ECLI:NL:RBLIM:2023:6087

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
AWB 21/2002
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op basis van de Tijdelijke subsidieregeling NL leert door met inzet van scholing

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 16 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Nationale Handelsacademie B.V. (eiseres) en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (verweerder) over de afwijzing van een subsidieaanvraag. Eiseres had op 1 oktober 2020 een aanvraag ingediend voor subsidie op grond van de Tijdelijke subsidieregeling NL leert door met inzet van scholing. De aanvraag werd afgewezen omdat het subsidieplafond al was bereikt. Eiseres betwistte de afwijzing en stelde dat zeven andere aanvragen onterecht als volledig waren aangemerkt, omdat deze niet voldeden aan de eisen van de regeling. De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid kon concluderen dat de aanvragen van de andere aanvragers voldoende informatie bevatten om te worden beoordeeld. Eiseres voerde ook aan dat de verdelingsmethode van 'volgorde van binnenkomst' ongeschikt was, maar de rechtbank oordeelde dat deze methode vooraf was gecommuniceerd en niet ongeschikt was. Daarnaast werd gesteld dat de criteria voor toewijzing onvoldoende kenbaar waren, maar de rechtbank oordeelde dat alle aanvragers gelijke kansen hadden en dat de beoordeling niet onzorgvuldig was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van € 1.000,- aan immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en tot vergoeding van proceskosten van € 418,50.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21 / 2002

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2023

in de zaak tussen

Nationale Handelsacademie B.V., gevestigd te gemeente Peel en Maas, eiseres,

(gemachtigde: mr. K. Boele),
en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigden: mr. Y.D. David, mr. M.B. Gschwind en A.P. Abbink).

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2020 (primaire besluit) heeft verweerder een subsidieverzoek van eiseres afgewezen. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 11 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2023. Namens eiseres is verschenen [naam] , bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres biedt online cursussen en opleidingen aan. Op 1 oktober 2020 vanaf 9.00 uur konden opleidingsaanbieders via een subsidieportal een aanvraag indienen ter verkrijging van subsidie op grond van de “Tijdelijke subsidieregeling NL leert door met inzet van scholing” (Regeling). In de Regeling is bepaald dat subsidieaanvragen op basis van de volgorde van ontvangst worden behandeld en dat daarbij alleen volledige subsidieaanvragen in behandeling worden genomen. Eiseres heeft de subsidie aangevraagd op 1 oktober 2020 om 9 uur, 3 minuten en 27 seconden. Bij het primaire besluit heeft verweerder de subsidieaanvraag afgewezen omdat verweerder de aanvraag als 21e aanvraag heeft ontvangen en het subsidieplafond al met de 15e aanvraag was bereikt, zodat de subsidie moest worden geweigerd. [1]
2. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Zij heeft het bezwaar op 8 maart 2021 mondeling aan verweerder toegelicht. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Eiseres kan zich daarmee niet verenigen.
Waren 7 andere aanvragen onvolledig?
3. Eiseres heeft aangevoerd dat 7 aanvragen door verweerder ten onrechte als volledig zijn aangemerkt.Op grond van artikel 12 van de Regeling werden aanvragen behandeld op volgorde van ontvangst, waarbij alleen volledige subsidieaanvragen in behandeling werden genomen. Eiseres wilde de aanvraag zo snel mogelijk na 9.00 uur indienen maar de aanvraag moest ook “volledig” zijn.
Eiseres werd bij het invullen van de velden verrast door het veld “
Omschrijving van het initiatief (Deze tekst wordt gebruikt voor publicatie-doeleinden*”.
Bij dit veld stond, onderaan het veld, de instructie: “
Geef, in maximaal 1000 posities, een beschrijving van de doelstelling(en) van het project en van de activiteiten die leiden tot het realiseren van die doelstelling(en)”.
Eiseres typte bij dit veld de tekst “
Door middel van dit project wenst NHA een bijdrage te leveren aan de positie op de arbeidsmarkt van werkzoekenden dan wel mensen die hun kansen op de arbeidsmarkt willen verruimen. In dat kader biedt NHA zeven leertrajecten aan die zich allen richten op verschillende vaardigheden die bij dit doel kunnen ondersteunen.”.
Eiseres heeft door middel van een Wob-verzoek de beschikking gekregen over de informatie die de andere inschrijvers hebben ingevuld in het veld ““
Omschrijving van het initiatief (Deze tekst wordt gebruikt voor publicatie-doeleinden*”. Zeven van die inschrijvers hadden de volgende volgorde van binnenkomst respectievelijk het volgende in dat veld ingevuld:
02 “
arbeidsmarkt scholing
03 “
Arbeidsmarkt scholing
04 “
HOBP helpt met leren
06 “
NL leert door met inzet van scholing
08 “
Omscholen met NL Leert Door Lindenhaeghe Online
16 “
Aanvraag Subsidie van Bestuursacademie Nederland NL leert door
18 “
NIBE-SVV wilt [sic] graag meewerken aan NL leert door”.
Afwijzing van de aanvraag betekent dat eiseres ten minste honderdduizenden euro’s aan inkomsten mist en dat kosten die zij heeft gemaakt voor de voorbereiding van de subsidieaanvraag en het samenstellen van de onlinecursussen voor niets zijn geweest.
4. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit onder meer aangevoerd dat het primaire besluit in strijd is met de Regeling omdat de voormelde zeven inschrijvers geen volledige aanvraag in de zin van de Regeling hebben ingediend. Eiseres wijst in dit verband op het feit dat de aanvraag moest worden ingediend met behulp van het elektronisch formulier, de zeven aanvragers het veld “
Omschrijving van het initiatief (Deze tekst wordt gebruikt voor publicatie-doeleinden*” niet hebben ingevuld met de informatie waar, mede gelet op de instructie, om was verzocht, en dat, om een aanvraag te kunnen indienen, het hele formulier moest worden ingevuld.
4.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat aanvragen van de zeven aanvragers wel volledig waren. De Regeling vereist niet dat een omschrijving van het initiatief wordt gegeven. Bovendien hebben alle zeven aanvragers een omschrijving ingevuld welke past bij het doel van de subsidie. Ook als de omschrijvingen als ondeugdelijk zouden moeten worden aangemerkt, dan maakt dit volgens verweerder niet dat de zeven aanvragen onvolledig waren want er waren bij die aanvragen, mede door catalogus die met de aanvragen moesten worden meegezonden, voldoende gegevens beschikbaar om het recht op subsidie te kunnen beoordelen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.2.
De rechtbank overweegt dat in artikel 10, eerste tot en met vierde lid, van de Regeling staat vermeld welke gegevens in de aanvraag moesten worden opgenomen en welke stukken moesten worden meegezonden. De subsidieaanvrager moet een subsidieaanvraag indienen door middel van een elektronisch formulier. Verder moeten er een aantal stukken en gegevens worden meegestuurd. Eiseres heeft niet betwist dat de zeven aanvragers een elektronisch formulier hebben ingediend en ook niet dat de andere gegevens en stukken die genoemd worden in dit artikel zijn overgelegd. Eiseres vindt dat het elektronisch formulier door deze aanvragers niet volledig is ingevuld en dat verweerder per afzonderlijke vraag moet beoordelen of een compleet antwoord is gegeven. De rechtbank overweegt dat het aan verweerder is om te beoordelen of de bij de aanvraag verstrekte gegevens voldoende zijn om de aanvraag (inhoudelijk) goed te kunnen beoordelen. Verweerder kon zich in dit geval in redelijkheid op het standpunt stellen dat de gegevens die de zeven aanvragers hadden overgelegd voldoende waren om hun aanvragen goed te kunnen beoordelen. De aanvragen bevatten alle gegevens die in artikel 10 van de Regeling worden genoemd. Het elektronisch formulier is ingediend. Uit de Regeling volgt niet dat verweerder niet naar de gehele ingestuurde aanvraag mag kijken om te bezien of deze compleet is. Daarom kan niet gezegd worden dat de zeven andere aanvragen onvolledig waren.
Was de verdelingsmethode ongeschikt?
5. Eiseres heeft subsidiair aangevoerd dat de verdelingsmethode die verweerder heeft gehanteerd in dit geval ongeschikt was. Eiseres acht die methode ongeschikt nu het aanvraagformulier heel snel moest worden ingevuld, het om grote subsidiebedragen ging en het veld met de omschrijving niet serieus hoefde te worden ingevuld om de aanvraag als volledig aan te merken.
5.1.
Verweerder stelt zich ten aanzien van deze subsidiaire beroepsgrond op het standpunt dat de verdelingsmethode van “volgorde van binnenkomst” in beginsel is toegestaan. Deze methode is ook vooraf openbaar gemaakt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat het aan verweerder was de verdelingsmethode te kiezen. Niet gezegd kan worden dat de verdelingsmethode “volgorde van binnenkomst” in dit geval ongeschikt was. Op grond van de Regeling was duidelijk dat deze methode zou worden toegepast. Niet gebleken is dat de digitale omgeving waarin de aanvragen werden gedaan niet goed heeft gefunctioneerd. Dat verweerder bij een volgende subsidieronde heeft gekozen voor een verdeelmethode op grond van loting maakt dat niet anders. Wellicht bestaan er methodes die in de praktijk beter aansluiten dan de “volgorde van binnenkomst”, maar dat maakt “volgorde van binnenkomst” niet ongeschikt.
Waren de criteria voor toewijzing onvoldoende kenbaar?
6. Eiseres heeft aangevoerd dat de criteria voor toewijzing van subsidie onvoldoende kenbaar waren omdat voor haar niet duidelijk was dat het veld waarin om een omschrijving van het initiatief werd gevraagd niet serieus hoefde te worden ingevuld. De aanvraagformulieren zijn anders beoordeeld dan wat, gelet op de formulering van de tekst bij dat veld, mocht worden verwacht. De beoordeling van de aanvragen is volgens eiseres daardoor onzorgvuldig geweest.
6.1.
Verweerder stelt dat helder is hoe het veld met de omschrijving moest worden ingevuld en dat, gelet op de Regeling en artikel 4.5 van de Awb, niet de afzonderlijke velden, maar de gehele aanvraag van belang is voor de vraag of de aanvraag volledig was.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat één of meer aanvragers tevoren bekend waren met de vraag om een omschrijving te geven van het initiatief. Alle aanvragers beschikten over hetzelfde formulier en aangenomen moet worden dat ze bij het invullen van het formulier over dezelfde informatie beschikten en gelijke kansen hadden om subsidie te ontvangen. Gelet op deze gelijke kansen kan niet worden gezegd dat de beoordeling van de aanvragen onzorgvuldig is geweest. Mogelijk is voor eiseres nadelig geweest dat zij, zoals gesteld, geen ervaring had met subsidies aanvragen terwijl sommige andere aanvragers wel ervaring hadden. Verweerder moet echter een gelijk speelveld creëren en dat heeft verweerder gedaan. Het is niet aan verweerder om het verschil in ervaring tussen deelnemers recht te trekken. Deze grond slaagt daarom niet.
Conclusie en redelijke termijn.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
8. Eiseres heeft bij brief van 28 juli 2023 aangevoerd dat de redelijke termijn voor een uitspraak op het beroep is verstreken en heeft daarom verzocht om vergoeding van immateriële schade.
9. In deze zaak is het bezwaarschrift door verweerder ontvangen op 10 december 2020. De totale behandelingsduur vanaf het bezwaar tot de datum van deze uitspraak is twee jaar en ongeveer tien maanden. De redelijke termijn (in deze zaak te stellen op twee jaar) is dus met ongeveer tien maanden overschreden, zodat er grond is aan eiser een vergoeding wegens immateriële schade toe te kennen van € 1.000,-. Deze overschrijding is, nu het bestreden besluit is genomen op 11 juni 2021 en het beroep is ingesteld op 22 juli 2021, volledig toe te rekenen aan de beroepsfase. De rechtbank zal daarom de Staat der Nederlanden veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.000,- wegens de overschrijding van de redelijke termijn.
10. De rechtbank veroordeelt de Staat der Nederlanden gelet op het voorgaande in de door eiser in verband met het verzoek om immateriële schadevergoeding gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het schriftelijk verzoek, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Voor toekenning van een afzonderlijk punt voor behandeling ter zitting van het verzoek om schadevergoeding bestaat in dit geval geen aanleiding. Ook voor het vergoeden van het griffierecht bestaat geen aanleiding, nu voor het indienen van het verzoek geen griffierecht hoeft te worden betaald.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding aan eiseres van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,-;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden in de proceskosten van eiseres tot een bedrag
van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, in aanwezigheid van
mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
16 oktober 2023
griffier
De rechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 16 oktober 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht (AWB).