ECLI:NL:RBLIM:2023:5503

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
ROE 22/337
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning proceskostenvergoeding na intrekking van het beroep in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 14 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en het UWV. De verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV, waarin werd medegedeeld dat zijn arbeidsgeschiktheid niet was gewijzigd. De verzoeker was 80 tot 100% arbeidsongeschikt, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond, met de stelling dat de verzoeker onveranderd volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was. Na een intrekking van het bestreden besluit door het UWV op 4 mei 2023, heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop het UWV akkoord ging met de veroordeling in de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien het UWV tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 837,- voor rechtsbijstand door een gemachtigde, en heeft het UWV tevens verplicht om het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is verzonden op 14 september 2023 en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/337

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: P.H.A. Brauer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV.

Procesverloop

Met het besluit van 24 september 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV aan verzoeker medegedeeld dat zijn arbeidsgeschiktheid niet is gewijzigd. Eiser is 80 tot 100% arbeidsongeschikt.
Met het besluit van 28 december 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Eiser is onveranderd volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met het besluit van 4 mei 2023 heeft het UWV het bestreden besluit ingetrokken. Er is geen nieuw besluit genomen omdat met de beslissing van 17 oktober 2022 al per 19 juni 2019 een IVA-uitkering is toegekend. Een nieuwe beslissing per 24 september 2021 is hierdoor overbodig. Het bezwaar van verzoeker tegen de primaire beslissing wordt alsnog gegrond geacht.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Het UWV heeft de rechtbank medegedeeld akkoord te gaan met de veroordeling in de forfaitaire proceskosten die gemaakt zijn in de beroepsprocedure.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is het UWV tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door verzoeker gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten voor rechtsbijstand door een gemachtigde met toepassing van het Bpb vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
5. De rechtbank wijst erop dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot het UWV moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan op 14 september 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.
de griffier is verhinderd de
uitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 14 september 2023.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.