In deze zaak vordert de eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.E.I.K. Jaminon, hoofdelijke veroordeling van de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], tot betaling van een bedrag van € 555,08, vermeerderd met rente en kosten. De eiseres stelt dat zij in de periode van mei tot en met augustus 2022 diverse bedragen aan de gedaagden heeft geleend, evenals de kosten voor pretparktickets. Ondanks herhaalde aanmaningen hebben de gedaagden nagelaten dit bedrag terug te betalen.
De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. R.R.J.W. Delsing, betwisten de vordering en stellen dat er geen sprake is van een lening, maar van schenkingen. Ze beweren dat de bedragen die de eiseres heeft gegeven, zonder enige verplichting, als geschenken zijn bedoeld. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd, waarbij de gedaagden geen conclusie van dupliek hebben ingediend, en heeft uiteindelijk vonnis gewezen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres haar vordering voldoende heeft onderbouwd en dat de gedaagden de vordering niet langer hebben weersproken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden hoofdelijk moeten worden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding. Daarnaast zijn de gedaagden ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 485,47. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.