ECLI:NL:RBLIM:2023:5986

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
ROE 22/1230
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag en beoordeling arbeidsongeschiktheid door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, die als pedagogisch medewerker werkte, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), maar het UWV had deze aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres beoordeeld aan de hand van de medische en arbeidskundige rapporten die door het UWV waren opgesteld. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op een overtuigende wijze heeft gemotiveerd en dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de psychische klachten van eiseres onvoldoende zijn meegewogen. Eiseres had niet de benodigde objectieve medische informatie overgelegd om haar standpunt te onderbouwen.

De rechtbank heeft ook de arbeidskundige beoordeling van het UWV bekeken en vastgesteld dat de arbeidsdeskundige B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom de geselecteerde functies passend zijn voor eiseres, ondanks haar beperkingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres op 22 november 2021 in staat was om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-aanvraag door het UWV standhoudt. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat het UWV de proceskosten van eiseres moet vergoeden, evenals het betaalde griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1230

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.M.A. Mertens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. E.F.D.A. Römgens).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 3 mei 2022.
Het UWV heeft op het beroep en op vragen van de rechtbank gereageerd met verweerschriften en rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen te reageren op het rapport van de arbeidsdeskundige B&B van 1 september 2023. Eiseres heeft hierop gereageerd met haar brief van 8 september 2023. Het UWV heeft hierop gereageerd met een rapport van de arbeidsdeskundige B&B van 11 september 2023. De rechtbank heeft hierna het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres was werkzaam als pedagogisch medewerker voor gemiddeld 22,85 uur per week. Dit dienstverband is beëindigd per 2 juli 2019. Het UWV heeft eiseres vanaf
25 november 2019 een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 22 november 2021 minder dan 35%, namelijk 32,93% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 4 april 2022. De verzekeringsarts B&B heeft de medische belastbaarheid van eiseres in bezwaar aangescherpt en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 4 april 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 11 april 2022.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij geeft aan dat haar psychische beperkingen zijn onderschat.
7. Verder stelt eiseres dat haar maatmanloon te laag is vastgesteld. Het feitelijk ontvangen loon in de referteperiode is volgens eiseres te laag, omdat de werkgever de verplichte CAO- en tredeverhogingen niet heeft toegepast. Eiseres verwijst naast artikel 15, tweede lid, van het Dagloonbesluit en heeft bijlagen ingediend waaruit volgens haar blijkt dat ze de werkgever heeft verzocht om betaling van het juiste loon. Ten aanzien van de tredeverhogingen heeft eiseres nog gesteld dat zij op grond van de CAO hier per april 2018 recht op had.
8. Eiseres acht verder de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet geschikt. De rechtbank zal de aangevoerde gronden per functie bespreken bij de beoordeling van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 22 november 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
De beoordeling van de belastbaarheid
10. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 22 november 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B heeft het dossier en bezwaar van eiseres bestudeerd. Ook heeft hij eiseres gesproken tijdens de hoorzitting en medische informatie opgevraagd bij de huisarts en dit meegenomen in zijn beoordeling. De verzekeringsarts B&B ziet reden om aanvullende beperkingen aan te nemen ten opzichte van de primaire beoordeling. Hij neemt een urenbeperking, een beperking voor stoffen en dampen en een beperking voor gevaaroplopende situaties aan.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische klachten van eiseres. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Als eiseres het niet eens is met de medische beoordeling dan dient zij dit te onderbouwen met objectieve informatie, zoals medische informatie van haar behandelaren. De rechtbank merkt op dat eiseres dit niet heeft gedaan. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 21 november 2021.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 21 november 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld in de FML van 4 april 2022.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
13. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 4 april 2022 bevestigd dat de arbeidsdeskundige juist heeft vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als pedagogisch medewerker, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens beoordeeld of de bij de primaire beoordeling geselecteerde functies nog geschikt zijn, in verband met de aangepaste FML. Zij heeft deze functies niet passend geacht. Vervolgens heeft zij functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en drie reservefuncties) opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 267041) Assemblagemedewerker electrotechnische producten;
- ( SBC-code 372060) Huishoudelijk medewerker;
- ( SBC-code 111171) Productiemedewerker metaal en electro-industrie.
De reservefuncties zijn (SBC-code 315140) Medewerker postverzorging, (SBC-code 315173) Telefonisch verkoper en (SBC-code 315174) Telefonist/Medewerker callcenter inbound.
14. De arbeidsdeskundige B&B heeft in haar rapport uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom de voor de schatting gebruikte functies passend zijn gelet op de beperkingen van eiseres. De rechtbank merkt op dat eiseres enkel gronden heeft aangevoerd tegen functies (SBC-codes: 315133, 111060, 315174 en 315140) die niet zijn gebruikt voor het bepalen van het arbeidsongeschiktheidspercentage. De rechtbank zal deze gronden dan ook onbesproken laten, omdat de relevantie daarvan voor het bepalen van het arbeidsongeschiktheidspercentage ontbreekt.
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft naar aanleiding van het beroep van eiseres reden gezien om het maatmaninkomen opnieuw vast te stellen, zoals beschreven in het rapport van 4 juli 2022. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is gewijzigd naar 34,08%. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens na nadere bestudering van de loonstroken en polisadministratie de eerder aangebrachte wijziging teruggedraaid, zoals beschreven in het rapport van 1 september 2023. De arbeidsdeskundige B&B heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 32,93%. Hiermee is het arbeidsongeschiktheidspercentage weer teruggebracht naar hoe het was vastgesteld in het bestreden besluit. Aangezien beide percentages onder 35% zijn, vindt de rechtbank het aannemelijk dat eiseres niet is benadeeld door de gang van zaken. Het heeft wel tot onnodige verwarring geleid. Ter zitting heeft het UWV aangegeven daarom akkoord te gaan met een vergoeding van de door eiseres gemaakte proceskosten.
16. Ten aanzien van de aangevoerde loonsverhoging van 3% vanaf 1 januari 2019 in verband met de CAO Kinderopvang heeft de arbeidsdeskundig B&B in haar rapport van
1 september 2019 aangegeven dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de werkgever niet bereid is de CAO-verhoging te betalen. De rechtbank merkt ook het antwoord van de werkgever van 15 februari 2019 op:
‘Op jouw loonstrook van 01.2019 is jouw verhoging al aangepast.’Eiseres heeft verder niet aangetoond dat hier, ondanks het antwoord van de werkgever, geen sprake van is. De rechtbank volgt de arbeidsdeskundige B&B in haar standpunt dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de CAO-verhoging per januari 2019 niet is gehanteerd.
17. Ten aanzien van de tredeverhoging heeft de arbeidsdeskundige B&B in de aanvullende rapporten van 24 juli 2023, 29 augustus 2023, 1 september 2023 en
11 september 2023 aangegeven dat onvoldoende is vast te stellen dat er sprake is van loon waarop rechtens aanspraak bestond en dat niet geheel is betaald. Er is geen onderbouwing van eventuele mondelinge afspraken. Ook de verwijzing naar de eerdere tredeverhoging in april 2017 is hiervoor onvoldoende. Toepassing kan bijvoorbeeld afhankelijk zijn van functioneren. Verder heeft de werkgever de tredeverhoging toegepast per 1 augustus 2018 en niet per 1 april 2018 en eiseres claimt de verhoging ook per augustus 2018 en niet per april 2018. De rechtbank kan deze motivering volgen. De e-mailberichten van eiseres aan haar werkgever zijn onvoldoende om aan te tonen dat er sprake was van vorderbaar, maar niet inbaar loon. Uit de e-mailberichten valt niet af te leiden dat eiseres daadwerkelijk recht had op een tredeverhoging per 1 april 2018. Ook uit de CAO kan de rechtbank niet afleiden dat eiseres per 1 april 2018 recht had op een tredeverhoging. Voor de rechtbank is doorslaggevend dat uit de berichten van eiseres aan de werkgever niet volgt dat zij per
1 april 2018 een tredeverhoging claimt.
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 22 november 2021 met de middelste van de drie geduide functies 65,92% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 34,08% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 22 november 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
20. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Gelet op de gang van zaken is het UWV akkoord gegaan met een veroordeling tot vergoeding van de door eiseres gemaakte proceskosten. De vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank vast op € 1674,- (1 punt voor indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- bij een wegingsfactor 1). Ook moet het UWV het betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1674,-.
Deze uitspraak is gedaan op 9 oktober 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 9 oktober 2023.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.