilig is geweest voor de kinderen en ertoe heeft geleid dat de kinderen bang zijn voor hun vader.
3.14.
Zowel de ouders als de GI geven aan dat bij de kinderen ook sprake is van ‘kindeigen’ problematiek. [minderjarige 2] kan bijvoorbeeld erg de grenzen opzoeken. De ouders lijken over onvoldoende pedagogische vaardigheden te beschikken om op een passende manier op dit gedrag van de kinderen te reageren. Hierdoor handelen ze uit onmacht, waardoor de hiervoor beschreven onveilige situatie voor de kinderen ontstaat. De ouders lijken overbelast en overvraagd in de opvoeding van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , mogelijk als gevolg van hun eigen belaste verleden. De kinderrechter is met de GI van oordeel dat de inzet van intensieve pedagogische ondersteuning noodzakelijk is om de pedagogische vaardigheden van de ouders te vergroten. De kinderrechter is er (vooralsnog) niet van overtuigd dat de ouders daadwerkelijk open staan voor deze intensieve hulpverlening. Ze hebben de afgelopen maanden de hulpverlening van AnaCare afgehouden en er was een schriftelijke aanwijzing nodig om er voor te zorgen dat ouders de afspraken nakwamen. Hoewel de ouders tijdens de zitting nadrukkelijk hebben aangegeven dat ze open staan voor hulpverlening en de moeder heeft uitgelegd waarom zij eerdere afspraken niet zijn nagekomen, constateert de kinderrechter dat met name de vader voorwaarden verbindt aan het meewerken met de hulpverlening. Zo moet de hulpverlening wel concreet iets doen (“ze moeten niet drie keer in de week bij hun op de bank komen zitten”) en heeft hij geen zin om elke dag met de hulpverlening te praten. Hij lijkt dan ook onvoldoende te beseffen dat hij (en de moeder) intensieve hulpverlening nodig hebben om hun kinderen op een veilige en passende manier op te kunnen voeden.
3.15.
Daarnaast is de kinderrechter met de GI van oordeel dat het belangrijk is dat in kaart wordt gebracht wat de oorzaak van het gedrag van de kinderen is en wat de kinderen van hun opvoeders nodig hebben. De ouders zijn van mening dat dit onderzoek kan worden uitgevoerd in de thuissituatie. De kinderrechter is echter van oordeel dat de oorzaak van het gedrag van de kinderen alleen op een neutrale plek (zonder invloed van hun omgeving) goed onderzocht kan worden.
3.16.
Gelet op wat hiervoor is beschreven zal de kinderrechter de uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] verlengen tot 13 oktober 2023. Het is altijd de bedoeling dat kinderen zo snel mogelijk weer bij hun ouders worden thuisgeplaatst. Dat geldt ook voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Het is nu aan de ouders om te laten zien dat zij daadwerkelijk open staan voor intensieve hulpverlening en met de tips en aanwijzingen van de hulpverlening aan de slag gaan. Daarbij vindt de kinderrechter het belangrijk dat de vader (en mogelijk ook de moeder) hulp accepteert voor verwerking van zijn eigen trauma, zodat dit hem niet langer belast in zijn rol als ouder. Ook is het belangrijk dat de vader laat zien dat hij zijn agressie onder controle heeft en hij zich op geen enkele manier meer dreigend én agressief uit naar de hulpverlening en zijn kinderen. Wanneer de kinderen weer thuis kunnen wonen, is afhankelijk van de resultaten uit het onderzoek van de kinderen én de ontwikkeling die de ouders zelf kunnen maken.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder 24-uurs met ingang van 31 augustus 2023 tot 13 oktober 2023;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Vogels, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2023, in aanwezigheid van B.J.M. Kockelkorn als griffier en nadien op schrift gesteld op 4 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 1:265c, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 1:265b, eerste lid van het BW.
2.Zie hierover het Plan van Aanpak van 13 maart 2023, pagina 4 en 5.