ECLI:NL:RBLIM:2023:5731

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
10579359 AZ VERZ 23-70
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen van de werknemer in het kader van re-integratie

In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 14 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en [verweerder]. De procedure volgde op een langdurige periode waarin [verweerder] niet voldeed aan zijn re-integratieverplichtingen. De kantonrechter oordeelde dat [verweerder] zijn verplichtingen op grond van artikel 7:660a BW niet is nagekomen, wat leidde tot de conclusie dat hij verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub e BW. Hierdoor was herplaatsing van [verweerder] niet aan de orde.

De kantonrechter overwoog dat er sprake was van een redelijke grond voor ontslag, en dat herplaatsing niet in de rede lag. De kantonrechter besloot de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 BW. Tevens werd bepaald dat [verweerder] geen recht had op een transitievergoeding, omdat zijn niet meewerken aan de re-integratie ernstig te verwijten viel. De kosten van de procedure werden aan [verweerder] opgelegd, die in het ongelijk werd gesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van de medewerking van de werknemer aan re-integratie en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen. De kantonrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk effect heeft, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rekestnummer: 10579359 \ AZ VERZ 23-70
Beschikking van 14 september 2023
in de zaak van
[verzoekster],
te [vestigingsplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. M.E. Borgesius,
tegen
[verweerder],
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de mondelinge behandeling op donderdag 31 augustus 2023.

2.Feiten

2.1.
[verzoekster] maakt deel uit van een concern bestaande uit meerdere industriële bakkerijen.
2.2.
[verweerder] is met ingang van 20 mei 2019 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd werkzaam voor [verzoekster] in de functie van Verdeler I tegen een bruto maandloon van € 2.353,09.
2.3.
Op 21 februari 2022 heeft [verweerder] zich ziek gemeld. In verband met deze ziekmelding is [verweerder] uitgenodigd voor het spreekuur van de arbodienst op 22 februari 2022 om 15.00 uur. In reactie op een herinnering van zijn leidinggevende om naar dit spreekuur te gaan heeft [verweerder] het volgende bericht per WhatsApp verzonden:
[naam leidinggevende] ik ga niet meer misbruik laten worden door die arboarts wat niks voor mij kan betekenen ik zit thuis met fysieke klachten en ik ga dit doen via mijn huisarts en fysio ik ga een afspraak morgen maken met mijn huisarts en dan zien we hoe of wat en als het richting ziekenhuis moet prima.Zijn leidinggevende heeft in reactie op dit bericht laten weten dat [verweerder] verplicht is om naar het spreekuur te gaan. [verweerder] is vervolgens niet verschenen op het spreekuur van de arbodienst. Bij brief van 24 februari 2022 heeft [verzoekster] [verweerder] een schriftelijke waarschuwing gegeven. Bij brief van 8 maart 2022 heeft [verzoekster] [verweerder] een tweede officiële waarschuwing gegeven omdat [verweerder] voor de tweede maal niet op het spreekuur van de arbodienst is verschenen. [verzoekster] heeft het loon van [verweerder] opgeschort op grond van artikel 7:629 lid 3 BW (ktr: bedoeld zal zijn lid 6 van dit artikel).
2.4.
Op 23 maart 2022 heeft [verweerder] contact opgenomen met de arbodienst. Tijdens het spreekuur bij de arbodienst van 25 maart 2022 is geadviseerd het aantal te werken uren stapsgewijs op te bouwen, te beginnen op 28 maart 2022 met twee uur in het eigen werk.
Bij brief 31 maart 2022 heeft [verzoekster] de loonbetaling stop gezet omdat [verweerder] zijn werk niet had hervat. Omdat [verweerder] op 4 april 2022 op het werk is verschenen, is de loonbetaling hervat.
2.5.
Op 20 april 2022 is [verweerder] niet op het spreekuur van de arbodienst verschenen en op 4 mei 2022 is hij wel verschenen, maar verleende hij geen medewerking ( [verweerder] was onder invloed van wiet).
2.6.
Op 17 juni 2022 vond een telefonisch consult plaats en is door de arbodienst geadviseerd [verweerder] aangepaste werkzaamheden laten verrichten. Tijdens het spreekuur op
2 augustus 2022 werd [verweerder] vanwege ervaren toegenomen beperkingen geschikt geacht voor aangepast zittend werk voor vier uur per dag. Bij brief van 8 augustus 2022 heeft [verzoekster] de loonbetaling wederom stopgezet, omdat [verweerder] geweigerd had met ingang van die datum de aangepaste werkzaamheden te verrichten. Tevens is [verweerder] gewezen op de mogelijkheid om bij het UWV een deskundigenoordeel aan te vragen.
2.7.
Nadien is [verweerder] op 5 september 2022, 9 september 2022 en 8 december 2022 niet verschenen op het spreekuur van de arbodienst. Tijdens het spreekuur op 14 december 2022 heeft [verweerder] gezegd dat hij binnen afzienbare tijd met een revalidatietraject zou starten. Begin januari 2023 is door de arbodienst een voorlopige FML opgesteld. Verder heeft [verweerder] een verlofaanvraag ingediend voor de periode 17 februari 2023 tot 4 maart 2023 in verband met een voorgenomen vakantie op Curaçao. Na een negatief advies van de arbodienst heeft [verzoekster] deze aanvraag afgewezen omdat deze vakantie - meer specifiek de lange vliegreis - het herstel zou belemmeren. Op 25 januari 2023 heeft de bedrijfsarts geadviseerd dat binnen de kaders van de FML passend werk aangeboden kon worden. Tijdens een gesprek op 1 februari 2023 bij [verzoekster] heeft [verweerder] gezegd dat hij het oneens is met het advies van de bedrijfsarts en dat hij graag de afspraak met een specialist wil afwachten. Bij brief van 1 februari 2023 heeft [verzoekster] [verweerder] wederom medegedeeld dat [verweerder] in dat geval een deskundigenoordeel bij het UWV diende aan te vragen. In een e-mail van 6 februari 2023 heeft [verzoekster] [verweerder] uitgenodigd voor een gesprek op 20 februari 2023 met een arbeidsdeskundige. [verweerder] heeft daarop gereageerd bij e-mail van 15 februari 2023 en aangekondigd niet aanwezig te zullen zijn bij het gesprek. Bij brief van 16 februari 2023 heeft [verzoekster] [verweerder] medegedeeld dat hij wederom de re-integratieverplichtingen niet is nagekomen en dat zijn verlofaanvraag reeds op 16 januari 2023 is afgewezen in overleg met de bedrijfsarts.
2.8.
Uit een door [verzoekster] aangevraagd deskundigenoordeel van 23 maart 2023 van het UWV blijkt dat ook het UWV van oordeel is dat de re-integratie inspanningen van [verweerder] onvoldoende zijn omdat er arbeidsmogelijkheden zijn die hij weigert te benutten.

3.Het geschil

3.1.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden tegen de eerst mogelijke datum zijnde de vastgestelde termijn van één maand na dagtekening van de ontbindingsbeschikking en onder vaststelling van de verschuldigde transitievergoeding op nihil.
3.2.
[verzoekster] legt aan dit verzoek ten grondslag dat [verweerder] stelselmatig weigert mee te werken aan de re-integratie, dusdanig dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Het kan niet van [verzoekster] worden verlangd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. Het opzegverbod is niet van toepassing en gelet op de ernstige verwijtbaarheid is er geen grond voor toekenning van een transitievergoeding.
3.3.
[verweerder] heeft mondeling verweer gevoerd en hij stelt dat hij bij alle gesprekken is geweest. Verder stelt [verweerder] dat werken niet meer mogelijk is en dat er nooit serieus naar zijn ziekte is gekeken. De bedrijfsarts heeft volgens [verweerder] geen contact opgenomen met de huisarts en het ziekenhuis.

4.De beslissing

4.1.
Voorop wordt gesteld dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Volgens artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW is een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien de werknemer zijn verplichtingen op grond van artikel 7:660a BW niet nakomt (zie: Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 99 (MvT)). Op grond van artikel 7:660a BW is de werknemer (onder meer) gehouden gevolg te geven aan een door de werkgever of een door haar aangewezen deskundige gegeven redelijk voorschrift en mee te werken aan in het kader van de re-integratie getroffen maatregelen, alsmede medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak. In dit kader is de werkgever, in overleg met de bedrijfsarts, arbeidsdeskundige en de werknemer, leidend in het treffen van bedoelde maatregelen. De werknemer dient zich daarnaar te voegen, tenzij die maatregelen op gespannen voet staan met de beginselen van goed werkgeverschap of anderszins als onredelijk moeten worden aangemerkt. Indien sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer dan ligt herplaatsing op grond van artikel 7:669 lid 1 BW niet in de rede.
4.2.
De kantonrechter leidt uit de gedingstukken af dat [verweerder] meerdere keren niet op het spreekuur van de arbodienst is verschenen, zonder daarvoor een steekhoudende reden te hebben en/of zich af te melden. De enkele mededeling van [verweerder] dat hij wél aanwezig is geweest bij alle gesprekken is onvoldoende ter weerspreking van de uitvoerig met bewijs onderbouwde stelling van [verzoekster] dat [verweerder] regelmatig niet is verschenen op het spreekuur van de arbodienst. [verweerder] heeft verder stelselmatig geweigerd de door [verzoekster] aangeboden aangepaste arbeid te verrichten. Uit hetgeen [verweerder] ter zitting naar voren heeft gebracht leidt de kantonrechter af dat [verweerder] stelt dat hij niet in staat is om ook maar enig werk te verrichten. Uit zijn stelling dat de bedrijfsarts geen contact heeft opgenomen met de huisarts en het ziekenhuis, leidt de kantonrechter af dat [verweerder] tevens van mening is dat het advies van de bedrijfsarts niet voldoende is onderbouwd. Uit het dossier leidt de kantonrechter af dat de bedrijfsarts wel medische gegevens heeft opgevraagd, maar een rapport waarin staat dat de medische gegevens uit de behandelend sector zijn ontvangen en gewogen ontbreekt. De verzekeringsarts van het UWV heeft de juistheid van de door de bedrijfsarts vastgestelde FML echter bevestigd. Het is dan ook aan [verweerder] om de medische gegevens in het geding te brengen waaruit volgt dat de conclusies van de bedrijfsarts en het UWV onjuist zijn. In dat verband weegt de kantonrechter in het nadeel van [verweerder] mee dat hij reeds in februari 2022 aan [verzoekster] kenbaar heeft gemaakt geen vertrouwen te hebben in de arbodienst en dit standpunt tot op heden heeft volgehouden, maar nimmer een deskundigenoordeel heeft aangevraagd bij het UWV. Verder heeft [verzoekster] het [verweerder] volkomen terecht ernstig aangerekend dat hij zonder toestemming en in strijd met het advies van de arbodienst op vakantie is gegaan, wetende dat er tijdens deze vakantie een afspraak met een arbeidsdeskundige was gepland en dit zijn herstel zou belemmeren. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt hieruit dat [verweerder] niet alleen verwijtbaar heeft gehandeld, maar dat dit handelen (en nalaten) ook gekwalificeerd kan worden als ernstig, omdat [verweerder] zich weinig tot niets aantrekt van de adviezen van de arbodienst en de daarop gebaseerde verzoeken van [verzoekster] aan [verweerder] om de re-integratieverplichtingen na te komen, daar niets tegenover stelt (bijv. een deskundigenoordeel van het UWV of medische informatie waaruit de onjuistheid volgt van de adviezen van de arbodienst) en zelfs het gedurende zeer geruime tijd stopzetten van de doorbetaling [verweerder] niet tot een andere handelwijze heeft kunnen brengen.
4.3.
Omdat [verweerder] de stellingen van [verzoekster] onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, is vast komen te staan dat [verweerder] zijn verplichtingen op grond van artikel 7:660a BW niet is nagekomen. Daarmee is eveneens vast komen te staan dat [verweerder] verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub e BW en ligt herplaatsing van [verweerder] niet in de rede.
4.4.
Nu sprake is van een redelijke grond voor ontslag en herplaatsing niet in de rede ligt, zal de kantonrechter op grond van artikel 7:671b lid 1 BW overgaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. In dit geval is geen sprake van een opzegverbod wegens ziekte omdat de situatie van artikel 7:670a lid 1 BW aan de orde is.
4.5.
Gelet op het feit dat in de vorige rechtsoverweging is overwogen dat het niet meewerken door [verweerder] aan zijn re-integratie hem ernstig te verwijten valt, zal de kantonrechter op de voet van artikel 7:673 lid 7 onder c BW bepalen dat aan [verweerder] geen transitievergoeding toekomt.
4.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [verweerder] worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van [verzoekster] , begroot op € 793,- en € 128,-, griffierecht, in totaal € 921,-.

5.De kantonrechter

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en [verweerder] ;
5.2.
stelt de transitievergoeding vast op nihil;
5.3.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verzoekster] tot op heden bepaald op € 921,00 aan salaris gemachtigde en griffiegeld;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
BM