ECLI:NL:RBLIM:2023:6218

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
03/126389-23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met een mes, beroep op noodweer(exces) verworpen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 20 oktober 2023, is de verdachte beschuldigd van zware mishandeling. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 19 mei 2023 in Maastricht, waarbij de verdachte met een mes een steekverwonding toebracht aan het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op die dag, na een confrontatie met een groep mannen, meermalen stekende bewegingen heeft gemaakt met een mes, waarbij hij het slachtoffer in de linkerpols heeft geraakt. De verdachte heeft aangevoerd dat hij zich bedreigd voelde en dat hij het mes enkel gebruikte om de mannen op afstand te houden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer, en heeft het beroep op noodweer verworpen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en heeft een schadevergoeding van € 4.310,59 aan het slachtoffer toegewezen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. R.J. Ruiter, volledig toegewezen, inclusief materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/126389-23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 20 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1980,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M. van Riet, advocaat kantoorhoudende te Hoensbroek.
.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 oktober 2023. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Namens de benadeelde partij is op de terechtzitting gehoord mr. R.J. Ruiter. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven (primair), dan wel dat hij aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (subsidiair), dan wel heeft geprobeerd aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (meer subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig het door haar overgelegde requisitoir, gerekwireerd tot vrijspraak van de poging doodslag, omdat uit het dossier niet afdoende blijkt dat de verdachte opzet – al dan niet in voorwaardelijke zin – heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Wel acht de officier van justitie de zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Het meermalen maken van stekende bewegingen, dan wel slaande bewegingen, met het mes in de richting van het lichaam van het slachtoffer is naar de uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, dat het niet anders kan dan dat de verdachte door op dergelijke wijze te handelen die aanmerkelijke kans welbewust heeft aanvaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, overeenkomstige de door haar overgelegde pleitnota, integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft zich, kort gezegd, op het standpunt gesteld dat het opzet – al dan niet in voorwaardelijke zin – op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, ontbreekt. De verdachte voelde zich bedreigd en heeft het mes enkel voor zich gehouden en ermee gedreigd om de mannen op afstand te houden. Hierbij heeft hij het slachtoffer één keer geraakt in zijn pols.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feiten en omstandigheden
Op 19 mei 2023 omstreeks 13:15 uur worden meerdere politiepatrouilles door de meldkamer naar de [straatnaam 1] in Maastricht gestuurd, waar een vechtpartij en een steekincident zouden hebben plaatsgevonden. Verbalisanten treffen ter plaatse op een grasveld dat gelegen is tegenover de [straatnaam 2] een man op de grond aan met een doek om zijn linkerhand/pols gewikkeld die doordrenkt is van bloed. Deze man blijkt later [slachtoffer] te zijn. Door tussenkomst van omstanders verklaart [slachtoffer] dat hij door [verdachte] is neergestoken. [2]
De volgende dag wordt de aangifte van [slachtoffer] opgenomen. Hierin verklaart hij – zakelijk weergegeven – het volgende:
Gisteren was ik samen met mijn neef [naam 1] in zijn huis in Maastricht. Het was rond 13:00/13:15 uur. Bij het huis van mijn neef is een klein tuintje (
de rechtbank begrijpt: speeltuintje); daar waren we buiten bezig met koffie drinken. Toen kwam [verdachte] aan met zijn kinderen. Ze begonnen ons uit te schelden en zeiden lelijke dingen. Ik wist niet wat er aan de hand was. Ik vroeg wat er aan de hand was. Hij gaf ons geen ruimte om te praten. Ze hadden messen in hun handen en hebben geprobeerd om mij neer te steken. Twee keer is het niet gelukt, maar bij de derde keer raakte [verdachte] mij wel. Door mijn reactie kwam het mes tegen mijn pols.
(Noot verbalisant: wij zien dat aangever een afwerende beweging maakt met zijn armen boven zijn hoofd). Het was een vleesmes. Artsen zeiden dat een paar bloedvaten beschadigd waren en het letsel heftig was. Er zou sprake zijn van schade aan mijn spier/pees. Er was snel een operatie nodig om het te repareren.
[slachtoffer] is per ambulance naar de spoedeisende hulp van het [ziekenhuis] vervoerd om behandeld te worden aan zijn verwondingen. Daar is hij onderzocht en bleek hij aan de linker pols een ventrale snijwond van 5 cm te hebben en letsel te hebben aan de C./M. Medianus
(de rechtbank begrijpt: zenuw in de pols),de A. Radialis
(de rechtbank begrijpt: polsslagader/spaakbeenslagader)en de FPL en FDP
(de rechtbank begrijpt: pezen). [3] [slachtoffer] is vervolgens geopereerd en is van 19 tot en met 20 mei 2023 opgenomen geweest op de afdeling Plastische Chirurgie. [4] Uit de medische stukken die zijn gevoegd bij het verzoek tot schadevergoeding van [slachtoffer] blijkt dat hij na de operatie veelvuldig naar het ziekenhuis is gegaan en afspraken heeft gehad met de plastisch chirurg, ergotherapeut en dermatoloog. Zo blijkt uit het meest recente bezoek bij de plastisch chirurg van 13 september 2023 dat [slachtoffer] veel last heeft van zenuwpijn en last heeft van krachtsverlies in zijn arm. [5]
De getuige [naam 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op vrijdag 19 mei 2023 omstreeks 13:30 uur hoorde ik een hoop tumult buiten. Ik zag dat een grote groep mensen, ongeveer acht of tien personen, ruzie hadden. Ik zag een buitenlandse man vanuit een auto, welke geparkeerd stond op de [straatnaam 1] , richting de eerdergenoemde groep lopen. Ik zag dat deze man opeens een groot mes in zijn hand had, ik zou het omschrijven als een slagersmes. Ik zag dat deze man zijn arm omhoog tilde en een stekende beweging maakte richting één persoon. Ik zag dat deze man ongeveer twee à drie keer een stekende beweging maakte richting deze persoon. Ik zag dat de persoon, welke gestoken was, door meerdere mensen ondersteund werd met lopen. Ze legden het gestoken slachtoffer uiteindelijk op het gras neer, nabij de speeltuin. [6]
Verbalisanten [naam 3] en [naam 4] hebben het volgende gerelateerd:
Wij zagen dat het een zilverkleurig mes betrof, met een rood gekleurd kunststof heft,
met aan beide uiteindes een zwart gekleurd accent met een breedte van ongeveer 1
centimeter. Wij zagen dat het mes een totale lengte van ongeveer 38 centimeter had en het heft een lengte van ongeveer 15 centimeter had. [7]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de verwonding bij [slachtoffer] heeft toegebracht met het rode mes. [8]
Vrijspraak poging doodslag
De rechtbank kan niet vaststellen dat de verdachte toen hij stekende bewegingen met het mes maakte in de richting van het lichaam van het [slachtoffer] opzet – al dan niet in voorwaardelijk zin – had op diens dood. Hoewel duidelijk is dat de verdachte [slachtoffer] met een mes in de pols heeft geraakt, is niet duidelijk met welke kracht de verdachte hem heeft geraakt en of de verdachte gericht heeft gestoken in de richting van een vitaal orgaan. Eveneens is onbekend wat de afstand en positie tussen de verdachte en [slachtoffer] waren op het moment dat [slachtoffer] werd geraakt. Het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen, geeft hierover geen duidelijkheid. De rechtbank kan hierdoor niet beoordelen of door het handelen van de verdachte een aanmerkelijke kans in het leven is geroepen dat [slachtoffer] zou komen te overlijden, en evenmin dat de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Bewijsoverwegingen
Zwaar lichamelijk letsel?
Als gevolg van het handelen van verdachte heeft [slachtoffer] zenuwletsel en letsel aan de polsslagader/spaakbeenslagader en twee pezen opgelopen. Hiervoor is hij dezelfde dag geopereerd en het is nog maar de vraag of volledig herstel mogelijk is. Dit maakt dat het letsel van [slachtoffer] naar juridische maatstaven [9] is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
Opzet?
De verdachte is op [slachtoffer] afgelopen en heeft meermalen stekende bewegingen richting deze [slachtoffer] gemaakt, waarbij hij hem uiteindelijk één keer in zijn pols heeft geraakt. Het kan aldus niet anders dan dat de verdachte [slachtoffer] doelbewust heeft gestoken, met de kennelijke bedoeling hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verdachte vol opzet had op het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer] . De subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
subsidiair
op 19 mei 2023 in Maastricht, te weten op de [straatnaam 1] , aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekverwonding aan de linkerpols en schade aan de zenuw en pees, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] met een mes in de (linker) pols te steken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte, bij een bewezenverklaring, dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweer toekomt. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte werd omsingeld door een aantal mannen, en een van hen pepperspray in diens gezicht spoot. Hiertegen moest de verdachte zich verdedigen, waarbij hij het mes heeft gebruikt om de mannen op afstand te houden.
De verdachte heeft bij de politie, en ook ter terechtzitting – in grote lijnen – verklaard dat hij [naam 1] ervan verdacht dat deze bij hem had ingebroken. Hij had hiervan aangifte gedaan, maar wilde de zaak onderling oplossen. Toen de verdachte aankwam bij de woning van [naam 1] , zag hij hem daar samen met iemand anders in de (speel)tuin zitten. De verdachte heeft [naam 1] gezegd dat hij zijn sieraden terug wilde, en dat hij dit op een rustige manier wilde oplossen. De verdachte heeft hem gezegd: “Je hebt een uur de tijd om het geld en de sieraden terug te geven, dan laten we het gewoon onderling buiten de politie om regelen. Ik kom over een uur terug”. Toen de verdachte een uur later terugkwam, zag hij 5 mannen staan. De verdachte is, toen hij uit de auto stapte, naar [naam 1] gelopen en zei: “Ik wil mijn geld terug, al is het met geweld”. De verdachte verklaarde toen door die mannen te zijn aangevallen met pepperspray. Om zich te verdedigen, heeft de verdachte messen gebruikt. Deze had hij bij zich omdat hij die moest wegbrengen om te laten slijpen: de verdachte is slager. Met een van de messen heeft hij het slachtoffer verwond.
De rechtbank stelt voorop dat volgens bestendige rechtspraak voor een geslaagd beroep op noodweer het aannemelijk moet zijn dat het handelen van de verdachte geboden was ter noodzakelijke verdediging tegen een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Gedragingen van de verdachte die aan de wederrechtelijke aanranding door het latere slachtoffer zijn voorgegaan, kunnen in de weg staan aan het slagen van een beroep op noodweer of noodweerexces, maar slechts onder bijzondere omstandigheden. Van zulke bijzondere omstandigheden kan bijvoorbeeld sprake zijn indien de verdachte de aanval heeft uitgelokt door provocatie van het latere slachtoffer en hij aldus uit was op een confrontatie
of wanneer hij willens en wetens de confrontatie met het slachtoffer heeft opgezocht en een gewelddadige reactie van het slachtoffer heeft uitgelokt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte vanuit zijn auto, die hij had geparkeerd op de [straatnaam 1] , naar een groep personen is gelopen met een groot mes in zijn handen. Zelfs indien veronderstellenderwijs ervan wordt uitgegaan dat de verdachte toen reeds pepperspray in zijn ogen gespoten had gekregen, hetgeen op basis van de bewijsmiddelen niet is vast te stellen, dan nog geldt dat de verdachte willens en wetens de confrontatie met de groep waarvan het slachtoffer deel uitmaakte, heeft opgezocht. Een beroep op noodweer komt hem daarom niet toe. Het verweer wordt verworpen.
Het feit is strafbaar nu ook geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
zware mishandeling

5.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat de verdachte een beroep op noodweerexces toekomt.
Onder verwijzing naar de hiervoor onder 4. opgenomen rechtspraak en overwegingen komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte ook geen beroep op noodweerexces toekomt. Het verweer wordt verworpen.
De verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 21 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Bij het formuleren van haar strafeis heeft de officier van justitie de ernst van het feit betrokken en de richtlijnen van het openbaar ministerie. In het voordeel van de verdachte weegt de officier van justitie mee dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat hij, middels mediation, tot een oplossing is proberen te komen met het slachtoffer.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat, zo de rechtbank al toekomt aan een veroordeling, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, eventueel in combinatie met een langere voorwaardelijk gevangenisstraf, passend is. Hiervoor heeft de raadsvrouw verwezen naar het reclasseringsadvies van 4 oktober 2023, waarin de reclassering het risico op recidive inschat als laag. Voorts heeft de raadsvrouw verwezen naar het blanco strafblad van de verdachte, het mediationtraject dat de verdachte met [slachtoffer] is aangegaan en het feit dat verdachte verantwoordelijk is – ook in financiële zin – voor de zorg over zijn 10 minderjarige kinderen.
De raadsvrouw verzoekt om het bevel tot voorlopige hechtenis bij vonnis op te heffen in verband met het ontbreken van gronden. De recidivegrond is niet meer aanwezig.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder overweegt de rechtbank als volgt.
De verdachte is op klaarlichte dag verhaal gaan halen bij iemand die hij verdacht van diefstal/inbraak. Toen duidelijk werd dat zij er onderling niet uit zouden komen, heeft de verdachte de fysieke confrontatie opgezocht met de groep mannen die de vermeende dief om zich heen had verzameld. Daarbij heeft de verdachte met een mes een van de mannen uit de groep in zijn linker pols gestoken. Het incident speelde zich af op klaarlichte dag, op de openbare weg, in de nabijheid van een speeltuin.
Een dergelijke vorm van eigenrichting, waarbij de verdachte het onderzoek van de politie niet heeft afgewacht maar zelf verhaal is gaan halen, is ontoelaatbaar. Om het leed van [slachtoffer] te vergelden en om de verdachte in de toekomst van dergelijk handelen te weerhouden, acht de rechtbank geen andere straf passend dan een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur.
De rechtbank heeft bij de strafmaat ook acht geslagen op het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting – en uit het door de reclassering opgestelde rapport van 4 oktober 2023 – is gebleken dat verdachte zijn leven goed op orde heeft. Hij werkt fulltime en het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als laag. Tevens heeft de verdachte met [slachtoffer] een mediationtraject doorlopen, waarin de verdachte spijt heeft betuigd en [slachtoffer] de excuses van verdachte heeft aanvaard.
Hoewel het recidiverisico door de reclassering wordt ingeschat als laag en [slachtoffer] de excuses van de verdachte heeft aanvaard, blijkt ter terechtzitting dat de vete in de familie uit de al dan niet vermeende diefstal/inbraak nog steeds niet is opgelost. Hoewel de verdachte spijt heeft betuigd naar [slachtoffer] , heeft de rechtbank de verdachte ook horen zeggen dat hij zich zelf slachtoffer voelt van de situatie, en dat hem onrecht is aangedaan. Anders dan de reclassering acht de rechtbank het recidiverisico dan ook wel degelijk nog aanwezig.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] en [naam 1] , passend en geboden.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar verklaren.
De rechtbank ziet, gelet op de opgelegde straf, geen aanleiding om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. De recidivegrond is, zoals hiervoor overwogen, onverkort aanwezig.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] , bijgestaan door mr. R.J. Ruiter, vordert een schadevergoeding van € 4.310,59, bestaande uit € 1.310,59 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het gevorderde bedrag aan materiële schade is opgebouwd uit de volgende schadeposten:
- zaakschade (jas en T-shirt) € 100,00
- daggeldvergoeding ziekenhuis € 35,00
- parkeer- en vervoerskosten € 1.175,59
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering voor toewijzing vatbaar is, inclusief de materiële schadepost parkeer- en vervoerskosten. Deze schadepost is helder en adequaat onderbouwd. De officier van justitie verzoekt het gevorderde bedrag door de benadeelde te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleite vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging, verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de schadepost parkeer- en vervoerskosten te matigen tot € 500,00. Voor de overige materiële schadeposten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw verzoekt de gevorderde immateriële schade te matigen tot € 1.000,00 gelet op de deels eigen schuld van [slachtoffer] en de ontbrekende onderbouwing voor wat betreft het bestaan van blijvend letsel.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Niet betwist is dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
De benadeelde vordert een vergoeding voor diverse materiële schadeposten. De gevorderde zaakschade (€ 100,00) en daggeldvergoeding ziekenhuis (€ 35,00) zijn voldoende onderbouwd en zijn door de verdediging onvoldoende gemotiveerd weersproken. Deze schadeposten zullen geheel worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde vordert daarnaast parkeer- en vervoerskosten. Anders dan de raadsvrouw van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat ook de parkeer- en vervoerskosten voldoende zijn onderbouwd. Deze zullen dan ook geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde vordert daarnaast € 3.000,00 aan immateriële schade. Dat hij als gevolg van het handelen van de verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen, staat vast. De grond voor immateriële schadevergoeding is hiermee gegeven (artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek). De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat dit bedrag genoegzaam is onderbouwd. De rechtbank acht een vergoeding van € 3.000,00 dan ook passend en billijk voor de door de benadeelde geleden immateriële schade als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en zal daarom dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank geen aandeel van de benadeelde dat zou moeten leiden tot het oordeel dat hij een deel van zijn schade zelf zou moeten dragen.
De datum vanaf wanneer de wettelijke rente zal gaan lopen wordt vastgesteld op de dag waarop de schade bij de benadeelde partij is ingetreden, zoals hieronder in het dictum weergegeven, te weten 19 mei 2023.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Ook zal de rechtbank de verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde [slachtoffer] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van de straf groot
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarde, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
 veroordeelde zal geen contact opnemen, zoeken of hebben – in welke vorm dan ook, ook niet via derden – met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 1] , en [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht;
  • verklaart deze bijzondere voorwaarde
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 4.310,59, bestaande uit € 1.310,59 aan materiële en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 4.310,59, bestaande uit € 1.310,59 aan materiële en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op 53 dagen en verstaat dat deze gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd is voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Voorlopige hechtenis
- wijst het verzoek tot opheffing van het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Hermanides, voorzitter, mr. M.M. Beije en mr. K.G. Witteman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Micheels, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 oktober 2023.
Buiten staat
Mr. Hermanides is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
primair:
hij op of omstreeks 19 mei 2023 in Maastricht, in de gemeente Maastricht, te weten op de [straatnaam 1] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
voornoemde [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, in/tegen de (linker) pols en/of (onder)arm(en) en/of de schouder(s) gesneden en/of gestoken en/of richting de borst en/of de nek te hebben gesneden en/of gestoken en/of geslagen en/of geduwd op/in het gezicht en/of op/tegen het gehele lichaam;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 19 mei 2023 in Maastricht, in de gemeente Maastricht, te weten op de [straatnaam 1] ,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond/steekverwonding aan de linkerpols en/of schade aan de zenuw en/of de spier en/of pees heeft toegebracht door
voornoemde [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, in/tegen de (linker) pols en/of (onder)arm(en) en/of de schouder(s) te snijden en/of te steken en/of richting de borst en/of de nek te snijden en/of steken en/of te slaan en/of duwen op/in het gezicht en/of op/tegen het gehele lichaam;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 19 mei 2023 in Maastricht, in de gemeente Maastricht, te weten
op de [straatnaam 1] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
voornoemde [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal met een mes, in elk geval
met een scherp voorwerp, in/tegen de (linker) pols en/of (onder)arm(en) en/of de schouder(s) gesneden en/of gestoken en/of richting de borst en/of de nek te hebben gesneden en/of gestoken en/of geslagen en/of geduwd op/in het gezicht en/of op/tegen het gehele lichaam;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 21 /LB3R023051, gesloten d.d. 2 juli 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 190.
2.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 5] d.d. 19 mei 2023, pagina 29-31; Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 6] d.d.19 mei 2023, pagina 32-33.
3.Een geschrift, inhoudende een verslag van dr. [naam 7] en [naam 8] , Spoedeisende Hulp Maastricht [ziekenhuis] , d.d. 20 mei 2023, pagina 22 en 23 van het verzoek tot schadevergoeding van [slachtoffer] .
4.Een geschrift, inhoudende een verslag van een deskundige, te weten arts-assistent Plastische Chirurgie, dr. [naam 9] , d.d. 19 mei 2023, pagina 79.
5.Een geschrift, inhoudende medische gegevens van [slachtoffer] van het AZM, pagina 30-42.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] d.d. 19 mei 2023, pagina 84-85.
7.Proces-verbaal vooronderzoek lab van verbalisanten [naam 3] en [naam 4] d.d. 19 juni 2023, pagina 254-258 van het aanvullend proces-verbaal d.d. 13 augustus 2023.
8.Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 oktober 2023.