ECLI:NL:RBLIM:2023:5510

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
03.338086.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en verlaten van de plaats van het ongeval

Op 18 september 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig werd bevonden aan het veroorzaken van een verkeersongeval op 23 december 2022 in Heerlen. De verdachte, een jonge bestuurder, reed met een te hoge snelheid en verloor de controle over zijn voertuig, waardoor hij twee voetgangers aanreed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen schuld had aan het ongeval, maar ook de plaats van het ongeval verliet, terwijl hij wist dat hij slachtoffers in hulpeloze toestand had achtergelaten. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De vorderingen van de benadeelde partijen, die immateriële schadevergoeding eisten, werden eveneens toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die beiden zwaar letsel hadden opgelopen door de aanrijding. De verdachte had eerder geen strafblad en de rechtbank hield rekening met zijn jonge leeftijd en de positieve beoordeling van de reclassering, maar vond desondanks een stevige straf gerechtvaardigd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.338086.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2004,
wonende te [adres 1]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.J.H.M. de Crom, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 september 2023. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1 primair:een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht;
Feit 1 subsidiair: gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
Feit 2:als bestuurder betrokken is geweest bij een verkeersongeval en de plaats van ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijk moest vermoeden dat hij een ander in hulpeloze toestand heeft achtergelaten.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair tenlastegelegde bewezen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte te hard heeft gereden, dat hij over de middenberm, de rijstrook van het tegemoetkomende verkeer, een parkeervak en het trottoir heeft gereden en dat hij vervolgens twee voetgangers heeft aangereden. Het rijgedrag van de verdachte is zodanig onoplettend en onvoorzichtig geweest dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De officier van justitie acht tevens het onder feit 2 tenlastegelegde bewezen. De verdachte is met zijn auto op het trottoir terechtgekomen en had redelijkerwijs kunnen vermoeden dat hij anderen daarbij letsel zou hebben toegebracht. De verdachte heeft aan zijn vader verteld dat hij een ongeval gehad had en dat hij daarbij mogelijk iemand had aangereden. De verdachte heeft de slachtoffers in hulpeloze toestand achtergelaten door de plaats van het ongeval te verlaten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2 tenlastegelegde. De verdachte kreeg zijn auto niet onder controle en is op het trottoir terechtgekomen, daar schampte hij een muur en is vervolgens in paniek weggereden. De verdachte heeft de voetgangers niet gezien en heeft ook geen schreeuw gehoord. Het was donker buiten en de voetgangers droegen geen opvallende kleding. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat ze de voetgangers pas zag op het moment dat ze werden aangereden. Gelet op al deze omstandigheden is het goed mogelijk dat de verdachte de voetgangers niet gezien heeft en is de verklaring van de verdachte niet onaannemelijk te noemen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Op 23 december 2022 omstreeks 20:08 uur vond op de [adres 1] te Heerlen een aanrijding plaats tussen een personenauto, twee voetgangers en een hond. [2] De verdachte [naam] reed als bestuurder van de personenauto (merk [naam] ) over de [adres 1] , komende uit de richting van de [naam straat] in de richting van de [naam straat] . Nabij perceel [naam] reed de verdachte met zijn voertuig van de rechterrijstrook schuin naar links over de beklinkerde middengeleiding, de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer, het fietspad, de parkeerstrook en de groenvoorziening-struikgewas het linksgelegen trottoir op. De verdachte schampte vervolgens met de linkervoorzijde van zijn voertuig de gemetselde muur aldaar. Vervolgens reed hij met de voorzijde van zijn voertuig tegen de op dit trottoir wandelende voetganger en schampte hij de naast deze voetganger lopende echtgenote. De mannelijke voetganger raakte door het ongeval ernstig gewond aan zijn been, liep meerdere botbreuken op, kreeg een klaplong en had zware kneuzingen. De vrouwelijke voetganger liep door het ongeval zware kneuzingen op aan haar heup. De hond liep een gebroken poot op. De verdachte stopte niet, verliet de plaats van de aanrijding en liet hierbij de beide voetgangers in hulpeloze toestand achter. [3] Het voertuig van de verdachte werd omstreeks 20:40 uur leeg aangetroffen op de [naam straat] te Heerlen. Het kenteken stond op naam van [verdachte] . [4]
Omstreeks 20:50 uur meldde zich [ getuige 2] op de plaats van het ongeval en verklaarde aan de verbalisant dat zijn zoon daar zojuist een ongeluk had veroorzaakt. Even later kwam de verdachte aanlopen en verklaarde dat hij zojuist "hier" een verkeersongeval had veroorzaakt, dat hij daarna zijn vader in paniek had gebeld en dat deze hem gezegd had terug te gaan naar de plaats van het ongeval. [5] Getuige [ getuige 2] heeft verklaard dat hij zijn zoon aan de telefoon hoorde zeggen: “Papa ik heb een ongeluk gebouwd en ik ben in paniek weggereden. En hoogstwaarschijnlijk heb ik iemand aangereden”. [6]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij getuige is geweest van een ongeval op de [naam straat] te Heerlen op 23 december 2022. Zij heeft gezien dat een donkere auto, die voor haar reed, opeens naar links schoot en de middenberm overstak, de andere rijstrook overstak, door de haag reed en het linkergelegen trottoir opreed. [getuige 1] hoorde daarna een schreeuw en zag dat er voetgangers werden aangereden. Zij zag verder dat de auto een muurtje schampte en zonder te stoppen verder het trottoir afreed. [7]
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 23 december 2022 samen met zijn echtgenote en hond over het trottoir liep aan de [naam straat] en dat hij werd aangereden door een auto. [8] [slachtoffer 1] werd op 24 december 2022 onderzocht op de afdeling Chirurgie van het Zuyderland Medisch Centrum. Bij van [slachtoffer 1] werden meerdere ribfracturen, een klaplong, een kneuzing bij de long en een gecompliceerde midschacht crurisfractuur in het rechterbeen waargenomen. [9] Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 23 december 2022 betrokken is geweest bij een aanrijding op de [naam straat] te Heerlen. Zij liep samen met haar man en hond over het trottoir van de [naam straat] toen zij werden aangereden door een kleine donkere auto. [10]
De verdachte heeft ter terechtzitting (onder meer) verklaard dat hij op 23 december 2022 de bestuurder was van de [merk auto] die op de [naam straat] reed. De verdachte heeft verklaard dat hij de macht over het stuur is verloren, dat hij uiteindelijk op de stoep terecht is gekomen en dat hij daar een muurtje heeft geraakt. De verdachte heeft ook verklaard dat hij toen in paniek was en is weggereden. De verdachte heeft tevens verklaard dat het zou kunnen dat hij te hard heeft gereden.
Uit het proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse (hierna: VOA) blijkt dat de betrokken [merk auto] geen afwijkingen vertoonde, in voldoende staat van onderhoud verkeerde en dat het remsysteem naar behoren functioneerde. Daarnaast is geen reden om aan te nemen dat er enig gebrek aan de stuurinrichting was ten tijde van het incident. [11] Uit de VOA blijkt verder dat het voertuig in een stabiele, min of meer rechtuitgaande beweging heeft gereden. [12] Aan de hand van beeldmateriaal kon een indicatieve gemiddelde snelheid over een traject van
44 meter, op een afstand van 93 meter voor de plaats van het incident, worden berekend. Uit de berekening kan worden afgeleid dat het voertuig aan het versnellen was. De indicatieve gemiddelde snelheid ging van 56 kilometer/uur aan het beginpunt naar 72 kilometer/uur aan het eindpunt, waardoor de snelheid over dit traject in ieder geval hoger is geweest dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer/uur. [13] Uit de VOA blijkt verder dat tussen het begin van de afbuigende beweging van de [merk auto] en het begin van de krassporen aan de opstaande rand van het linksgelegen trottoir een afstand is gelegen van ongeveer
30 meter. Een oplettende bestuurder had deze 30 meter kunnen gebruiken voor een adequate bestuurdershandeling om te voorkomen dat hij met zijn voertuig het linksgelegen trottoir zou oprijden. Uitgaande van een snelheid van 50 kilometer/uur en een reactietijd van 1 seconde had hij een stopafstand nodig van (11,9 + 13,8 =) 24,7 meter en had hij dus binnen de afstand van 30 meter tot stilstand kunnen komen. [14]
Bewijsoverweging feit 1
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of het rijgedrag van de verdachte zodanig is geweest dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Hiervoor is vereist dat de verdachte zich ten minste in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen. Er moet, met andere woorden, sprake zijn van een grove of aanmerkelijke schuld. Daarvoor moet gekeken worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en naar de overige omstandigheden van het geval. In zijn algemeenheid valt niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder deze is begaan. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in hiervoor bedoelde zin.
Aan de hand van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. De verdachte heeft op 23 december 2022 op de [naam straat] te Heerlen een aanrijding veroorzaakt met zijn auto en twee voetgangers. De verdachte is met zijn voertuig van de rechterrijstrook schuin naar links over de middengeleiding, de rijstrook en het fietspad voor het tegemoetkomende verkeer, de parkeerhaven en de struiken het linksgelegen trottoir opgereden. Vervolgens heeft hij de op dit trottoir lopende voetgangers aangereden. Uit het onderzoek is gebleken dat de verdachte fiks harder heeft gereden dan de ter plaatse geldende maximale snelheid van 50 kilometer per uur. De auto vertoonde geen mankementen en een oplettende bestuurder had met een adequate bestuurdershandeling kunnen voorkomen dat de auto het trottoir zou oprijden. Wanneer de verdachte 50 kilometer per uur had gereden had hij binnen de afstand die hij aflegde tot aan het trottoir tot stilstand kunnen komen.
De rechtbank is van oordeel dat hiermee niet slechts sprake is geweest van een enkel moment van onvoorzichtigheid of onoplettendheid waaruit dit alles is voortgevloeid. Er is sprake van meerdere verkeersovertredingen die alle voorkomen hadden kunnen worden.
De rechtbank concludeert dan ook dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld en dat daardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht. Het letsel zoals is omschreven in de brief van Zuyderland Medisch Centrum, kan als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt.
De rechtbank acht derhalve het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging feit 2
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij anderen door een ongeval letsel had toegebracht en dat hij deze anderen vervolgens in hulpeloze toestand heeft achtergelaten door de plaats van het ongeval te verlaten.
Aan de hand van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. De verdachte heeft op 23 december 2022 op de [naam straat] te Heerlen een aanrijding gehad met zijn auto en twee voetgangers. De verdachte is vervolgens niet gestopt en heeft de plaats van de aanrijding verlaten.
De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat hij voetgangers had aangereden en dat een vriend hem verteld had dat er slachtoffers waren. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. De verdachte is voor het eerst bij de inhoudelijke behandeling met deze verklaring gekomen en weigert de naam van de vriend te noemen, zodat het verhaal niet geverifieerd kan worden.
De vader van de verdachte, getuige [ getuige 2] , heeft verklaard dat hij de verdachte – vlak na het ongeval – aan de telefoon hoorde zeggen dat hij een ongeluk had gebouwd, dat hij in paniek was weggereden en dat hij hoogstwaarschijnlijk iemand had aangereden. Daarnaast heeft getuige [getuige 1] verklaard dat zij een schreeuw heeft gehoord op het moment dat de voetgangers werden aangereden. Uit de VOA blijkt dat het voertuig in een stabiele, min of meer rechtuitgaande beweging heeft gereden in de richting van het trottoir. Hieruit concludeert de rechtbank dat de verdachte vrij zicht heeft gehad op het trottoir en moet hebben geweten dat hij de voetgangers had aangereden die zich voor hem bevonden.
Gelet op bovenstaande omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt en vervolgens de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist dat anderen ( [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ), aan wie bij de aanrijding letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werden achtergelaten.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 primair
op 23 december 2022 in de gemeente Heerlen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, [naam straat] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, welke gedragingen zeer onvoorzichtig en onoplettend, waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, als beginnend bestuurder,
met genoemd motorrijtuig heeft gereden met een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en daarbij gezien zijn, verdachtes, rijrichting, naar links heeft gestuurd/is gereden en achtereenvolgens over de middenstrook, de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer, een parkeervak en het aan de andere zijde van de weg gelegen trottoir heeft gereden en vervolgens in aanrijding is gekomen met twee voetgangers, waaronder voornoemde [slachtoffer 1] , die zich op genoemd trottoir bevonden;
Feit 2
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Heerlen, op/aan de [naam straat] ,
op 23 december 2022,
de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
een of meer anderen (te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werden achtergelaten;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
Feit 2
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel c van de Wegenverkeerswet 1994;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij zijn strafeis aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) onder de categorie ‘ernstige schuld’. De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging aansluiting te zoeken bij de categorie ‘aanmerkelijke schuld’ en heeft daarbij verwezen naar vergelijkbare zaken. Gelet op de bepleite vrijspraak voor feit 2 heeft de raadsvrouw verzocht een taakstraf van maximaal 80 uren op te leggen en daarvan een gedeelte voorwaardelijk als stok achter de deur en heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht het rijbewijs van de verdachte op de dag van de uitspraak terug te geven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is schuldig aan een verkeersongeval waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte is tevens schuldig aan het verlaten van de plaats van vorenbedoeld ongeval, terwijl daardoor de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in hulpeloze toestand werden achtergelaten. Uit de ter zitting voorgelezen verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1] blijkt dat hij door het ongeluk in een lang revalidatietraject zit en nog altijd veel pijn heeft. Het ongeval heeft het slachtoffer en zijn gezin veel leed bezorgd. Uit de ter terechtzitting afgelegde verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 2] blijkt dat het ongeval in de familie van de slachtoffers veel pijn en leed teweeg heeft gebracht en nog steeds teweeg brengt.
Het handelen van verdachte heeft bovendien niet alleen directe gevolgen gehad voor de slachtoffers, maar ook de verkeersveiligheid in het algemeen is door het handelen van de verdachte ernstig in gevaar gebracht. Hiervoor dient een passende straf te worden opgelegd. De rechtbank zoekt aansluiting bij de categorie ‘ernstige schuld’, omdat de verdachte zich aan meerdere verkeersovertredingen schuldig heeft gemaakt. De in de oriëntatiepunten van het LOVS aangegeven taakstraf van 160 uren in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid van motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar biedt, gelet op de ernst van het eerste feit, een goed uitgangspunt. Voorts acht de rechtbank voor het verlaten van de plaats van het ongeval, terwijl daardoor slachtoffers in hulpeloze toestand werden achtergelaten, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met een aantal persoonlijke omstandigheden die de verdachte betreffen. In strafverzwarende zin geldt dat het gedrag van verdachte op de rechtbank berekenend overkomt, nu hij zijn telefoon niet heeft afgegeven aan de politie voor onderzoek en hij eerst zijn vader heeft gebeld, voordat hij besloot terug te gaan naar de plaats van het ongeval. Ook heeft hij steeds geweigerd de naam van zijn bijrijder te noemen en heeft hij geen duidelijkheid verschaft voor wat betreft de aangetroffen hoeveelheid THC in zijn bloed. Aan de andere kant heeft de verdachte ter terechtzitting zijn excuses gemaakt aan de slachtoffers. De verdachte is jong en is nooit eerder veroordeeld. De reclassering is positief over de verdachte en schat het recidiverisico als laag in. Mede gelet hierop, zal de rechtbank, hoewel daar gelet op de ernst van, met name, het tweede feit wel aanleiding toe is, aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren opleggen en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk (met aftrek) met een proeftijd van twee jaar. De voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid dient als ‘stok achter de deur’ om ervoor te zorgen dat de verdachte niet opnieuw in de fout gaat, mede gelet op het hiervoor omschreven berekenende gedrag van de verdachte.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1.000,00, ter zake van feit 2, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.000,00, ter zake van feit 2, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast hebben beide benadeelden verzocht om de verdachte te veroordelen in de proceskosten op basis van het liquidatietarief.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide vorderingen voldoende onderbouwd en geheel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet kunnen worden ontvangen in hun vorderingen nu zij het tenlastegelegde onder feit 2 niet bewijsbaar acht. De raadsvrouw heeft zich subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en heeft naar voren gebracht dat de verdachte bereid is de gevorderde schade – bij veroordeling voor feit 2 – te vergoeden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat immateriële schade – als ‘ander nadeel dan vermogensschade’ – voor vergoeding in aanmerking komt, indien en voor zover de wet daarop recht geeft. In artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek worden de drie categorieën genoemd waarin een benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade, mede gelet op het standpunt van de verdediging, toewijsbaar. De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf 23 december 2022 tot aan de dag van algehele voldoening. De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Ten aanzien van de gevorderde proceskosten gaat de rechtbank uit van het Liquidatietarief kanton (per 1 februari 2023) en het daarin genoemde tarief van € 132,00 per punt (bij een hoofdsom tot en met € 1.250,00). De rechtbank kent twee punten toe (indienen vordering en aanwezigheid ter terechtzitting) en zal de proceskosten begroten op € 264,00 per benadeelde.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
  • veroordeelt de verdachte tot
  • bepaalt dat een gedeelte van deze straf, namelijk
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 264,00, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat de verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
- wijst de vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer 2], ten aanzien van feit 2 toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.000,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 264,00, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat de verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M.W. Nuijts, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. J.S. Spijkerman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P.W.E. Bekkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 september 2023.
Buiten staat
Mr. J.S. Spijkerman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1
hij op of omstreeks 23 december 2022 in de gemeente Heerlen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, [naam straat] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, als beginnend bestuurder,
met genoemd motorrijtuig heeft gereden met een hogere snelheid dan de voor hem
aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een
voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid en/of
(daarbij) gezien zijn, verdachtes, rijrichting, naar links heeft gestuurd/is gereden en/of
achtereenvolgens over de middenstrook, de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer,
een parkeervak en het aan de andere zijde van de weg gelegen trottoir heeft gereden en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met twee voetgangers,
waaronder voornoemde [slachtoffer 1] , die zich op genoemd trottoir bevonden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 december 2022 in de gemeente Heerlen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, [naam straat] , als beginnend bestuurder, met genoemd motorrijtuig heeft gereden met een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid en/of (daarbij) gezien zijn, verdachtes, rijrichting, naar links heeft gestuurd/is gereden en/of achtereenvolgens over de middenstrook, de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer, een parkeervak en het aan de andere zijde van de weg gelegen trottoir heeft gereden en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met twee voetgangers die zich op genoemd trottoir bevonden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Feit 2
dat hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Heerlen, op/aan de [naam straat] ,
op of omstreeks 23 december 2022,
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een of meer anderen (te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd(en) achtergelaten;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer [nummer] , gesloten d.d. 20 februari 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 121 en.
2.Het proces-verbaal aanrijding misdrijf/verlaten plaats aanrijding, d.d. 11 maart 2023, p. 4.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 22 januari 2023, p. 44 en 45.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 december 2022, p. 14 en 15.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 december 2022, p. 16.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [ getuige 2] , d.d. 24 december 2022, p. 75.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , d.d. 30 december 2022, p. 82.
8.Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 1] , d.d. 4 januari 2023, p. 90 en 91.
9.Het geschrift inhoudende letselbeschrijving van [slachtoffer 1] , d.d. 28 december 2022, p. 97.
10.Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 2] , d.d. 29 december 2022, p. 98 en 99.
11.Aanvullend proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, d.d. 7 maart 2023, p. 7.
12.Aanvullend proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, d.d. 7 maart 2023, p. 3.
13.Aanvullend proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, d.d. 7 maart 2023, p. 8.
14.Aanvullend proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, d.d. 7 maart 2023, p. 8 en 9.