ECLI:NL:RBLIM:2023:5821

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
ROE 21/2947
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenplicht en onvoldoende financiële transparantie

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 29 september 2023, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond beoordeeld. Het college had op 23 september 2021 besloten om de aan eisers verleende algemene en bijzondere bijstand over de periode van 1 mei 2017 tot en met 4 augustus 2020 in te trekken en terug te vorderen. Dit besluit volgde op een anonieme melding en het niet tijdig overleggen van bankafschriften van de bankrekening van hun minderjarige dochter, waaruit mogelijk neveninkomsten uit de verkoop van cosmeticaproducten zouden blijken.

De rechtbank oordeelt dat eisers niet voldoende duidelijkheid hebben verschaft over hun financiële situatie en dat zij de inlichtingenplicht hebben geschonden. De rechtbank stelt vast dat eisers niet uit eigen beweging melding hebben gedaan van de bankrekening van hun dochter, ondanks expliciete verzoeken van het college. De rechtbank concludeert dat het college terecht de bijstandsuitkering heeft ingetrokken en de ten onrechte ontvangen bedragen heeft teruggevorderd. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgen in hun verzoek om de intrekking van de bijstandsuitkering ongedaan te maken.

De rechtbank benadrukt dat het college bevoegd is om onderzoek te doen naar de juistheid van verstrekte gegevens en dat dit ook kan gebeuren op basis van anonieme tips. De eisers hebben niet aangetoond dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden gedurende de relevante periode, en de rechtbank bevestigt dat de terugvordering van de bijstandsuitkering gerechtvaardigd is.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2947

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 september 2023

in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiseres 2] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. M.M.A.F.C. Lienaerts),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond, het college
(gemachtigde: mr. A.A.T.M. Brouns).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van 23 september 2021 over de intrekking en terugvordering van de aan hen verleende algemene en bijzondere bijstand over de periode van 1 mei 2017 tot en met 4 augustus 2020.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Totstandkoming van het besluit

2. Eisers ontvingen vanaf 6 november 2013 algemene bijstand naar de norm voor gehuwden en bijzondere bijstand, laatstelijk op grond van de Participatiewet (PW).
2.1.
Bij besluit van 29 september 2020 heeft het college de bijstandsuitkering ingetrokken met ingang van 5 augustus 2020. De reden hiervoor is dat eisers verzuimd hebben tijdig bankafschriften over te leggen over de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 juli 2020 van de rekening [1] die op naam staat van hun minderjarig inwonende dochter [naam dochter] , geboren op [geboortedatum] 2007. Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel aangewend.
2.2.
In dit besluit heeft het college tevens aangekondigd een nader onderzoek in te zullen stellen naar de rechtmatigheid van de uitkering vóór 5 augustus 2020. De reden hiervoor is een anonieme telefonische melding op 6 augustus 2020 over de leefomstandigheden van eiser. Volgens de melding zou eiser een nieuwe Audi A3 (kleur blauw/paars) gebruiken, heel dure kleding dragen, duizenden euro’s uitgeven en waarschijnlijk een huis van zijn vader hebben geërfd. In dit verband heeft het college eisers bij brief van 29 oktober 2020 in de gelegenheid gesteld om de volgende gegevens over te leggen:
- bankafschriften van de en/of-rekening [rekeningnummer 1] over de periode van 6 november 2013 tot en met 30 april 2020;
- bankafschriften van rekening [rekeningnummer 2] over de periode van 6 november 2013 tot en met 4 augustus 2020;
- een overzicht dan wel afschriften van een PayPal account over de periode van 6 november 2013 tot en met 4 augustus 2020;
- een consulent-overeenkomst van eiseres met Jafra, een overzicht van de daaruit gegenereerde inkomsten en – indien aan de orde – een beëindigingsbevestiging van de werkzaamheden voor Jafra en
- een consulent-overeenkomst van eiseres met Younique Cosmetics, een overzicht van de daaruit gegenereerde inkomsten en – indien aan de orde – een beëindigingsbevestiging van de werkzaamheden voor Younique Cosmetics.
2.3.
Omdat eisers in de ogen van het college verzuimd hebben van deze gelegenheid gebruik te maken, heeft het college bij primair besluit van 25 februari 2021 het recht op algemene en bijzondere bijstand over de periode van 1 mei 2017 tot en met 4 augustus 2020 ingetrokken. Bij primair besluit van 16 maart 2021 heeft het college de ten onrechte ontvangen algemene en bijzondere bijstand teruggevorderd.
2.4.
Na heroverweging heeft het college in het bestreden besluit van 23 september 2021 de bezwaren tegen de primaire besluiten van 25 februari 2021 en 16 maart 2021 ongegrond verklaard.
Het standpunt van het college
3. Het college stelt zich op het standpunt dat bij gebrek aan relevante gegevens het recht op bijstand over de periode van 1 mei 2017 tot en met 4 augustus 2020 niet kan worden vastgesteld. Eisers hebben de gevraagde gegevens niet overgelegd. Zij hebben ook geen duidelijkheid verschaft over mogelijke werkzaamheden in het kader van de in- en verkoop van cosmeticaproducten door eiseres en de mogelijk daarmee gegenereerde inkomsten. Daarnaast is verzuimd om gegevens over te leggen van de Belgische bankrekening. Dat maakt dat het recht op bijstand over de periode van 1 mei 2017 [2] tot en met 4 augustus 2020 ingetrokken is en de als gevolg hiervan ontstane benadelingsbedragen van € 65.773,74 bruto (algemene bijstand) en € 1.357,-- bruto (bijzondere bijstand) zijn teruggevorderd.
Het standpunt van eisers
4. Eisers stellen zich in de eerste plaats op het standpunt dat het college in strijd met het verbod op willekeur heeft gehandeld, nu hij geen (begin van) bewijs heeft geleverd dat de anonieme telefonische melding op 6 augustus 2020 op waarheid berust. Zo had het op de weg van het college gelegen om onderzoek te doen naar de tenaamstelling van voertuigen en het ontvangen van een erfenis. Daarnaast geven de door eisers overgelegde financiële gegevens geen aanleiding om te veronderstellen dat zij ‘duizenden euro’s’ zouden uitgeven.
4.1.
Verder hebben eisers alle bankafschriften - zowel van hun eigen rekeningen als die van hun dochter - overgelegd die zij redelijkerwijs kunnen overleggen. Op basis van die bankafschriften kan in hun visie het recht op bijstand worden vastgesteld, in tegenstelling tot wat het college beweert.
4.2.
Ook zijn eisers het er niet mee eens dat zij onvoldoende duidelijkheid zouden hebben verschaft over de zogenaamde Belgische bankrekening. Anders dan het college stelt, is wel degelijk geprobeerd om informatie te krijgen in België, maar tevergeefs. De reden hiervoor is onder meer dat het niet gaat om een traditionele ‘systeembank’.
4.3.
Dat eisers gehouden zouden zijn om stukken over te leggen om aan te tonen dat er geen arbeidsrelatie is tussen eiseres en de cosmeticabedrijven Jafra Cosmetics en Younique Products, noemen zij de wereld op zijn kop. Er is louter sprake van incidentele verkopen tegen kostprijs, die bovendien voor eisers geleid hebben tot een financieel negatief resultaat.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De intrekking van het recht op bijstand
Mocht het college onderzoek doen naar aanleiding van de anonieme tip?
7. Op grond van artikel 53a, zesde lid, van de PW is het college bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van de bijstand. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [3] dat deze bevoegdheid steeds en spontaan kan worden uitgeoefend ten aanzien van alle bijstandsgerechtigden. Daartoe is geen daaraan voorafgaand en redengevend feit, signaal, grond of vermoeden vereist. Bovendien volgt daaruit dat het niet van belang is dat onderzoek wordt verricht op basis van een anonieme tip die vaag, summier, tegenstrijdig of onjuist is. Dit betekent daarnaast dat het college ook onderzoek mocht doen naar andere voor de bijstand relevante bijzonderheden dan die in de tip stonden.
7.1.
De beroepsgrond van eisers hierover slaagt reeds daarom niet. Het college hoefde dus ook geen (nader) onderzoek te doen naar de tenaamstelling van de voertuigen en/of het ontvangen van een erfenis.
Hebben eisers de inlichtingenplicht geschonden en is dit een rechtsgrond voor intrekking van de bijstand?
7.2.
Het niet doorgeven van informatie die nodig is om te beoordelen of iemand bijstand nodig heeft, wordt in artikel 17, eerste lid, van de PW een schending van de inlichtingenplicht genoemd. Schending van de inlichtingenplicht levert een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre de betrokkenen (in dit geval eisers) verkeren in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan eisers om aannemelijk te maken dat zij, indien zij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zouden hebben voldaan, over de desbetreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad.
7.3.
Vast staat dat eisers niet uit eigen beweging aan het college melding hebben gedaan van de bankrekening van hun minderjarige dochter [naam dochter] . Ook niet nadat op 29 juli 2020 uitdrukkelijk is gevraagd naar de bankrekeningen van de kinderen. Deze bankrekening is aan het licht gekomen doordat het college naar aanleiding van de anonieme tip navraag heeft gedaan bij de Belastingdienst. Dat daarmee sprake is van schending van de inlichtingenplicht (die ook heeft geleid tot beëindiging van de bijstand per 5 augustus 2020) is overigens reeds komen vast te staan bij het niet bestreden besluit van 29 september 2020.
8. Tijdens het hierop door het college verrichte nadere onderzoek over de periode van 6 november 2013 tot en met 4 augustus 2020 zijn bij het college ook twijfels gerezen over de bijstandbehoevendheid van eisers in de periode van 1 mei 2017 tot en met 4 augustus 2020. Uit de uiteindelijk overgelegde afschriften van de rekening van [naam dochter] is namelijk gebleken dat diverse contante stortingen hebben plaatsgevonden die volgens het college zouden kunnen duiden op neveninkomsten. Daarnaast zijn op die afschriften vanaf mei 2017 bij- en afschrijvingen te zien met een link naar de cosmeticabedrijven Jafra Cosmetics en Younique Products. Ook deze geldstromen zouden kunnen duiden op neveninkomsten van eiseres. Het college heeft eisers daarom om duidelijkheid gevraagd over de herkomst van de stortingen en bijschrijvingen, zodat kan worden bepaald of eisers wel of niet in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden. Tevens heeft het college aan eisers gevraagd om duidelijkheid te verschaffen over een bijschrijving op de rekening van dochter [naam dochter] van “ [eiseres 2] ” met vermelding van een Belgisch bankrekeningnummer alsook over het bestaan van een PayPal account. Vanwege de gerezen vragen bij de geldstromen op de bankrekening van de dochter heeft het college eisers tevens gevraagd om bankafschriften over te leggen van hun en/of-rekening over de periode van 6 november 2013 tot en met 5 augustus 2020.
8.1.
De rechtbank vindt dat eisers de door het college gevraagde duidelijkheid over hun financiële situatie niet hebben gegeven en dat zij daarom niet aannemelijk hebben gemaakt dat ze over de periode van 1 mei 2017 tot en met 4 augustus 2020 in bijstandbehoevende omstandigheden hebben verkeerd.
8.2.
Zo heeft eiseres allereerst niet aannemelijk gemaakt dat de bij- en afschrijvingen naar Jafra Cosmetics geen betalingen zijn vanwege werkzaamheden als consulente. Bij de afschrijvingen naar Jafra is vermeld ‘consulentnummer 23042 [eiseres 2] ’. De enkele verklaring dat zij geen consulentovereenkomst heeft met Jafra Cosmetics en dus ook geen consulentnummer heeft maar dat het via een vriendin van haar ging, is daarvoor niet voldoende. Feit blijft immers dat op de afschrijvingen een consulentnummer is vermeld en meteen daarachter de naam van eiseres. Eiseres heeft niet kunnen uitleggen waarom zij haar verklaring daarover niet met stukken heeft onderbouwd door bijvoorbeeld navraag te doen bij Jafra Cosmetics, terwijl het college haar dat ook uitdrukkelijk heeft meegegeven te doen. Ook heeft eiseres geen overtuigende verklaring gegeven voor enerzijds de stortingen op de rekening van hun toen nog jonge dochter door tal van particulieren met vermelding van cosmeticaproducten [4] en anderzijds de vrijwel gelijktijdige betalingen door eiseres aan Jafra Cosmetics en Younique Products. Eiseres heeft ook op geen enkele manier inzicht gegeven in haar standpunt dat het slechts om incidentele verkopen tegen kostprijs ging en dat zij daar geen winst mee heeft gemaakt, bijvoorbeeld door een administratie of andere (financiële) stukken daarvan te overleggen. Daargelaten of eiseres winst gemaakt heeft bij deze activiteiten, feit blijft dat zij deze activiteiten had moeten melden bij het college. Het ligt dan op haar weg om inzicht daarin te geven en haar verklaringen daarover aannemelijk te maken door die met stukken te onderbouwen. Dat inzicht heeft zij echter niet gegeven.
8.3.
Evenmin heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat zij geen Belgische bankrekening [rekeningnummer 2] heeft (gehad) en daarom ook geen bankafschriften van die rekening kan overleggen. Eiseres is daartoe diverse keren in de gelegenheid gesteld, waarbij het college haar van informatie heeft voorzien. Desondanks heeft eiseres geen enkel stuk overgelegd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat geen sprake is van een bankrekening die op haar naam staat, maar – zoals zij stelt – van een eenmalige transactie en van een ‘onderneming in financiële oplossingen’. Zij heeft ook niet laten zien dat zij zonder succes een poging heeft gedaan om dergelijke stukken te verkrijgen. Dat mocht echter wel van haar worden verwacht. Zij heeft dus de gerechtvaardigde veronderstelling niet ontkracht dat de vermelding “ [eiseres 2] ” bij de bijschrijving op haar ziet en dat zij een Belgische bankrekening heeft (gehad).
8.4.
Tot slot hebben eisers niet volledig gebruik gemaakt van de door het college geboden gelegenheid om van de en/of-rekening [rekeningnummer 1] afschriften over te leggen die zien op de periode van 6 november 2013 tot en met 30 april 2020. Eisers hebben namelijk geen afschriften overgelegd over de periode van 16 juli 2015 tot en met 30 april 2020. Een plausibele verklaring daarvoor is niet gegeven.
9. Uit het voorgaande volgt dat eisers de inlichtingenplicht (ook) hebben geschonden gedurende de periode van 1 mei 2017 tot en met 4 augustus 2020 Eisers hebben vervolgens niet aannemelijk gemaakt dat zij zich desondanks in deze periode in bijstandbehoevende omstandigheden bevonden. Dit maakt dat er een rechtsgrond is voor het intrekken van de bijstandsuitkering van 1 mei 2017 tot en met 4 augustus 2020. Het college was vervolgens gehouden de bijstand over die periode in te trekken (artikel 54, derde lid, van de PW).
De terugvordering
12. Het college stelt zich op het standpunt dat de ten onrechte betaalde bijstand van 1 mei 2017 tot 5 augustus 2020 moet worden terugbetaald. De rechtbank volgt het college in dit standpunt. Het college is namelijk verplicht de bijstand terug te vorderen als de bijstand ten onrechte is ontvangen als gevolg van schending van de inlichtingenplicht (artikel 58, eerste lid, van de PW). Eisers hebben geen afzonderlijke beroepsgronden ingediend tegen de (hoogte van de) terugvordering.
12.3.
Dringende redenen om van (gedeeltelijke) terugvordering af te zien zijn ook niet gesteld of gebleken.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Er is geen reden om de gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, voorzitter, en mr. J.M.E. Derks en mr. C.L.G.F.H. Albers, leden, in aanwezigheid van mr. W.A.M. Bocken, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2023
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 29 september 2023

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het betreft rekeningnummer [rekeningnummer 3] .
2.In die maand zijn voor het eerst af- en bijschrijvingen te zien die betrekking hebben op de in- en verkoop van cosmeticaproducten.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 24 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1184.
4.Zoals “Jafra”, “ladies Night voetcreme”, “voor de mascara” en “voor de spray foundation”.