ECLI:NL:RBLIM:2023:6143

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
C/03/320030 / HA ZA 23-298
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident bij vervroeging inzake onrechtmatige daad en rectificatieverzoek

Op 4 oktober 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis gewezen in een incident bij vervroeging. De eiser, [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident], heeft de gedaagde, MEDIAHUIS LIMBURG B.V., aangeklaagd wegens onrechtmatige daad. De eiser stelt dat De Limburger een artikel heeft gepubliceerd waarin hij ten onrechte in diskrediet is gebracht. Hij vordert onder andere dat de rechtbank de gedaagde zal gelasten om bepaalde passages uit het artikel te verwijderen, rectificaties te plaatsen en een dwangsom op te leggen voor het niet naleven van deze vorderingen. De Limburger heeft in het incident verzocht om verwijzing naar de kantonrechter, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eiser niet in geld kunnen worden uitgedrukt en dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de vorderingen geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000. De rechtbank heeft de incidentele vordering van De Limburger afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor een mondelinge behandeling in de periode van 1 januari 2024 tot en met 30 juni 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/320030 / HA ZA 23-298
Vonnis in incident bij vervroeging van 4 oktober 2023
in de zaak van
[eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident],
verblijvend te [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. Y. Moszkowicz,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDIAHUIS LIMBURG B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudend te Maastricht,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. Ch.E. Koster.
Partijen zullen hierna [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] en De Limburger genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 4
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot verwijzing naar de kantonrechter met producties 1 t/m 13
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschilin de hoofdzaak2.1. [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] stelt dat De Limburger een artikel heeft geplaatst waarin hij ten onrechte in diskrediet is gebracht. [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] vordert daartoe dat de rechtbank, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

1. gedaagde zal gelasten de in punt 3 van de dagvaarding geciteerde passage uit de interneteditie van het artikel te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel een in goede justitie te bepalen deel daarvan;
2. gedaagde zal gelasten iedere referentie aan De Vingerknipper artikel te verwijderen en
verwijderd te houden, dan wel een in goede justitie te bepalen deel daarvan;
3. gedaagde zal verbieden in toekomstige publicaties de volledige naam van eiser te vermelden;
4. gedaagde zal gelasten om binnen 5 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis een rectificatie te plaatsen, en gedurende vier weken geplaatst te houden op de landingspagina van https://www.Iimburger.nl/ in tenminste 12 punts lettertype en zwart omlijnd met de navolgende inhoud:

RECTIFICATIE
In ons dagblad en op onze website is op 13 mei 2023 een artikel geplaatst met als titel
“Pillenprins uit Brunssum spil in internationale drugsproductie”. Dit artikel bevat de
suggestie dat [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] in 2010 de vinger van een man zou hebben afgeknipt. Deze
suggestie is onjuist. De heer [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] is in twee gerechtelijke instanties vrjjgesproken
van dit feit.”
Althans een tekst van door de rechtbank in goede justitie te bepalen bewoordingen, op een door de rechtbank te bepalen wijze;
5. gedaagde zal gelasten om binnen 5 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis een rectificatie te plaatsen op de voorpagina van de fysieke variant van dagblad De Limburger in tenminste 12 punts lettertype en zwart omlijnd met de navolgende inhoud:

RECTIFICATIE
In ons dagblad is op 13 mei 2023 een artikel geplaatst met als titel “Pillenprins uit
Brunssum spil in internationale drugsproductie.” Dit artikel bevat de suggestie dat [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident]
in 2010 de vinger van een man zou hebben afgeknipt. Deze suggestie is onjuist.
De heer [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] is, op verzoek van het Openbaar Ministerie, in twee gerechtelijke
instanties vrijgesproken van dit feit.”
Althans een tekst van door de rechtbank in goede justitie te bepalen bewoordingen, op een door de rechtbank te bepalen plek in een door de rechtbank te bepalen publicatie;
6. aan het gevorderde onder 1 t/m 5 een dwangsom zal verbinden van € 2.000,00 per dag dat
gedaagde daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 1000.000,00, althans een zodanige voorziening te treffen zoals de rechtbank in goede justitie mag vermenen te behoren;
7. gedaagde zal veroordelen om aan eiser een voorschot te betalen ter zake immateriële schade een bedrag van € 10.000,00 met wettelijke rente vanaf 13 mei 2023, althans een zodanig bedrag met wettelijke rente vanaf een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
8. gedaagde zal veroordelen in de proceskosten.
in het incident
2.2.
De Limburger vordert dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kamer voor kantonzaken. Zij stelt daartoe dat het geldelijk belang van de zaak € 10.000,00 bedraagt.
2.3.
[eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] voert verweer. Hij voert aan dat vordering 1 t/m 6 van onbepaalde waarde zijn en niet in geld uit te drukken. Ook voor eventuele afsplitsing van de waarde vordering bestaan geen aanleiding, nu de vorderingen zodanig samenhangen dat separate behandeling ondoelmatig zou zijn.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
In elk geval de vorderingen zoals omschreven in rov. 1 t/m 5 betreffen vorderingen om iets te doen of te laten en zijn niet op geld waardeerbaar. Zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde, zoals de onderhavige, worden alleen door de kantonrechter behandeld indien duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vorderingen geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000. Dat is hier niet het geval nu de vorderingen van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] niet in geld kunnen worden uitgedrukt.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
3.3.
De Limburger zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt De Limburger in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] tot op heden begroot op € 598,00,
in de hoofdzaak
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
18 oktober 2023voor opgave verhinderdata aan de zijde van beide partijen voor een mondelinge behandeling in de periode 1 januari 2024 tot en met 30 juni 2024.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH