ECLI:NL:RBLIM:2023:5579
Rechtbank Limburg
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening voor VOG-aanvraag in het kader van opleiding Maatschappelijk Werk
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen de weigering van de minister voor Rechtsbescherming om hem een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) te verlenen. Verzoeker heeft de VOG nodig om zijn stage te kunnen voortzetten in het kader van zijn opleiding Maatschappelijk Werk. Hangende het beroep heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen op basis van een belangenafweging, waarbij is vastgesteld dat verzoeker moet worden behandeld alsof hij in het bezit is van een VOG, zodat hij zijn stage kan voortzetten totdat er een beslissing op zijn beroep is genomen.
De voorzieningenrechter heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de achtergrond van verzoeker, die in december 2022 is veroordeeld voor zware mishandeling. Ondanks deze veroordeling heeft verzoeker stappen ondernomen om zijn leven te verbeteren, waaronder het volgen van therapieën en een opleiding. De voorzieningenrechter concludeert dat het niet verlenen van de VOG onomkeerbare gevolgen voor verzoeker kan hebben, aangezien hij zonder VOG zijn stage niet kan voortzetten en daardoor zijn opleiding moet stopzetten. De minister heeft niet kunnen aantonen dat er dringende belangen zijn die zich verzetten tegen het toewijzen van de voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de minister het griffierecht en de proceskosten aan verzoeker moet vergoeden. De uitspraak is gedaan op 11 september 2023 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.