ECLI:NL:RBLIM:2023:5823

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
ROE 22/1409
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV over arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.J. Jacobs-Hellebrekers, beroep ingesteld tegen besluiten van het UWV met betrekking tot haar WIA-uitkering. Het UWV had op 25 januari 2022 besloten om de loongerelateerde uitkering van eiseres om te zetten in een loonaanvullingsuitkering per 20 april 2022. Na bezwaar van de (ex-)werkgever van eiseres heeft het UWV op 7 juni 2022 het bezwaar gegrond verklaard en de uitkering per 19 juli 2022 omgezet naar een vervolguitkering met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 44,99%. Eiseres was het niet eens met deze besluiten en heeft beroep ingesteld. Het UWV heeft later een gewijzigde beslissing genomen, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage per 20 april 2022 werd vastgesteld op 58,83%. De rechtbank heeft het beroep op 20 september 2023 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigden van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk is, omdat dit besluit is vervangen door het tweede bestreden besluit. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 19 juli 2022 voor 58,83% arbeidsongeschikt is. De rechtbank concludeert dat het UWV dit percentage terecht heeft vastgesteld en dat de medische en arbeidskundige grondslagen van de besluiten deugdelijk zijn. De rechtbank heeft het beroep tegen het tweede bestreden besluit gegrond verklaard, het eerdere percentage van 44,99% vernietigd en zelf in de zaak voorzien door het percentage van 58,83% vast te stellen. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat het UWV het griffierecht en de proceskosten van eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1409

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. Jacobs-Hellebrekers),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

Met het besluit van 25 januari 2022 (het primaire besluit) heeft het UWV eiseres medegedeeld dat haar loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 20 april 2022 wordt omgezet in een loonaanvullingsuitkering.
De (ex-)werkgever van eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 7 juni 2022 (bestreden besluit I) heeft het UWV het bezwaar van de (ex-)werkgever van eiseres gegrond verklaard en bepaald dat de loonaanvullingsuitkering van eiseres per 19 juli 2022 wordt omgezet in een vervolguitkering naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35-45%. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 44,99%.
Eiseres heeft tegen bestreden besluit I beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Op 12 juli 2022 heeft het UWV een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Met dit besluit (bestreden besluit II) heeft het UWV bestreden besluit I in zoverre gewijzigd dat de herziening van de hoogte van de uitkering pas vanaf 1 juli 2024 in gaat.
Eiseres heeft aangegeven dat zij het ook niet eens is met bestreden besluit II. Zij heeft aanvullende beroepsgronden ingediend.
Het UWV heeft hierop gereageerd met een (aanvullend) verweerschrift en rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Bij de brief van 19 juli 2023 heeft het UWV, naar aanleiding van de aanvullende beroepsgronden, medegedeeld dat de bestreden besluiten een juiste arbeidskundige grondslag missen. Het UWV heeft de rechtbank verzocht om hem in de gelegenheid te stellen dit gebrek te herstellen.
Bij de brief van 10 augustus 2023 heeft het UWV medegedeeld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) een nieuw onderzoek heeft verricht. Op grond van de bevindingen van de arbeidsdeskundige B&B is het UWV nu van oordeel dat eiseres per 20 april 2022 voor 58,83% arbeidsongeschikt is. Voor het overige blijven de bestreden besluiten in stand.
De rechtbank heeft het beroep op 20 september 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als verpleegkundige voor gemiddeld 26,90 uur per week. Op 23 april 2018 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Na de wachttijd van 104 weken heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Vanaf 20 april 2020 ontving zij een loongerelateerde WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Het UWV heeft vervolgens de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 19 juli 2022 44,99% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WIA-uitkering met ingang van 1 juli 2024 te verlagen. In brief van 10 augustus 2023 heeft het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage per 20 april 2022 vastgesteld op 58,83%. Ter zitting heeft de gemachtigde van het UWV de rechtbank verzocht zelf in de zaak te voorzien en het arbeidsongeschiktheidspercentage per 19 juli 2022 vast te stellen op 58,83%.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van bestreden besluit II gebaseerd op het rapport van een arts van 29 maart 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 31 maart 2022. Het UWV heeft bij de brief van 10 augustus 2023 een FML van 3 augustus 2023 overgelegd.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van bestreden besluit II gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige van 13 april 2022. Het UWV heeft bij de brief van 10 augustus 2023 een rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 9 augustus 2023 overgelegd.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij acht zich, al haar klachten en de daaruit vloeiende beperkingen in ogenschouw nemend, in het geheel niet tot werken in staat. Verder is zij van mening dat de voor haar vastgestelde belastbaarheid geen recht doet aan de beperkingen die zij ondervindt ten aanzien van het verrichten van arbeid. De psychische klachten van eiseres zouden moeten leiden tot meer beperkingen in rubrieken 1 en 2 in de FML en een urenbeperking. Eiseres heeft last van angst, paniek, gevoelens van onmacht, een sombere stemming en huilbuien. Hoewel de therapie ervoor heeft gezorgd dat eiseres wat meer rust en een verbeterde stemming ervaarde, zijn de klachten in de loop der tijd weer meer op de voorgrond getreden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres medische informatie overgelegd van haar huisarts en van behandelaren van MET ggz.
7. Volgens eiseres overschrijden de geduide functies haar belastbaarheid en zijn deze derhalve niet passend te achten. Verder stelt eiseres dat uit het arbeidskundig rapport van 13 april 2022 volgt dat het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) is geraadpleegd op 12 april 2022. Het UWV heeft echter alleen CBBS-stukken overgelegd die zien op een raadpleging van het CBBS op 4 april 2022. Eiseres vindt het volstrekt onduidelijk waarom het CBBS op 12 april 2022 opnieuw is geraadpleegd. Daarnaast heeft het UWV de CBBS-stukken van 12 april 2022 niet overgelegd. Volgens eiseres kan daarom niet nader worden beoordeeld of de functies al dan niet passen binnen haar belastbaarheid. Verder stelt eiseres dat in de CBBS-stukken van 4 april 2022 wordt verwezen naar een medische beoordeling van 31 maart 2022 door een verzekeringsarts. Eiseres is echter niet door deze verzekeringsarts gezien en beoordeeld. Zij heeft het spreekuur bezocht van een andere arts. Het medisch rapport wat door deze arts is opgesteld is door weer een andere verzekeringsarts getoetst en akkoord bevonden.
8. Eiseres verzoekt de rechtbank om in geval van gegrondverklaring van het beroep het UWV te veroordelen tot vergoeding van de schade die eiseres lijdt dan wel zal aan lijden ten gevolge van de onrechtmatigheid van de bestreden besluiten van het UWV.

Wat vindt de rechtbank

9. De rechtbank stelt vast dat het beroep tegen bestreden besluit I op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede is gericht tegen bestreden besluit II. De rechtbank gaat ervan uit dat bestreden besluit II in de plaats is gekomen van bestreden besluit I. Omdat is gesteld noch gebleken dat eiseres belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van bestreden besluit I, zal de rechtbank haar beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal hierna beoordelen of bestreden besluit II berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. Gelet op wat door het UWV in rechtsoverweging 3 is verzocht, toetst de rechtbank het arbeidsongeschiktheidspercentage van 58,83%. De rechtbank neemt hierdoor ook de FML van 3 augustus 2023, het arbeidskundige rapport van 9 augustus 2023 en de CBBS-stukken van 9 augustus 2023 mee in de beoordeling.
10. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres 58,83% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 19 juli 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 19 juli 2022 voor 58,83% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag bestreden besluit II
12. De rechtbank merkt ten eerste op dat FML van 3 augustus 2023 inhoudelijk overeenkomt met de FML van 31 maart 2022. Dit wordt ook bevestigd in het arbeidskundig rapport van 9 augustus 2023. Verder merkt de rechtbank op dat uit dit rapport blijkt dat de primaire arts waarbij eiseres op spreekuur is geweest, niet (meer) werkzaam is bij het UWV. De (huidige) FML is daardoor opgesteld door de verzekeringsarts die het medisch rapport van 31 maart 2022 van de primaire arts destijds heeft getoetst en akkoord bevonden. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij het vreemd vindt dat er een andere naam op de FML van 31 maart 2022 staat, maar omdat de (huidige) FML strookt met het onderzoek van de primaire arts, gaat zij ervan uit dat is uitgegaan van de juiste gegevens.
13. De rechtbank is van oordeel dat de primaire arts en de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden hebben gemotiveerd.
14. De primaire arts stelt in het rapport van 29 maart 2022 dat eiseres zelf heeft aangegeven dat het sinds de afsluiting van de behandeling in mei 2021 beter gaat. Ze ervaart nog wel momenten van inwendige onrust. Deze komen volgens hem voort uit het grote verantwoordelijkheidsgevoel van eiseres. Daarnaast heeft eiseres de primaire arts vertelt dat zij zich zaken snel aantrekt, maar dat zij heeft geleerd om met de onrust om te gaan. De primaire arts is van mening dat de depressie in remissie is. Dit blijkt volgens hem uit het feit dat zij weer kan genieten. Verder stelt de primaire arts dat eiseres een actief dagverhaal heeft en dat zij sociale contacten onderhoudt. Desalniettemin ervaart zij volgens hem nog een aantal klachten en blijft ze kwetsbaar. Uit de anamnese komt naar voren dat eiseres snel overprikkeld is, moeite heeft met onverwachtse zaken, moeite heeft met tijdsdruk, problemen van anderen zich snel aantrekt en conflicten vermijdt. De primaire arts stelt dat hij deze geclaimde klachten en belemmeringen vanuit het medische feitencomplex plausibel en consistent acht. Hij heeft hiervoor dan ook beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden van de FML.
15. In beroep heeft het UWV het rapport van een verzekeringsarts B&B van 2 december 2022 overgelegd. De verzekeringsarts B&B heeft een volledige verzekeringsgeneeskundige heroverweging verricht waarbij ook de beroepsgronden zijn meegenomen. Uit dit rapport blijkt dat eiseres op 1 december 2022 het spreekuur van de verzekeringsarts B&B heeft bezocht. Tijdens het spreekuur zijn onder andere eiseres haar klachten en dagverhaal besproken. Ook heeft de verzekeringsarts B&B oriënterend psychisch onderzoek verricht. De verzekeringsarts B&B stelt dat de primaire arts in het rapport van 29 maart 2022 de op de datum van het spreekuur aanwezige medische objectieve problematiek van eiseres middels anamnese en eigen psychisch onderzoek zorgvuldig in kaart heeft gebracht. Volgens de verzekeringsarts B&B is inzichtelijk gemaakt welke beperkingen hieruit voortvloeien en is gemotiveerd afgeweken van de belastbaarheid van het voorgaande beoordelingsmoment van 20 april 2020. Ten aanzien van de door eiseres aangegeven claim van verslechtering van haar gezondheidstoestand na uitvoering van de WIA-herbeoordeling eind maart 2022, komt de verzekeringsarts B&B tot de conclusie dat dit niet leidt tot bijkomende beperkingen. De verzekeringsarts B&B stelt dat eiseres weliswaar aangeeft meer klachten te ervaren, zij is ook naar de huisarts gegaan, maar dit heeft pas in november 2022 geleid tot een lichte verhoging van de Venlafaxine en tot heden heeft dit ook niet geleid tot een verwijzing naar de ggz of behandeling bij de poh-ggz. Verder ziet de verzekeringsarts B&B bij het spreekuur geen verslechtering in de psychische observatie ten opzichte van het rapport van de primaire arts en ook zijn er anamnestisch geen duidelijke toegenomen of bijkomende belemmeringen in het functioneren. De rechtbank kan de rapporten van de primaire arts en de verzekeringsarts B&B volgen.
16. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 29 juni 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie uit de behandelend sector die eiseres in beroep heeft overgelegd, geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. In dit rapport stelt de verzekeringsarts B&B dat in het verslag van de MET ggz onder andere wordt gesproken over hoogsensitiviteit. Dit betreft volgens de verzekeringsarts B&B een karakterkenmerk en geen ziekte of gebrek. De verzekeringsarts B&B merkt hierbij op dat wet- en regelgeving voorschrijft dat bij het opstellen van de belastbaarheid enkel en alleen rekening wordt gehouden met beperkingen voortkomend uit ziekte of gebrek. Verder stelt de verzekeringsarts B&B dat de aspecten waar eiseres snel door overbelast/-prikkelt raakt ook in de primaire beoordeling aan bod zijn gekomen, zowel bij de anamnese als de medische overwegingen. In het aanvullend beroepsschrift worden volgens de verzekeringsarts B&B ook geen zaken aangevoerd die leiden tot andere inzichten ten aanzien van de psychische problematiek en de daaruit voortkomende beperkingen. De primaire arts heeft ruim rekening gehouden met de medisch geobjectiveerde problematiek van eiseres. Wat betreft de rugklachten merkt de verzekeringsarts B&B op dat tijdens het spreekuur geen melding is gemaakt van rugklachten en dat dit ook niet in een eerder beroepschrift is genoemd. De verzekeringsarts B&B gaat er daarom vanuit dat de rugklachten tijdelijk waren. Op basis van de beschikbare informatie ziet de verzekeringsarts B&B geen grond voor evidente beperkingen die hieruit voortkomen.
17. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 19 juli 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die zijn vastgesteld in de FML van 31 maart 2022 en de identieke FML van 3 augustus 2023.
Arbeidskundige grondslag bestreden besluit II
18. Volgens het UWV is eiseres op basis van het arbeidskundig rapport van 9 augustus 2023 per 19 juli 2022 voor 58,83% arbeidsongeschikt.
19. Eiseres stelt dat de nieuw geduide functies haar belastbaarheid overschrijden en daarom niet passend zijn. Zij heeft haar standpunt niet nader onderbouwd. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 19 juli 2022 met de middelste van de drie geduide functies 41,17% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 58,83% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

21. Het UWV heeft terecht bepaald de WIA-uitkering van eiseres per 1 juli 2024 te verlagen, omdat zij per 19 juli 2022 voor 58,83% arbeidsongeschikt is. Omdat het UWV in de bestreden besluiten het arbeidsongeschiktheidspercentage ten onrechte heeft vastgesteld op 44,99% is het beroep van eiseres tegen bestreden besluit II gegrond. De rechtbank verklaart het beroep tegen bestreden besluit I niet ontvankelijk. De rechtbank vernietigt bestreden besluit II voor zover het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 44,99%. Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, derde lid, van de Awb voorziet de rechtbank zelf in de zaak door te bepalen dat de mate van arbeidsongeschiktheid per 19 juli 2022 wordt vastgesteld op 58,83%.
22. Omdat de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit II gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand van op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 837,- bij wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit II gegrond;
- vernietigt bestreden besluit II voor zover het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 44,99%;
- bepaalt dat de mate van arbeidsongeschiktheid per 19 juli 2022 wordt vastgesteld op 58,83%;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan op 29 september 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 29 september 2023
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.