ECLI:NL:RBLIM:2023:5651

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
10505235 \ CV EXPL 23-2021
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schadevergoeding en huurrechtelijke geschillen over beschadigde lift

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft de kantonrechter op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een natuurlijke persoon (gedaagde) over de schadevergoeding voor een beschadigde huurlift. De eiseres had op 7 oktober 2022 een Alp Lift 350 kg verhuurd aan de gedaagde, die later meldde dat de lift gestolen was. Op 9 november 2022 werd de lift echter door een derde geretourneerd, waarbij ook een openstaande huurtermijn werd voldaan. De eiseres stelde dat de lift dermate beschadigd was dat reparatie duurder zou zijn dan vervanging.

De gedaagde erkende aansprakelijkheid voor de schade, maar betwistte de hoogte van de schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde toerekenbaar tekortgeschoten was door de lift beschadigd in te leveren. De kantonrechter schatte de schade op € 2.100,00, rekening houdend met de marktwaarde van de lift op het moment van de huurovereenkomst. De gevorderde contractuele rente van 24% werd afgewezen, omdat deze als oneerlijk werd beschouwd. Ook de gevorderde handelsrente en incassokosten werden afgewezen, omdat de gedaagde niet handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

De kantonrechter veroordeelde de gedaagde tot betaling van een totaalbedrag van € 2.475,00, bestaande uit schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten van de eiseres. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10505235 \ CV EXPL 23-2021
Vonnis van de kantonrechter van 20 september 2023
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna ook respectievelijk ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het (mondeling) antwoord van gedaagde partij
- de mondelinge behandeling, die plaatsvond op 12 september 2023
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft vanaf 7 oktober 2022 aan [gedaagde] een zogenaamde Alp Lift 350 kg verhuurd.
2.2.
Nadat [gedaagde] eerder aan [eiseres] had laten weten dat de betreffende lift gestolen was, heeft een derde namens [gedaagde] de lift op 9 november 2022 geretourneerd. Deze derde heeft ook de openstaande huurtermijn voldaan, na aftrek van een eerder betaalde borgsom.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] stelt dat de geretourneerde lift dermate beschadigd was (roestvlekken, inwerking van een bijtend zuur) dat reparatie duurder zou uitvallen dan het aanschaffen van een nieuwe lift.
3.2.
Op deze gronden vordert [eiseres] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat [gedaagde] zal worden veroordeeld om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
1a. PRIMAIR de terzake verschuldigde som van € 4.020,46, te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 24% per jaar over € 3100,63 te rekenen vanaf 21 april tot de dag de algehele voldoening;
1b SUBSIDIAIR de terzake voorschreven verschuldigde som € 3.535,69, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente te rekenen over € 3.100,63 vanaf 27 december 2022 tot de dag der algehele voldoening;
2. primair en subsidiair met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
3.3.
[gedaagde] erkent weliswaar aansprakelijk te zijn voor de schade, maar voert aan dat de lift ‘er al vele uren werk op (had) zitten’ en betwist – zo begrijpt de kantonrechter – de hoogte van de schadevergoeding.

4.De beoordeling

schade
4.1.
Door het beschadigd inleveren van de door hem gehuurde lift bij [eiseres] , is [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten en schadeplichtig geworden. [gedaagde] betwist ook niet de stelling van [eiseres] dat de betreffende lift dermate beschadigd werd ingeleverd dat herstel kostbaarder werd dan aanschaf van een nieuwe lift. [gedaagde] erkent ook dat hij de door [eiseres] geleden schade dient te vergoeden. De kantonrechter begrijpt zijn verweer als een betwisting van de hoogte van de schade door een beroep op ‘oud voor nieuw’.
4.2.
[eiseres] vordert vergoeding van een volledig nieuw aan te schaffen apparaat. De kantonrechter is echter van oordeel dat bij het vaststellen van de vervangingswaarde rekening dient te worden gehouden met de marktwaarde van de lift ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst, waarbij ouderdom en staat van onderhoud van belang is. Desgevraagd kon de bestuurder van [eiseres] echter niet aangeven wanneer deze lift was aangeschaft. Ervan uitgaande dat de lift bij het verhuren aan [gedaagde] niet fonkelnieuw was en al enkele jaren in de verhuur, zal de kantonrechter de schade conform artikel 6:96 BW schatten op een bedrag van € 2.100,00.
vervallen contractuele rente, handelsrente
4.3.
Met betrekking tot de eveneens gevorderde contractuele rente ten belope van 24 % per jaar, verwijst [eiseres] naar de als productie 3 bij daagvaarding gevoegde algemene voorwaarden (uit 1994), hierna AVW. [eiseres] heeft zelf in de dagvaarding gesteld dat gedaagde dient te worden beschouwd als
consument(zie dagvaarding onder randnummer 1). Nu geen schriftelijke huurovereenkomst is overgelegd kan de kantonrechter niet vaststellen of deze algemene voorwaarden inderdaad zijn overeengekomen. Los daarvan dient de kantonrechter, gezien het arrest Heesakkers/Voets (HR 13 september 2013, RvdW 2013,1060), in consumentenzaken bedingen in AVW ambtshalve te toetsen. Een rente beding van effectief 24 % wordt beschouwd als een
oneerlijkbeding en zal om die reden worden vernietigd. Dit betekent dat de posten reeds vervallen en te vorderen contractuele rente gebaseerd op dit percentage worden afgewezen.
4.4.
Subsidiair vordert [eiseres] handelsrente over de verschuldigde som. Ook dit wordt afgewezen nu reeds is vastgesteld dat [gedaagde] dient te worden beschouwd als
consumenten niet
handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijfin de zin van art. 6:119a BW en bovendien het vergoeden van schade niet wordt beschouwd als een
handelsovereenkomstin de zin van deze bepaling.
incassokosten
4.5.
De primair contractuele incassokosten, gebaseerd op de AVW, dienen krachtens het bepaalde in art. 6:96 lid 5 BW eveneens te worden afgewezen nu [gedaagde] als natuurlijk persoon niet handelt in uitoefening van beroep of bedrijf en de gevorderde kosten die van de wettelijke kosten overstijgen.
4.6.
Nu door de gemachtigde van [eiseres] d.d. 24 februari 2023 een zogenaamde
veertien dagen briefwerd gestuurd aan [gedaagde] conform het bepaalde in art. 6:96 lid BW, kunnen de subsidiair gevorderde (wettelijke) incassokosten evenwel worden toegewezen. Dit echter met dien verstande dat, nu de hoofdvordering wordt verminderd tot een bedrag van € 2.100,00, deze worden beperkt tot een bedrag van € 375,00.
4.7.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 107,84
  • griffierecht € 487,00
  • salaris gemachtigde € ‭
totaal € ‭1.122,84‬‬‬

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 2.475,00 (waarvan € 2.100,00 aan schadevergoeding en € 375,00 aan buitengerechtelijke incassokosten),
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres] gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € ‭1.122,84‬, ‬‬
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.