ECLI:NL:RBLIM:2023:5730

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
10586062 AZ VERZ 23-71
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en afwijzing billijke vergoeding na langdurige arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de werkgever, Pregis Nederland B.V., verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, die langdurig arbeidsongeschikt is. De werknemer, tevens voorzitter van de ondernemingsraad, heeft verzocht om een billijke vergoeding, stellende dat zijn arbeidsongeschiktheid het gevolg is van het handelen van de werkgever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werknemer meer dan twee jaar ziek is en dat er geen uitzicht is op herstel binnen 26 weken. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst is toegewezen, maar de verzoeken om een billijke vergoeding zijn afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de werkgever verwijtbaar heeft gehandeld, maar niet ernstig verwijtbaar. De einddatum van de arbeidsovereenkomst is vastgesteld op 31 oktober 2023. Daarnaast heeft de rechtbank de werkgever veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding, achterstallig loon, niet genoten vakantiedagen en een jubileumuitkering, met wettelijke rente. Het verzoek van de werknemer om vernietiging van het non-concurrentie- en relatiebeding is toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10586062 AZ VERZ 23-71
Beschikking van 14 september 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PREGIS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Heerlen,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde mr. D.J.A. Smit
tegen
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek],
wonend te [woonplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde mr. P.H.A. Jacobs.
Partijen zullen hierna Pregis en [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met vier bijlagen (ontvangen op 30 juni 2023)
  • het verweerschrift met elf bijlagen
  • de door Pregis nagezonden bijlagen 5 tot en met 9
  • de “akte vermeerdering van eis” van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] en de daarbij ingediende bijlagen 12 en 13
  • de mondelinge behandeling op 31 augustus 2023, waar Pregis een pleitnota heeft overgelegd.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] is op 1 februari 2008 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden van Pregis. Laatstelijk vervulde hij de functie van Lead Engineer tegen een brutoloon van € 4.568,70 per maand exclusief 8% vakantiebijslag.
2.2.
De arbeidsovereenkomst bevat een relatie- en een non-concurrentiebeding.
2.3.
Op enig moment is [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] voorzitter van de ondernemingsraad geworden.
2.4.
Medio 2019 heeft Pregis de ondernemingsraad verzocht om te adviseren over een verhuizing naar Eindhoven. De ondernemingsraad heeft vervolgens een extern advies ingewonnen.
2.5.
Omstreeks 3 december 2020 heeft de ondernemingsraad een negatief advies inzake de voorgenomen verhuizing afgegeven.
2.6.
Korte tijd daarna heeft Pregis [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] dringend verzocht om in gesprek te gaan met de heer [naam directeur] , destijds directeur van Pregis.
2.7.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft vervolgens, vergezeld door [naam lid or] (lid van de ondernemingsraad) gesproken met [naam directeur] . [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] en [naam lid or] hebben dat gesprek (samengevat) als bedreigend en intimiderend ervaren.
2.8.
De dag na dat gesprek heeft [naam directeur] tegen [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] gezegd dat het allemaal niet zo bedoeld was.
2.9.
Op 4 januari 2021 (het verweerschrift vermeldt kennelijk abusievelijk het jaar 2020) heeft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] zich ziekgemeld.
2.10.
Op 12 februari 2021 heeft de bedrijfsarts gerapporteerd dat de reden van verzuim is:
“combinatie van intrapersoonlijke factoren, lichamelijke factoren en de ervaren werksituatie (sfeer nu en mede zaken uit het verleden waar dhr bij betrokken was vanuit zijn rol in de OR)”.
2.11.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] is daarna ononderbroken arbeidsongeschikt gebleven.
2.12.
Omstreeks 16 maart 2023 heeft Pregis UWV om toestemming gevraagd om de arbeidsovereenkomst met [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] op te zeggen op grond van langdurige arbeidsongeschiktheid.
2.13.
Bij beslissing van 26 mei 2023 heeft UWV aan Pregis medegedeeld dat sprake is van een opzegverbod. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] is immers lid van de OR. Daarom heeft UWV geweigerd toestemming te geven om de arbeidsovereenkomst met [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] op te zeggen.

3.Het geschil

3.1.
Pregis verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] te ontbinden op grond van art. 7:671b jo. 7:669 lid 3 aanhef en onder b BW.
3.2.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] voert verweer.
3.3.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] verzoekt op zijn beurt Pregis te veroordelen tot betaling van:
€ 27.660,85 bruto transitievergoeding,
€ 8.881,55 bruto achterstallig loon over zijn tweede ziektejaar, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50%,
€ 14.129,07 bruto niet genoten vakantiedagen,
€ 450,00 netto jubileumuitkering,
€ 88.815,60 bruto billijke vergoeding,
“de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde vergoedingen tot aan de dag der algehele voldoening”,
de proceskosten.
3.4.
Bij akte heeft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] verder nog verzocht het non-concurrentie- en relatiebeding geheel of gedeeltelijk te vernietigen.
3.5.
Pregis voert verweer tegen het verzoek van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] .
3.6.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant nader ingegaan worden.

4.De beoordeling

ontbinding van de arbeidsovereenkomst

4.1.
Vaststaat dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] inmiddels meer dan twee jaar wegens ziekte of gebrek niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten. De periode als bedoeld in art. 7:670 BW is dus inmiddels verstreken. Verder is aannemelijk dat bij [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] binnen 26 weken geen herstel zal optreden en dat hij binnen die periode de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan verrichten. Ook is in voldoende mate vast komen te staan dat herplaatsing van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] in een andere functie binnen Pregis niet in de rede ligt. Tot slot is niet in geschil dat het verzoek tot ontbinding geen verband houdt met het bestaan van het opzegverbod. Op grond van deze overwegingen en vaststellingen is de kantonrechter van oordeel dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toewijsbaar is.
einddatum van de arbeidsovereenkomst
4.2.
In art. 7:671b lid 9 aanhef en onder a BW is geregeld hoe de kantonrechter het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst eindigt bepaalt. Kort gezegd (en voor zover hier van belang) staat daarin dat het einde van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij een reguliere opzegging met inachtneming van de geldende opzegtermijn zou zijn geëindigd, met dien verstande dat de duur van de procedure op die opzegtermijn in mindering gebracht dient te worden. De “proceduretijd” wordt echter niet in mindering gebracht indien de ontbinding het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen/nalaten van de werkgever is.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat Pregis ernstig verwijtbaar gehandeld heeft jegens [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] . Voor de aan dit oordeel ten grondslag liggende overwegingen verwijst de kantonrechter naar de rechtsoverwegingen 4.14 en verder. Hieruit volgt dat op basis van de opzegtermijn van vier maanden de einddatum van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 31 oktober 2023.
transitievergoeding en wettelijke rente
4.4.
Pregis erkent aan [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] een transitievergoeding verschuldigd te zijn.
4.5.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft als bijlage 2 een berekening overgelegd waaruit volgens hem volgt dat Pregis € 27.660,85 aan transitievergoeding verschuldigd is. Pregis heeft in reactie daarop verklaard zich in de bij die berekening gehanteerde uitgangspunten te kunnen vinden, met uitzondering van de einddatum van de arbeidsovereenkomst die [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] hanteert: 31 januari 2024. Dit verweer slaagt aangezien de einddatum van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 31 oktober 2023. Op basis van deze einddatum bedraagt de transitievergoeding
€ 27.228,65. Pregis zal worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
De wettelijke rente over dit bedrag zal ingevolge art. 7:686a BW worden toegewezen vanaf 1 december 2023 tot de dag van betaling.
€ 8.881,55 bruto achterstallig loon, wettelijke verhoging en wettelijke rente
4.6.
Vaststaat dat Pregis aan [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] gedurende zijn tweede ziektejaar 70% van het brutoloon betaald heeft.
4.7.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] voert aan dat hij op grond van artikel 14 van de cao Kartonnage en flexibele verpakkingen (hierna: de cao) over dat jaar recht heeft op 85% van het brutoloon. Hij verzoekt daarom Pregis te veroordelen tot betaling van € 8.881,55 brutoloon (15% x
€ 4.568,70 x 12 x 1,08).
4.8.
De kantonrechter stelt vast dat uit art. 14 van de cao inderdaad volgt dat een werknemer in het tweede ziektejaar recht heeft op 85% van het brutoloon. Partijen twisten echter over de vraag of [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] aan deze bepaling rechten kan ontlenen. De kantonrechter is van oordeel dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] met succes een beroep op die bepaling doet. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.9.
In artikel 8 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat de bepalingen in het bedrijfsreglement van toepassing zijn op de arbeidsovereenkomst. Het bedrijfsreglement bepaalt in art. 1 het volgende: “De Cao Kartonnage en Flexibele verpakkingen is van toepassing zodra dit bedrijfsreglement niet voorziet”.
4.10.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] merkt terecht op dat het bedrijfsreglement geen bepaling bevat over de hoogte van het recht op loon gedurende het tweede ziektejaar. Hieruit volgt dat op dat punt de cao van toepassing is. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] doet in dat verband terecht een beroep op art. 1 van het bedrijfsreglement, zodat hij krachtens art. 14 van de cao recht heeft op 85% van het brutoloon gedurende het tweede ziektejaar. Dat in de arbeidsovereenkomst zelf is bepaald dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] gedurende het tweede ziektejaar recht heeft op 70%, maakt dat niet anders. Immers op grond van de cao, die op dit punt dus ook van toepassing is, heeft hij recht op 15% meer.
4.11.
Uit voorgaande overwegingen volgt dat Pregis zal worden veroordeeld tot betaling aan [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] van € 8.881,55. De wettelijke verhoging van 50% zal eveneens worden toegewezen. In de door Pregis gestelde omstandigheid dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] gedurende zijn tweede ziektejaar niet heeft geprotesteerd tegen de loonbetalingen, ziet de kantonrechter geen grond om de wettelijke verhoging te matigen. Ook Pregis’ stelling dat het uitbetalen van 70% van het loon gedurende het tweede ziektejaar haar bestendige manier van handelen is en dat zij overtuigd is/was van de juistheid daarvan, is naar het oordeel geen grond om de wettelijke verhoging te matigen. Deze (onjuiste) aanname komt immers voor haar eigen rekening.
4.12.
De wettelijke rente over € 8.881,55 en over de wettelijke verhoging van 50% zal worden toegewezen vanaf de respectieve verzuimdata tot de dag van betaling.
€ 14.129,07 bruto niet genoten vakantiedagen, € 450,00 netto jubileumuitkering en wettelijke rente
4.13.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft voldoende gesteld ter onderbouwing van deze onderdelen en Pregis heeft daar geen verweer tegen gevoerd. De verzochte bedragen zullen daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve verzuimdata tot de dag van betaling.
€ 88.815,60 bruto billijke vergoeding en de wettelijke rente
4.14.
De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden omdat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] (kort gezegd) inmiddels langer dan twee jaar door ziekte of gebrek niet in staat is om de bedongen arbeid te verrichten. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] ’ verzoek om Pregis te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 88.815,60 bruto baseert hij op de stelling dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen/nalaten van Pregis. Ter zitting heeft de gemachtigde van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] nog verduidelijkt dat Pregis geen verwijten worden gemaakt over de wijze waarop zij invulling gegeven heeft aan haar re-integratieverplichtingen jegens [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] . De kwestie spitst zich dus toe op het handelen/nalaten van Pregis vóór [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] ’ ziekmelding. Volgens [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] is hij door het handelen/nalaten van Pregis arbeidsongeschikt geworden.
4.15.
De kantonrechter stelt voorop dat de lat hoog ligt voor het aannemen dat de ontbinding het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen/nalaten van de werkgever. Die lat wordt in deze zaak niet gehaald. De kantonrechter hanteert daarvoor de navolgende argumenten.
4.15.1.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft aannemelijk gemaakt dat hij, nadat de ondernemingsraad het negatieve advies inzake de verhuizing naar Eindhoven had afgegeven, een uiterst onprettig gesprek heeft gehad met [naam directeur] . [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft gesteld dat [naam directeur] tijdens dat gesprek uitspraken heeft gedaan zoals:
  • niemand staat mij in de weg, mijn plan gaat hoe dan ook door,
  • als de investeerders en CEO’s uit de US erachter komen dat jullie mij in de weg staan ben ik niet zeker voor jullie baan,
  • als iedereen straks zijn baan kwijt is dan zijn jullie daar persoonlijk verantwoordelijk voor.
Dat [naam directeur] tijdens dat gesprek dergelijke uitspraken heeft gedaan, heeft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] aannemelijk gemaakt. Bij dat gesprek was immers ook [naam lid or] aanwezig en in de door haar ondertekende verklaring (bijlage 13) bevestigt zij dat [naam directeur] uitspraken van die strekking gedaan heeft. Het daartegenover staande verweer van Pregis dat zij zich niet “herkent” in de door [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] geciteerde uitspraken is dusdanig vaag dat daar geen betekenis aan gehecht kan worden. In dit verweer valt immers niet eens te lezen dat Pregis ontkent dat [naam directeur] dergelijke uitspraken gedaan heeft. [naam directeur] werkt niet meer bij Pregis en uit het verweer van Pregis blijkt niet dat zij [naam directeur] heeft gevraagd wat hij tijdens het bewuste gesprek gezegd heeft. Hieruit volgt dat van een gemotiveerde betwisting van de zijde van Pregis geen sprake is.
4.15.2.
[naam directeur] heeft naar het oordeel van de kantonrechter in voornoemd gesprek met (onder anderen) [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] wel degelijk grenzen overschreden. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] maakt Pregis daar terecht verwijten over. Van
ernstigverwijtbaar handelen is hier echter geen sprake. Vast staat immers ook dat [naam directeur] al de dag erna aan [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft medegedeeld het niet zo bedoeld te hebben. Ook moet in ogenschouw genomen worden dat in dergelijke situaties, waarbij de ondernemingsraad een negatief advies afgeeft, dit kan leiden tot oplopende spanningen tussen de ondernemingsraad en de (bestuurder van de) onderneming. Van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] , als voorzitter van de ondernemingsraad, mag in die rol verwacht worden dat hij er tegen bestand is als tijdens een gesprek met de bestuurder de druk opgevoerd wordt.
4.15.3.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft gesteld dat het gesprek met [naam directeur] de druppel was die de emmer deed overlopen. In deze context heeft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] veel te weinig (concreet) gesteld over het ernstig verwijtbaar handelen/nalaten van Pregis vóór het bewuste gesprek met [naam directeur] . Zo stelt [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] dat hij boventallige werknemers heeft begeleid en ondersteund en dat hij door deze werknemers gezien werd als vertrouwenspersoon. Hij stelt dat dit zwaar op hem heeft gedrukt zonder dat hij hierbij ondersteuning van Pregis heeft gehad. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] stelt echter niet dat hij dit bij Pregis heeft gemeld. Reeds daarom kan niet worden vastgesteld dat Pregis op dit punt ernstig verwijtbaar heeft nagelaten om [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] ondersteuning te bieden. Verder stelt [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] dat de samenwerking met [naam directeur] “alles behalve makkelijk was” en dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] veel last had van “politieke spelletjes die gespeeld werden om personeel (goedschiks of kwaadschiks) eruit te werken.” Op basis van deze veel te algemeen geformuleerde stellingen kan niet worden vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] en de daaruit voortvloeiende ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is geweest van ernstig verwijtbaar handelen van Pregis.
Eerst aan het einde van de zitting heeft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] concreter uitgeweid over de verwijten die [naam directeur] – en daarmee Pregis – gemaakt kunnen worden, maar die verwijten zijn verder niet onderbouwd. Bovendien heeft Pregis daar niet meer op kunnen reageren, zodat de kantonrechter er geen acht op kan slaan.
4.16.
Op grond van voorgaande overwegingen zullen de verzochte billijke vergoeding en de daarover verzochte wettelijke rente worden afgewezen.
vernietiging van het non-concurrentiebeding en het relatiebeding
4.17.
Pregis heeft tegen dit onderdeel van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] ’ verzoek geen verweer gevoerd. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft dit onderdeel van zijn verzoek voldoende onderbouwd, zodat de kantonrechter dit zal toewijzen.
proceskosten
4.18.
Nu partijen over en weer (deels) in het ongelijk gesteld zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen Pregis en [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] ,
5.2.
bepaalt het einde van de arbeidsovereenkomst op 31 oktober 2023,
5.3.
veroordeelt Pregis tot betaling aan [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] van € 27.228,65 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2023 tot de dag van betaling,
5.4.
veroordeelt Pregis tot betaling aan [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] van € 8.881,55 bruto en de wettelijke verhoging daarover van 50%, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve verzuimdata tot de dag van betaling,
5.5.
veroordeelt Pregis tot betaling aan [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] van € 14.129,07 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim tot de dag van betaling,
5.6.
veroordeelt Pregis tot betaling aan [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] van € 450,00 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim tot de dag van betaling,
5.7.
vernietigt het in de tussen partijen op 12 augustus 2010 gesloten arbeidsovereenkomst opgenomen non-concurrentie- en relatiebeding,
5.8.
wijst het meer of anders verzochte af,
5.9.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW