Ter zitting heeft de man aangevoerd dat hij sinds de scheidingsmelding een jaar geleden niet meer met de vrouw heeft gesproken. De vrouw en haar familie houden dit af. Omdat het zo essentieel is, vindt de man het belangrijk om met de vrouw over de scheiding te spreken. Het zorgt voor verdeeldheid binnen de familie. Alle omstandigheden maken dat de man en een deel van de familie, ernstige twijfels hebben over de geestelijke gesteldheid van de vrouw.
De man is erachter gekomen dat de vrouw een eigen bankrekening had op het adres van de dochter van partijen, waar jarenlang haar AOW-uitkering op binnenkwam. Uit de afschriften blijkt dat van deze rekening regelmatig zaken bij een groothandel werden gekocht en dat er grote opnamen van werden gedaan. Dat roept vragen op. Bovendien voelt de man zich bestolen, nu hij altijd alleen de huishoudelijke kosten heeft voldaan.
Daarnaast heeft de vrouw, kort voor een grote geldopname, het adres waar de hypotheekrekening op staat gewijzigd.
De vrouw wordt volledig afgeschermd door haar familie, ook toen ze in het ziekenhuis lag.
In een telefoongesprek tussen de vrouw en een van de kleinkinderen vraagt de vrouw vervolgens waarom ze haar nooit komen bezoeken. De zorgen van kleinkinderen hebben ertoe geleid dat er contact is opgenomen met de wijkagent. Die heeft contact gezocht en de vrouw uitgenodigd voor een gesprek, maar de vrouw is hier niet op ingegaan. De wijkagent heeft uiteindelijk met de vrouw gesproken maar daar was haar familie bij. Dit alles maakt dat de man en de familie zich zorgen maken over de situatie. Het gedrag van de vrouw past niet bij het geschetste beeld van een vrouw die in een verschrikkelijke situatie zou zitten. Daar past geen geldopname van € 30.000,- bij en een wijziging van het adres van de bankrekening.
De vrouw was altijd op alle verjaardagen van de familie, maar van het ene op het andere moment is er totaal geen contact meer. De vraag is waar dit vandaan komt en of dit is wat de vrouw wil. De vrouw heeft nooit gezegd dat ze niet gelukkig was. Het klopt niet dat de vrouw tijdens het huwelijk geen geld had. Het was de man die nooit geld had. De vrouw haalde het loonzakje op en later pinde ze elke week € 200,- voor de boodschappen. Binnen het huwelijk had de man niets te zeggen. De vrouw was de baas in huis en de man de baas in de schuur. Dat is altijd prima gegaan.
De vrouw was al langere tijd wat verwarder. Zo kon ze zich de weg naar het huis van haar schoonbroer niet meer herinneren en heeft ze het gas aan laten staan. De man is van mening dat de vrouw niet wil scheiden maar dat ze gehersenspoeld is door de familie [achternaam] (dochter en schoonzoon bij wie ze inwoont).
Wat betreft de zoon van partijen heeft de man aangevoerd dat deze zoon alcoholverslaafd was. Omdat de man daar niet aan wilde meewerken heeft hij de zoon geen bier meer gegeven. De familie [achternaam] was hier boos over, omdat er daardoor ook geen feestjes meer gegeven werden. Nadat de zoon van partijen te horen had gekregen dat hij een hersentumor had, bleef de familie [achternaam] hem bier geven. De man had op televisie gezien dat een hersentumor door alcoholmisbruik veroorzaakt wordt. De man heeft dat tegen zijn zoon gezegd, maar deze wilde niet luisteren. De man mocht vervolgens niet bij de begrafenis van zijn zoon zijn. De familie [achternaam] is nog bij de man aan de deur geweest om te zeggen dat de man ook niet naar het graf mocht komen. Dat is vreselijk voor een vader en daar gaat de man kapot aan.
De combinatie van omstandigheden maakt dat vraagtekens gezet kunnen worden bij de geestelijke gesteldheid van de vrouw.
In de beschikking van de kantonrechter staat niet dat is vastgesteld dat de vrouw wilsbekwaam is. Er staat alleen dat er niet voldoende gesteld is.
De man beroept zich op artikel 166 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en wenst gebruik te maken van zijn recht om de vrouw te horen als getuige. De man verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 9 juli 2004 (ECLI/NLHR2004/AO7817). Er wordt door de man een uitdrukkelijk bewijsaanbod gedaan, waar de rechtbank niet zomaar aan voorbij kan gaan.
Het vaststellen van de geestelijke gesteldheid van de vrouw kan alleen door een deskundige worden gedaan. Dat is anders dan de inschatting die de notaris maakt. De man kan niet beoordelen of er misbruik wordt gemaakt van de vrouw door haar familie, nu hij de inhoud van het testament en de en de aangebrachte wijzigingen niet kent. Aan het feit dat het testament gewijzigd is, kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat de vrouw in staat is haar wil te bepalen. De man geeft de rechtbank in overweging om een deskundige te benoemen om de wilsbekwaamheid van de vrouw te toetsen. Als de vrouw dan persisteert bij haar wil om te scheiden dan is dat zo.