ECLI:NL:RBLIM:2023:5808

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
10604188 AZ VERZ 23-76
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van een docent met betrekking tot ontucht met minderjarige leerlinge

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 28 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting BVE Zuid-Limburg (Vista) en een docent, aangeduid als [verweerder]. De zaak is ontstaan na strafrechtelijke veroordelingen van [verweerder] wegens ontucht met minderjarigen. Vista heeft de arbeidsovereenkomst willen ontbinden op basis van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met drie minderjarigen, wat door de strafrechter is bewezen verklaard. De kantonrechter oordeelt dat het gedrag van [verweerder] onacceptabel is voor een docent en dat Vista niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen, de einddatum van de arbeidsovereenkomst vastgesteld op de datum van de beschikking, en geoordeeld dat [verweerder] geen recht heeft op een transitievergoeding. Tevens is [verweerder] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Vista. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10604188 AZ VERZ 23-76
Beschikking van 28 september 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING BVE ZUID-LIMBURG,
gevestigd te Maastricht,
verzoekende partij,
tevens verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde mr. drs. C.A.H. Lemmens,
tegen
[verweerder],
wonend te [woonplaats] ,
verwerende partij,
tevens verzoekende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde mr. H.N.H. Dresschers.
Partijen zullen hierna Vista en [verweerder] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift (met bijlagen),
  • het verweerschrift (met bijlagen) en het daarin opgenomen (voorwaardelijk) tegenverzoek,
  • de mondelinge behandeling op 14 september 2023 waarbij beide partijen een pleitnota overgelegd hebben.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Vista is een onderwijsinstelling voor beroepsonderwijs. Zij biedt aan ongeveer 17.000 (minderjarige en meerderjarige) studenten mbo-opleidingen en volwasseneneducatie aan.
2.2.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1990, is op grond van een arbeidsovereenkomst sinds
13 januari 2015 in dienst van Vista. Hij vervulde bij Vista laatstelijk de functie van Onderwijskundig Leider.
2.3.
Begin augustus 2022 heeft Vista een bericht van de zedenpolitie ontvangen dat tegen [verweerder] drie aangiftes zijn gedaan wegens grensoverschrijdend gedrag. Twee aangiftes hebben betrekking op voorvallen die zich zouden hebben voorgedaan vóórdat [verweerder] in dienst was van Vista. De derde aangifte heeft betrekking op de tijd dat [verweerder] in dienst was van Vista.
2.4.
Bij brief van 25 augustus 2022 heeft Vista aan [verweerder] onder meer het volgende medegedeeld:
“In onderling overleg hebben wij gisteren afgesproken dat jij je derhalve ziekmeldt vanaf
24 augustus 2022 totdat er meer duidelijkheid is over de uitkomsten van het politieonderzoek. Door deze ziekmelding hoeven we voorlopig niet in- en extern in te gaan op de daadwerkelijke reden van jouw afwezigheid hetgeen noch voor VISTA collega als voor jou op dit moment wenselijk is (derhalve zullen wij het middel schorsing momenteel niet inzetten hetgeen ik ook heb toegelicht).
Als reden voor jouw afwezigheid wegens ziekte hebben wij samen afgesproken dat wij ‘overwerkt zijn in combinatie met hartklachten’ zullen communiceren.”
2.5.
De aangiftes hebben geleid tot strafrechtelijke vervolging van [verweerder] . Op 6 maart 2023 heeft hij in dat verband aan Vista medegedeeld dat op 20 juni 2023 een strafzitting zou plaatsvinden.
2.6.
Bij vonnis van 4 juli 2023 (ECLI:NL:BRLIM:2023:3809) is [verweerder] veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk en tot betaling van schadevergoeding aan de drie slachtoffers. De rechter heeft bewezenverklaard dat [verweerder] ontucht heeft gepleegd met de drie minderjarigen: twee vijftienjarige meisjes in 2012/2013 en een zeventienjarig meisje in 2018. In het vonnis staat dat [verweerder] huiswerkbegeleider was van de twee vijftienjarige meisjes. Hij heeft deze meisjes destijds gezoend en betast (bij één meisje heeft hij zijn handen op haar heupen gelegd en bij het andere meisje aan haar borsten gevoeld). Met de zeventienjarige leerlinge van Vista, van wie [verweerder] een jaar eerder nog mentor was geweest, heeft hij seks gehad, zo valt te lezen in het vonnis.
2.7.
Over zowel de zitting als het vonnis heeft dagblad De Limburger verslag gedaan op 20 juni en 4 juli 2023.
2.8.
[verweerder] is momenteel gedetineerd.

3.Het geschil

3.1.
Vista verzoekt:
de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden;
bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking;
bij het bepalen van de einddatum geen rekening te houden met de opzegtermijn en de arbeidsovereenkomst dadelijk te ontbinden nu de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] ;
te bepalen dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten en dientengevolge geen recht heeft op een transitievergoeding,
aan [verweerder] geen aanvullende vergoeding als bedoeld in art. 7:671b lid 8 BW toe te kennen althans een lagere vergoeding dan de helft van de transitievergoeding,
indien wordt geoordeeld dat [verweerder] recht heeft op een transitievergoeding dan wel een aanvullende vergoeding, een termijn vast te stellen waarbinnen Vista de bevoegdheid heeft haar verzoek in te trekken;
[verweerder] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.2.
In zijn verweer voert [verweerder] primair aan dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient te worden afgewezen.
Subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toewijzing van de transitievergoeding alsmede een aanvullende vergoeding.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader ingegaan worden.

4.De beoordeling

het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst

4.1.
Vista verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden. Zij voert daartoe primair aan dat sprake is van zodanig verwijtbaar handelen van [verweerder] , dat van Vista in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (art. 7:669 lid 3 aanhef en onder e BW). De kantonrechter is van oordeel dat op deze primaire grondslag het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toewijsbaar is. Daartoe overweegt hij als volgt.
4.2.
In art. 161 Rv is bepaald dat een in kracht van gewijsde gegaan, op tegenspraak gewezen vonnis waarbij de Nederlandse strafrechter bewezen heeft verklaard dat iemand een strafbaar feit heeft begaan, dwingend bewijs van dat feit oplevert.
4.3.
Art. 161 Rv is van toepassing in de dagvaardingsprocedure en van overeenkomstige toepassing in de verzoekschriftprocedure.
4.4.
In het vonnis van 4 juli 2023 heeft de strafrechter (kort gezegd) bewezen verklaard dat [verweerder] :
  • als docent in de periode 1 mei 2018 tot en met 30 juni 2018 ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde zeventienjarige;
  • als huiswerkbegeleider in de periode van respectievelijk 1 februari 2012 tot en met 1 februari 2013 en 1 juli 2012 tot en met 1 september 2012 meermalen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde vijftienjarigen.
4.5.
Tegen voornoemd vonnis heeft [verweerder] geen hoger beroep ingesteld en het vonnis is inmiddels in kracht van gewijsde gegaan. Dit houdt in dat dit vonnis dwingend bewijs oplevert van de hiervoor in 4.4. vermelde bewezenverklaarde feiten. Tegen dit dwingend bewijs kan tegenbewijs worden ingebracht.
4.6.
[verweerder] voert in zijn verweerschrift aan dat enig direct bewijs omtrent de ontuchtige handelingen met de leerlinge van Vista in 2018 ontbreekt. Verder betwist hij dat hij destijds seksueel contact met deze leerlinge gehad heeft. Met dit verweer, dat in essentie niet meer is dan een niet-onderbouwde betwisting, heeft [verweerder] geen (begin van) tegenbewijs geleverd.
4.7.
De kantonrechter is op grond van voorgaande overwegingen van oordeel dat ook in deze verzoekschriftprocedure vast staat dat [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan de ontucht zoals vermeld in 4.4.
4.8.
De kantonrechter is verder van oordeel dat [verweerder] door de ontuchtige handelingen met de minderjarige leerlinge in 2018 verwijtbaar heeft gehandeld. Leerlingen moeten er op kunnen vertrouwen dat zij van medewerkers in seksueel opzicht niets te vrezen hebben. Ook Vista moet er op kunnen vertrouwen dat medewerkers geen seksueel grensoverschrijdend gedrag vertonen tegenover de leerlingen. Dat vertrouwen heeft [verweerder] ernstig beschaamd. Ook zijn genoemde gedragingen in 2012/2013 zijn relevant, want daaruit blijkt eveneens dat [verweerder] als begeleider van (kwetsbare) minderjarigen niet kan worden vertrouwd. Vista benadrukt terecht dat het gedrag van [verweerder] voor een docent volstrekt onacceptabel is.
4.9.
[verweerder] wijst op zijn vakbekwaamheid, zijn inzet en het ontbreken van verdere klachten sinds 2018. Volgens hem is er tegen die achtergrond geen sprake van zodanig verwijtbaar handelen dat van Vista niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Hij is van mening dat daarom het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen dient te worden. De kantonrechter verwerpt dit betoog. Het is zonneklaar dat [verweerder] niet meer valt te handhaven in zijn functie.
4.10.
Voor het eerst ter zitting heeft [verweerder] ’ gemachtigde nog betoogd dat Vista met twee maten meet. Hij heeft daarbij in algemene bewoordingen twee integriteitskwesties aangehaald waarbij volgens hem het hoofd P&O [verweerder] zou hebben aangeraden daarover te zwijgen. Vista heeft in reactie hierop betwist dat deze kwesties zich hebben voorgedaan. Ook heeft zij betwist dat het hoofd P&O [verweerder] heeft aangeraden daarover te zwijgen. [verweerder] ’ gemachtigde heeft vervolgens daar niet meer op gereageerd. Dat deze kwesties zich hebben voorgedaan, is dus niet komen vast te staan.
4.11.
[verweerder] wijst er verder op dat Vista sinds 9 september 2022 een nieuw integriteitsbeleid hanteert en dat er pas vanaf dat moment een zero tolerance beleid geldt. Dat moge zo zijn, de kantonrechter is met Vista van mening dat het zonder meer duidelijk is dat het door [verweerder] vertoonde gedrag niet valt te tolereren. Een werkgever heeft geen schriftelijk zero tolerance beleid nodig om tegen dergelijk gedrag op te treden.
4.12.
[verweerder] vindt dat hij binnen de organisatie van Vista herplaatst zou kunnen worden in een functie zonder leerlingencontact. Vista wijst er echter terecht op dat zij volgens de wet (art. 7:669 lid 1 laatste volzin BW) geen herplaatsingsplicht heeft aangezien [verweerder] verwijtbaar heeft gehandeld.
4.13.
Partijen twisten over de vraag of [verweerder] daadwerkelijk met ingang van
24 augustus 2022 ziek is. Die vraag hoeft niet beantwoord te worden. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst houdt namelijk geen verband met de (vermeende) ziekte. Het opzegverbod wegens ziekte staat dus niet in de weg aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
4.14.
Op grond van voorgaande overwegingen zal het verzoek van Vista om de arbeidsovereenkomst op grond van verwijtbaar handelen van [verweerder] (de primaire grondslag) te ontbinden, worden toegewezen. De door Vista subsidiair en meer subsidiair aangevoerde gronden voor ontbinding hoeven dus niet beoordeeld te worden.
ernstige verwijtbaarheid?
4.15.
Partijen twisten over de vraag of het gedrag van [verweerder] is aan te merken als ernstig verwijtbaar. Het antwoord op die vraag is van belang voor de vaststelling van de einddatum van de arbeidsovereenkomst en voor het recht op vergoedingen.
4.16.
[verweerder] doet in deze discussie tevergeefs een beroep op de uitspraak van de Hoge Raad van 24 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:950). Anders dan de Hoge Raad in die zaak, is de kantonrechter in deze zaak tussen Vista en [verweerder] namelijk van oordeel dat het evident is dat het gedrag van [verweerder] niet slechts verwijtbaar, maar zelfs als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Het is immers zonder meer duidelijk dat een docent die seks heeft met een (minderjarige) leerlinge toelaatbare grenzen ver overschrijdt.
4.17.
[verweerder] verwijst verder naar een beschikking van de kantonrechter van deze rechtbank van 10 juli 2019 (ECLI:NL:RBLIM:7405). In die zaak had de kantonrechter geoordeeld dat een werknemer die was veroordeeld voor geslachtsgemeenschap met een vijftienjarige en voor het bezit van kinderporno niet ernstig verwijtbaar gehandeld had. [verweerder] doet zonder succes een beroep op deze beschikking. De gedragingen van de werknemer in die zaak hadden namelijk plaatsgevonden in de privésfeer en hadden geen verband met de door hem uit te voeren werkzaamheden.
4.18.
Omdat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens ernstig verwijtbaar gedrag van [verweerder] , is Vista geen transitievergoeding aan hem verschuldigd. Daartoe kan worden verwezen naar art. 7:673 lid 7 aanhef en onder a BW. Een uitzondering op deze regel staat in art. 7:673 lid 8 BW: de kantonrechter kan aan de werknemer de transitievergoeding toch geheel of gedeeltelijk toekennen als het niet toekennen ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Blijkens de wetsgeschiedenis kan daarbij gedacht worden aan bijvoorbeeld een werknemer in de pensioengerechtigde leeftijd die een relatief kleine misstap begaat. Van een relatief kleine misstap is in deze zaak echter geen sprake. [verweerder] wijst nog op de financiële gevolgen voor hem en zijn gezin in verband met de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en met het feit dat hij op basis van het vonnis van 4 juli 2023 een schadevergoeding van ruim € 30.000,00 aan de destijds minderjarigen dient te betalen. Dit kan hem verder niet baten, want ook gelet daarop kan niet gezegd worden dat het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De conclusie is dus dat het verzoek van [verweerder] om Vista te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding afgewezen zal worden en dat onderdeel 4 van het verzoek van Vista zal worden toegewezen.
4.19.
Het verzoek van [verweerder] om Vista te veroordelen tot betaling van een aanvullende vergoeding zal ook afgewezen worden. Een dergelijke vergoeding kan een werkgever alleen verschuldigd zijn in aanvulling op de transitievergoeding. Aangezien Vista geen transitievergoeding verschuldigd is, is zij evenmin een aanvullende vergoeding verschuldigd.
4.20.
Omdat de arbeidsovereenkomst eindigt als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] , zal de einddatum van de arbeidsovereenkomst conform de onderdelen 2 en 3 van Vista’s verzoek op vandaag bepaald worden.
proceskosten
4.21.
[verweerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Vista tot vandaag begroot op:
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde
€ 793,00
totaal € 921,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen Vista en [verweerder] ,
5.2.
bepaalt de einddatum van de arbeidsovereenkomst op vandaag,
5.3.
verklaart voor recht dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten en dientengevolge geen recht heeft op een transitievergoeding,
5.4.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de kosten van dit geding aan de zijde van Vista tot op heden begroot op € 921,00,
5.5.
verklaart de onderdelen 5.1, 5.2 en 5.4 van deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW