Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1]
[gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 november 2022 en de daarin genoemde processtukken,
- de akte uitlating van Fidusud met producties,
- de antwoordakte van [gedaagde] .
Rechtbank Limburg
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. S.C. Hagedoorn, gaat het om een geschil tussen de rechtspersoon S.A. FIDUCIAIRE DU SUD (hierna: Fidusud) en twee gedaagden, die in deze procedure gezamenlijk worden aangeduid als [gedaagde]. De procedure betreft een bijzondere overeenkomst in de vorm van een verbruikleen, waarbij Fidusud als kredietverstrekker optrad. De zaak is ontstaan uit een kredietovereenkomst waarbij [gedaagde] een bedrag van € 3.500,00 heeft geleend, met de mogelijkheid om dit bedrag te verhogen tot een limiet van € 3.500,00. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 2 november 2022 geoordeeld dat Fidusud haar zorgplicht heeft geschonden door de kredietwaardigheid van [gedaagde] niet voldoende te toetsen. Hierdoor is [gedaagde] enkel verplicht het geleende bedrag terug te betalen, zonder rente en kosten.
In het vonnis van 20 september 2023 heeft de kantonrechter vastgesteld dat [gedaagde] in totaal € 4.620,00 heeft geleend en tot nu toe € 1.916,93 heeft afgelost. Dit betekent dat er nog een openstaand bedrag van € 2.703,07 resteert dat [gedaagde] aan Fidusud moet terugbetalen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de proceskosten voor rekening van Fidusud komen, omdat zij de kredietovereenkomst niet had mogen sluiten. De proceskosten aan de kant van [gedaagde] zijn begroot op € 825,00 aan salaris voor de gemachtigde.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag van € 2.703,07 aan Fidusud, en dat Fidusud in de proceskosten wordt veroordeeld tot een bedrag van € 990,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.