ECLI:NL:RBLIM:2023:6377

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
C/03/309028/FARK 22-3335 en C/03/313639/FARK 23-190
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.TH.M. Raab
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en wilsbekwaamheid in het kader van duurzame ontwrichting

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 6 september 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die sinds 2 oktober 1956 met elkaar zijn gehuwd. De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, stellende dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft de duurzame ontwrichting betwist en heeft twijfels geuit over de wilsbekwaamheid van de vrouw. Hij verzocht om een deskundige te benoemen om haar wilsbekwaamheid te toetsen, en om de vrouw als getuige te horen. De rechtbank heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De vrouw heeft aangegeven dat zij niet langer met de man wil samenleven, en dat zij sinds de indiening van het echtscheidingsverzoek in november 2022 volhardt in haar wens om te scheiden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van de vrouw, en dat zij in staat is haar wil te bepalen. De rechtbank heeft het verzoek van de man om een deskundige te benoemen afgewezen en de echtscheiding uitgesproken, waarbij ook de verdeling van de gemeenschap van goederen is vastgesteld. De man is gehouden om de helft van de overwaarde van de woning aan de vrouw te voldoen, en de rechtbank heeft de verdere voorwaarden voor de verdeling van de goederen en de afwikkeling van de gemeenschap vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rekestnummer: C/03/309028 / FA RK 22-3335 en C/03/313639 / FA RK 23-190
Beschikking van 6 september 2023 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , van [adres] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. Q.J. van Riet, gevestigd te Venlo ,
tegen
[de man] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S.C. van Heerd, gevestigd te Venlo .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 7 september 2022;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek;
- de correspondentie waaronder:
 het e-mail bericht van mr. Van Heerd van 7 augustus 2023, met bijlagen;
 het F9-formulier van mr. Van Heerd, ingediend op 7 augustus 2023, met een bijlage.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2023.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Van Riet;
  • de man, bijgestaan door mr. Van Heerd.
1.3.
Ter zitting heeft mr. Van Riet nog stukken in het geding gebracht.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 2 oktober 1956 te [woonplaats] . Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Scheiding
2.2.1.
De vrouw heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
De vrouw heeft daartoe gesteld dat het huwelijk al jaren duurzaam ontwricht is en dat voortzetting van het huwelijk voor haar ondraaglijk is geworden.
Tijdens het huwelijk werd de vrouw door de man vernederd. De wil van de man was wet. Het uiteindelijke dieptepunt was op 1 maart 2021 toen de zoon van partijen overleed.
De vrouw heeft, nadat ze bij haar broer op bezoek is gegaan, besloten om niet meer terug te gaan naar een huwelijk dat als een gevangenis voelde.
De vrouw is in staat haar wil te bepalen en er is geen sprake van een wilsgebrek. Een verzoek van een kleindochter om de vrouw onder beschermingsbewind te plaatsen, is door de kantonrechter afgewezen nadat deze met de vrouw heeft gesproken.
In januari 2023 heeft de vrouw haar testament op laten maken en de notaris heeft toen gecontroleerd en geconstateerd dat de vrouw in staat is haar wil te bepalen.
Ter zitting heeft de vrouw aangegeven dat zij niet in gesprek wil met de man. De man heeft dit wel een aantal keer geprobeerd. Er zit veel boosheid bij de vrouw over wat er gebeurd is. Zij voelt zich al jaren niet serieus genomen door de man. Tijdens het huwelijk beschuldigde de man de vrouw overal van en was zij volgens de man dement. Als de vrouw eten had gekookt dan ging de man steeds controleren of de vrouw het gas wel uit had gezet.
Daarnaast is de vrouw boos over de wijze waarop de man met de ziekte en het overlijden van de zoon van partijen is omgegaan. De zoon had een hersentumor waar hij uiteindelijk aan overleden is. De man heeft tegen de zoon gezegd dat hij dat zelf schuld was. De zoon wilde daarom niet dat de man bij zijn overlijden of zijn begrafenis zou zijn. De man was daar heel boos over en bleef de vrouw daar de schuld van geven.
Sinds de indiening van het echtscheidingsverzoek is een jaar verstreken en de vrouw is al die tijd niet van mening veranderd.
De vrouw heeft niet eerder om een echtscheiding verzocht omdat zij bang was voor de man. Toen de vrouw bij haar schoonzus was, kreeg ze hallucinaties van de man. Daar is ze zo van geschrokken dat ze heeft gezegd hem niet meer te willen zien.
Het gaat nu goed met de vrouw. Zij woont bij haar dochter en schoonzoon in. Het is niet zo dat de vrouw het contact met een deel van de familie afhoudt. Dit is hun eigen keuze geweest.
De vrouw is met haar dochter en een vriendin naar de notaris geweest. De vrouw heeft ook alleen met de notaris gesproken. De notaris heeft een checklist aan de hand waarvan hij de wilsbekwaamheid controleert. Die is uitvoerig en voorziet in situaties waarbij van een wilsgebrek of van afhankelijkheid sprake is. De notaris heeft geen aanleiding gezien om aan de wilsbekwaamheid van de vrouw te twijfelen.
De vrouw is ook voor de kantonrechter moeten verschijnen in verband met de behandeling van het verzoek om de vrouw onder bewind te stellen. De vrouw kon daar - net als nu- heel helder verklaren.
De vrouw heeft er moeite mee als een deskundige wordt benoemd om haar wilsbekwaamheid te beoordelen. Niet alleen vertraagt dit de procedure maar de vrouw ervaart dat ook als pijnlijk. Als er geen duidelijke aanwijzingen zijn om te twijfelen aan haar wilsbekwaamheid, dan moet dit de vrouw bespaard blijven.
2.2.2.
De man heeft de gestelde duurzame ontwrichting betwist en gesteld dat hij ernstig twijfelt aan het geestelijk welbevinden van de vrouw. De man is van mening dat de vrouw niet in staat is om haar wil ten aanzien van de echtscheiding te bepalen en de betekenis van het verzoek te begrijpen. De man vermoedt dat de dochter en schoonzoon van partijen de vrouw hiertoe hebben overgehaald om financieel voordeel uit de echtscheiding te halen. De man biedt uitdrukkelijk getuigenbewijs aan door middel van het horen van de vrouw en verzoekt, indien de rechtbank daartoe aanleiding ziet, een deskundige te benoemen teneinde vast te stellen of de vrouw wilsbekwaam is om de echtscheiding te verzoeken.
Gelet op vorenstaande verzoekt de man het echtscheidingsverzoek van de vrouw af te wijzen.
Ter zitting heeft de man aangevoerd dat hij sinds de scheidingsmelding een jaar geleden niet meer met de vrouw heeft gesproken. De vrouw en haar familie houden dit af. Omdat het zo essentieel is, vindt de man het belangrijk om met de vrouw over de scheiding te spreken. Het zorgt voor verdeeldheid binnen de familie. Alle omstandigheden maken dat de man en een deel van de familie, ernstige twijfels hebben over de geestelijke gesteldheid van de vrouw.
De man is erachter gekomen dat de vrouw een eigen bankrekening had op het adres van de dochter van partijen, waar jarenlang haar AOW-uitkering op binnenkwam. Uit de afschriften blijkt dat van deze rekening regelmatig zaken bij een groothandel werden gekocht en dat er grote opnamen van werden gedaan. Dat roept vragen op. Bovendien voelt de man zich bestolen, nu hij altijd alleen de huishoudelijke kosten heeft voldaan.
Daarnaast heeft de vrouw, kort voor een grote geldopname, het adres waar de hypotheekrekening op staat gewijzigd.
De vrouw wordt volledig afgeschermd door haar familie, ook toen ze in het ziekenhuis lag.
In een telefoongesprek tussen de vrouw en een van de kleinkinderen vraagt de vrouw vervolgens waarom ze haar nooit komen bezoeken. De zorgen van kleinkinderen hebben ertoe geleid dat er contact is opgenomen met de wijkagent. Die heeft contact gezocht en de vrouw uitgenodigd voor een gesprek, maar de vrouw is hier niet op ingegaan. De wijkagent heeft uiteindelijk met de vrouw gesproken maar daar was haar familie bij. Dit alles maakt dat de man en de familie zich zorgen maken over de situatie. Het gedrag van de vrouw past niet bij het geschetste beeld van een vrouw die in een verschrikkelijke situatie zou zitten. Daar past geen geldopname van € 30.000,- bij en een wijziging van het adres van de bankrekening.
De vrouw was altijd op alle verjaardagen van de familie, maar van het ene op het andere moment is er totaal geen contact meer. De vraag is waar dit vandaan komt en of dit is wat de vrouw wil. De vrouw heeft nooit gezegd dat ze niet gelukkig was. Het klopt niet dat de vrouw tijdens het huwelijk geen geld had. Het was de man die nooit geld had. De vrouw haalde het loonzakje op en later pinde ze elke week € 200,- voor de boodschappen. Binnen het huwelijk had de man niets te zeggen. De vrouw was de baas in huis en de man de baas in de schuur. Dat is altijd prima gegaan.
De vrouw was al langere tijd wat verwarder. Zo kon ze zich de weg naar het huis van haar schoonbroer niet meer herinneren en heeft ze het gas aan laten staan. De man is van mening dat de vrouw niet wil scheiden maar dat ze gehersenspoeld is door de familie [achternaam] (dochter en schoonzoon bij wie ze inwoont).
Wat betreft de zoon van partijen heeft de man aangevoerd dat deze zoon alcoholverslaafd was. Omdat de man daar niet aan wilde meewerken heeft hij de zoon geen bier meer gegeven. De familie [achternaam] was hier boos over, omdat er daardoor ook geen feestjes meer gegeven werden. Nadat de zoon van partijen te horen had gekregen dat hij een hersentumor had, bleef de familie [achternaam] hem bier geven. De man had op televisie gezien dat een hersentumor door alcoholmisbruik veroorzaakt wordt. De man heeft dat tegen zijn zoon gezegd, maar deze wilde niet luisteren. De man mocht vervolgens niet bij de begrafenis van zijn zoon zijn. De familie [achternaam] is nog bij de man aan de deur geweest om te zeggen dat de man ook niet naar het graf mocht komen. Dat is vreselijk voor een vader en daar gaat de man kapot aan.
De combinatie van omstandigheden maakt dat vraagtekens gezet kunnen worden bij de geestelijke gesteldheid van de vrouw.
In de beschikking van de kantonrechter staat niet dat is vastgesteld dat de vrouw wilsbekwaam is. Er staat alleen dat er niet voldoende gesteld is.
De man beroept zich op artikel 166 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en wenst gebruik te maken van zijn recht om de vrouw te horen als getuige. De man verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 9 juli 2004 (ECLI/NLHR2004/AO7817). Er wordt door de man een uitdrukkelijk bewijsaanbod gedaan, waar de rechtbank niet zomaar aan voorbij kan gaan.
Het vaststellen van de geestelijke gesteldheid van de vrouw kan alleen door een deskundige worden gedaan. Dat is anders dan de inschatting die de notaris maakt. De man kan niet beoordelen of er misbruik wordt gemaakt van de vrouw door haar familie, nu hij de inhoud van het testament en de en de aangebrachte wijzigingen niet kent. Aan het feit dat het testament gewijzigd is, kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat de vrouw in staat is haar wil te bepalen. De man geeft de rechtbank in overweging om een deskundige te benoemen om de wilsbekwaamheid van de vrouw te toetsen. Als de vrouw dan persisteert bij haar wil om te scheiden dan is dat zo.
2.2.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt de echtscheiding op verzoek van één van de echtgenoten uitgesproken indien het huwelijk duurzaam is ontwricht.
Volgens de man is de vrouw niet wilsbekwaam. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de stelling van de vrouw dat sprake is van een duurzame ontwrichting haar eigen stelling en waarachtige overtuiging is dan wel dat deze stelling het gevolg is van zodanige beïnvloeding door de familie in combinatie met vergeetachtigheid en verwardheid van de vrouw dat zij daardoor niet in staat is haar wil te bepalen.
Uit het door de vrouw in de stukken gestelde en uit hetgeen zijzelf ter zitting naar voren heeft gebracht, is een beeld naar voren gekomen van een in de loop der jaren verslechterde relatie tussen partijen. Het overlijden van de zoon van partijen en alles wat zich rondom zijn ziekte en overlijden speelde, was voor de vrouw de druppel en heeft ervoor gezorgd dat zij niet meer met de man wenste samen te leven. Het heeft er ook toe geleid dat de familie verdeeld is geraakt en dat er twee kampen zijn ontstaan. De vrouw is in augustus 2022 bij haar dochter en schoonzoon gaan wonen en in november 2022 heeft de vrouw het echtscheidingsverzoek ingediend. Sindsdien heeft de vrouw volhard in haar wens om te scheiden. Ook ter zitting is de vrouw heel stellig in haar wens om te scheiden en is duidelijk te zien dat er van enige affectie van haar kant geen sprake meer is. De vrouw heeft geenszins de indruk gewekt dat het niet haar eigen keuze is om te scheiden.
De man heeft nog gesteld dat de vrouw voor haar vertrek verward zou zijn en dat er dus vermoedens zijn van dementie.
De rechtbank overweegt dat de diagnose dementie alleen door een specialist kan worden gesteld. De man heeft verzocht om hiervoor een deskundige te benoemen. Het is echter de vraag of een dusdanige diagnose tevens maakt dat zonder meer kan worden vastgesteld dat de vrouw niet (langer) in staat zou zijn om haar belangen behoorlijk waar te nemen. Mocht er bij de vrouw al sprake zijn van een vorm van beginnende dementie dan wil dat nog niet zeggen dat de wilsbekwaamheid bij de vrouw ten aanzien van het stellen van de duurzame ontwrichting zou ontbreken. De man heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een aantal incidenten genoemd zoals: dat de vrouw een keer vergeten heeft het gas uit te zetten en dat ze een keer de weg naar huis niet meer wist. Daarnaast heeft de man aangevoerd dat hij nooit de indruk heeft gehad dat de vrouw ongelukkig was en dat hij haar gedrag niet herkent.
De rechtbank stelt vast dat de vrouw sinds de scheidingsmelding voor de kantonrechter is moeten verschijnen, dat zij bij de notaris is geweest om haar testament te wijzigen en dat er een gesprek heeft plaatsgevonden met de wijkagent. Door de kantonrechter noch de notaris is geconstateerd dat er aanwijzingen waren om te twijfelen aan de geestelijke gesteldheid van de vrouw. Ter zitting heeft de rechtbank ook zelf de overtuiging gekregen dat de vrouw goed in staat is haar wil te bepalen ten aanzien van de echtscheiding. De vrouw heeft de rechtbank in niet mis te verstane bewoordingen uitgelegd waarom ze wil scheiden van de man. Dat de man hier nooit iets van gemerkt heeft, zegt niets over de geestelijke gesteldheid van de vrouw. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
De rechtbank wijst het verzoek van de man om een deskundige te benoemen dan ook af.
De man heeft een bewijsaanbod gedaan door middel van het horen van de vrouw als getuige. De getuigenis van de vrouw kan volgens de man doorslaggevend zijn bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een duurzame ontwrichting. De man is van mening dat de rechtbank hieraan niet zomaar voorbij kan gaan. De man verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2004 (ECLI:NL:PHR:2004:AO7817i) Wat er ook hier verder van zij (de uitspraak heeft betrekking op het aanbieden van bewijs in hoger beroep), de rechtbank ziet geen enkele aanleiding om de vrouw ook nog eens als getuige te horen.
Beide partijen hebben ruim de tijd gehad om schriftelijk hun standpunten uiteen te zetten. Daarnaast heeft de rechter ter zitting uitgebreid met beide partijen gesproken over hun huwelijk en de wens van de vrouw om te scheiden. Namens de vrouw is al in september 2022 een echtscheidingsverzoek ingediend en sindsdien is de vrouw daar niet op teruggekomen. Ook ter zitting heeft de vrouw haar standpunt gehandhaafd dat zij niet langer met de man getrouwd wil blijven. Een getuigenverhoor zal een herhaling van zetten zijn.
Een huwelijk is duurzaam ontwricht indien de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden en geen uitzicht bestaat op herstel van enigszins behoorlijke echtelijke verhoudingen.
De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, hetgeen door de man wordt betwist. De rechtbank stelt vast dat de vrouw ter zitting volhardt in haar wens om van de man te scheiden en dat partijen al een jaar niet meer samenwonen. De vrouw heeft sinds haar vertrek uit de woning niet meer met de man gesproken en heeft op de zitting uitdrukkelijk aangegeven dit ook nooit meer te willen. De rechtbank leidt hieruit af dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en tevens dat er geen zicht is op herstel van enigszins behoorlijke echtelijke verhoudingen. De rechtbank is daarom van oordeel dat aan de grond voor de echtscheiding is voldaan. Het verzoek tot echtscheiding is dan ook toewijsbaar. De rechtbank begrijpt dat dat voor de man na zoveel jaren huwelijk een hard gelag is.
2.3.
Goederengemeenschap
2.3.1.
De vrouw heeft verzocht de verdeling te bevelen van de tussen de partijen bestaande gemeenschap, ten overstaan van een notaris.
2.3.2.
De man heeft bij zelfstandig (voorwaardelijk) verzoek verzocht de (wijze van de) verdeling vast te stellen en verzoekt daarom het verzoek van de vrouw tot afgifte van een bevel verdeling af te wijzen.
Als peildatum voor de omvang van de gemeenschap geldt de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek, zijnde 8 september 2022. Als peildatum voor de waardering geldt de datum van feitelijke verdeling.
2.3.3.
Nu de vrouw inhoudelijk is ingegaan op het verzoek van de man, zal de rechtbank overgaan tot het vaststellen van de (wijze van) verdeling. Het verzoek van de vrouw om de verdeling te bevelen zal de rechtbank afwijzen wegens een gebrek aan belang.
Peildatum
Als peildatum voor de omvang van de gemeenschap geldt de datum van indiening van het verzoekschrift, zijnde 8 september 2022.
Echtelijke woning
2.3.4.
De man voert aan dat partijen een gemeenschappelijke woning hebben aan de [adres] te [woonplaats] . Aan de woning is gekoppeld een aflossingsvrije hypotheek bij de Rabobank met een saldo van € 62.455,61 per 1 januari 2022.
De vrouw heeft, zonder medeweten van de man, het adres bij de bank gewijzigd en op 1 september 2022 van de hypotheekrekening een bedrag van € 31.223,- overgeschreven naar een bankrekening op naam van de vrouw eindigend op [bankrekeningnummer] .
Indien de echtscheiding wordt uitgesproken, wenst de man de woning toebedeeld te krijgen tegen een nader te bepalen waarde, onder de verplichting om de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te laten ontslaan en dat de man de helft van de overwaarde aan de vrouw dient te voldoen.
De man verzoekt primair te bepalen dat de vrouw gehouden is het in het geheim opgenomen bedrag van € 31.223,- terug te storten, dan wel te bepalen dat dit bedrag in mindering strekt op het aandeel van de vrouw in de overwaarde.
De man verzoekt te bepalen dat hij zes maanden de gelegenheid krijgt om de financiering voor de overname van de woning rond te krijgen. Mocht de man niet in staat zijn de woning over te nemen, dan verzoekt de man te bepalen dat de woning verkocht moet worden.
Ter zitting voert de man aan dat de WOZ-waarde vaak niet klopt en dat hij niet bekend is met de inhoud van het taxatierapport, zodat de juistheid hiervan niet gecontroleerd kan worden. Een openbare bieding zoals door de vrouw wordt voorgesteld is geen waardebepaling. Bovendien is het overbieden op woningen in de omgeving [plaatsnaam] / [plaatsnaam] niet meer aan de orde.
Dus ofwel partijen komen er uit ofwel moet er door de rechtbank een deskundige benoemd worden. Het kan de man niet verweten worden dat hij niet eerder de financiering voor de overname van de woning geregeld heeft, aangezien het de vraag was of er een scheiding zou komen. Had de man de financiering wel al geregeld, dan was er nog steeds een discussie geweest over de waarde van de woning.
2.3.5.
De vrouw kan ermee instemmen dat de woning aan de man wordt toebedeeld, onder veroordeling om de helft van de overwaarde aan de vrouw te voldoen en onder de voorwaarde dat de vrouw binnen twee maanden na de te wijzen beschikking zal zijn ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening.
De vrouw kan ermee instemmen dat haar geldopname met haar deel in de overwaarde wordt verrekend.
Ter zitting voert de vrouw aan dat beide partijen de woning hebben laten taxeren, maar dat er een groot verschil in de getaxeerde waarde zit. De vrouw heeft haar taxatie niet in het geding gebracht. Omdat de woning zich bevindt in een beleggers/ontwikkelingsgebied, is de vrouw van mening dat een reële prijs bepaald kan worden op basis van inschrijving.
De vrouw gunt het de man om de woning over te nemen, maar hij heeft al een jaar de tijd gehad om de financiering te regelen. Als de man niets ondernomen heeft, dan is de vrouw van mening dat hem niet nog een termijn van zes maanden geboden dient te worden.
2.3.6.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de woning getaxeerd zal worden door een taxateur van [taxatiekantoor] te [plaatsnaam] . Partijen zullen de taxateur daartoe opdracht geven. Bij de taxatie zullen alleen de advocaten van partijen aanwezig zijn en de taxateur mag niet worden geïnformeerd over eerdere taxaties.
2.3.7.
De rechtbank zal ten aanzien van de echtelijke woning een zogenaamd spoorboekje opnemen. Daarin zal onder meer worden bepaald dat de woning op verzoek van partijen getaxeerd wordt door een taxateur van [taxatiekantoor] te [plaatsnaam] . De taxatie zal plaatsvinden in aanwezigheid van beide advocaten maar buiten aanwezigheid van partijen en/of familieleden. De taxateur mag geen kennis nemen van vorige taxaties.
De woning zal aan de man worden toebedeeld tegen de getaxeerde waarde, waarbij de man gehouden is de helft van de overwaarde aan de vrouw te voldoen, waarbij het door de vrouw opgenomen bedrag van € 31.223,- verrekend wordt. De man zal drie maanden de gelegenheid krijgen om de woning tegen de getaxeerde waarde over te nemen. Indien de man niet in staat is de woning over te nemen, zal deze verkocht worden.
Inboedel
2.3.8.
De man wenst de inboedel in onderling overleg te verdelen. De man verzoekt de rechtbank te bepalen dat de inboedel in onderling overleg bij helfte tussen partijen wordt verdeeld.
Ter zitting heeft de man betwist dat in het huis of de schuur contant geld zou liggen. De man beschikt ook niet over een kluis.
De man is van mening dat de inboedel in onderling overleg verdeeld dient te worden. Mocht de vrouw de goederen niet willen hebben dan kan zij deze verkopen.
2.3.9.
De vrouw voert aan dat tot de gemeenschap van goederen ook nog behoren het gereedschap en de machines, een aanhanger, de volière met vogels en het contante geld dat de man in de garage heeft gestopt. De vrouw nodigt de man uit dit alsnog te benoemen, zodat het in de verdeling kan worden betrokken.
Ter zitting heeft de vrouw aangevoerd dat zij niets meer uit de inboedel hoeft, aangezien zij inwoont bij haar dochter. Zij wenst wel een compensatie van € 10.000,-.
Ten aanzien van het contante geld heeft de vrouw opgemerkt dat zij denkt dat dit er is maar dat zij niet weet waar dit zou liggen. Het zou in een laatje in de schuur kunnen liggen of in de badkamer.
2.3.10.
De rechtbank is van oordeel dat partijen de inboedel in onderling overleg dienen te verdelen. Mocht de vrouw haar deel van de inboedel niet willen, dan kan zij deze verkopen en is de opbrengst voor haar.
Voor zover de vrouw heeft verzocht om het contante geld te verdelen overweegt de rechtbank dat dit verzoek niet onderbouwd is en door de man uitdrukkelijk betwist wordt. De rechtbank wijst dit verzoek dan ook af.
Auto
2.3.11.
De man verzoekt om de auto van het merk Daihatsu Cuore aan hem toe te delen. De waarde van de auto bedraagt € 2.800,-, zodat aan de vrouw toekomt een bedrag van
€ 1.400,-.
2.3.12.
De vrouw wil de auto graag zelf houden. De vrouw is van mening dat, degene die de auto niet krijgt, een bedrag gelijk aan de waarde toekomt. Als de auto aan de man wordt toebedeeld dan dient hij aan de vrouw te voldoen € 2.800,-.
Ter zitting voert de vrouw aan dat de auto aan de man kan worden toebedeeld tegen een waarde van € 2.800,-, waarbij de man gehouden is de helft van de waarde aan de vrouw te voldoen.
2.3.13.
De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Bankrekeningen
2.3.14.
Partijen hebben een gezamenlijke bankrekening met nummer [bankrekeningnummer] met een saldo op 17 augustus 2022 van € 18.715,01. Op 1 september 2022 heeft de vrouw, zonder dat de man het wist, een bedrag van € 18.000,- overgeboekt naar de op haar naam staande rekening eindigend op [bankrekeningnummer] .
De man is van mening dat aan ieder van partijen de helft van dit bedrag toekomt, zodat de vrouw dient te worden veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 9.000.-
De vrouw heeft een eigen bankrekening met nummer [bankrekeningnummer] . De man wist niet van het bestaan van deze rekening en is ook niet op de hoogte van het saldo.
Daarnaast heeft de vrouw een spaarrekening met nummer [bankrekeningnummer] . De man verzoekt de vrouw om gegevens in het geding te brengen teneinde waarvan het saldo op de peildatum kan worden vastgesteld.
Ter zitting heeft de man erkend dat op de rekening eindigend op [bankrekeningnummer] op de peildatum een bedrag van € 18.715,01 stond, zodat de vrouw nog een bedrag van € 9.000,- aan de man verschuldigd is en de man een bedrag van € 357,55 aan de vrouw.
Het gestelde door de vrouw over de rekening eindigend op [bankrekeningnummer] neemt de man voor kennisgeving aan. De rekening eindigend op [bankrekeningnummer] had op de peildatum een saldo van
€ 1.355,57. De vrouw is gehouden de helft daarvan aan de man te voldoen.
2.3.15.
De vrouw heeft erkend dat zij geld heeft opgenomen van de gezamenlijke spaarrekening. Deze opname dient in de verdeling te worden betrokken en kan worden verrekend met het deel van de vrouw in de overwaarde van de woning. Op de rekening stond een bedrag van € 19.300,-, zodat de vrouw nog maar een bedrag van € 8.350,- dient te verrekenen.
Het saldo van de bankrekening op naam van de vrouw dient in de verdeling te worden betrokken.
Ter zitting heeft de vrouw aangevoerd dat de rekening eindigend op [bankrekeningnummer] al jaren niet meer bestaat. Het is voor haar dan ook niet mogelijk om stukken daarover bij de bank op te vragen.
De rekening eindigend op [bankrekeningnummer] had op de peildatum een saldo van € 1.202,-, waarvan de helft aan de man toekomt.
2.3.16.
De rechtbank is van oordeel dat de saldi van de bankrekeningen die op de peildatum nog aanwezig waren, verdeeld dienen te worden.
De rechtbank gaat er vanuit dat de rekening eindigend op [bankrekeningnummer] al voor de peildatum is opgeheven.
De rekening eindigend op [bankrekeningnummer] had een saldo op de peildatum van € 18.715,01, zodat aan ieder van partijen een bedrag van € 9.357,50 toekomt. De vrouw heeft hiervan een bedrag van € 18.000,- overgemaakt naar haar eigen rekening en is daarmee voor € 8.642,50 overbedeeld. Zij is gehouden aan de man te voldoen een bedrag van € 8.642,50.
Het saldo op de rekening eindigend op [bankrekeningnummer] had een saldo op de peildatum van € 1.355,57, zodat de vrouw aan de man dient te voldoen een bedrag van € 677,78.
Verrekenpost
2.3.17.
Ten gevolge van de opname door de vrouw van de hypotheekrekening dient de man een hoger rentebedrag per maand te voldoen. Het rentebedrag is gestegen van € 98,67 naar
€ 140,52, zijnde een stijging van € 41,85. De man is van mening dat deze kosten voor rekening van de vrouw komen op grond van ongerechtvaardigde verrijking, dan wel op basis van onrechtmatige daad, dan wel omdat deze extra kosten na de peildatum ten laste van de vrouw dienen te komen. De man verzoekt om de vrouw te veroordelen om aan de man te voldoen een bedrag van € 125,55 over de periode van september tot en met november 2022, te vermeerderen met een bedrag van € 41,85 per maand, ingaande per 1 december 2022 zulks tot het moment dat de vrouw het bedrag van € 31.223,- heeft teruggestort op de hypotheekrekening.
Daarnaast heeft de vrouw het griffierecht van de scheidingsprocedure voldaan van de gemeenschappelijke rekening, waarop zij geen enkele bijdrage meer heeft voldaan. De vrouw is derhalve gehouden een bedrag van € 86,- aan de man te voldoen.
Ter zitting heeft de man aangevoerd dat, als de vrouw wil meedelen in de waarde van de woning, ze dan ook moet meedragen in de kosten. Door de geldopname is de hypotheekrente gestegen. Het kan niet zo zijn dat de vrouw het voordeel heeft van een positieve rente en de man het nadeel van de hogere hypotheekrente.
De man heeft bezwaar gemaakt tegen de door de vrouw ter zitting gedane verzoeken. Er dient geen rekening mee gehouden te worden.
2.3.18.
De vrouw is van mening dat het bedrag van € 86,- verrekend dient te worden.
Ter zitting heeft de vrouw gesteld dat zij geen genot heeft van het huis. Bij een substantiële overwaarde kan een gebruikersvergoeding bepaald worden. De vrouw is van mening dat dit weggestreept mag worden tegen de hogere rente.
Daarnaast heeft de vrouw aangevoerd dat een deel van haar pensioen van € 41,- per maand nog steeds op de bankrekening eindigend op [bankrekeningnummer] wordt gestort. De man dient dit bedrag per datum indiening verzoek nog aan de vrouw te betalen.
2.3.19.
De rechtbank is van oordeel dat de hypotheekrente tot de kosten van de huishouding behoort en niet in de verdeling dient te worden betrokken. Bovendien is de man in de woning blijven wonen en heeft hij alleen het genot van de woning gehad, zonder dat hij een gebruiksvergoeding aan de vrouw betaalt. Gelet op vorenstaande wijst de rechtbank het verzoek van de man af.
Partijen zijn het erover eens dat de vrouw gehouden is een bedrag van € 86,- aan de man te voldoen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Het ter zitting gedane verzoek van de vrouw betreffende haar pensioen laat de rechtbank buiten beschouwing nu dit verzoek te laat is ingediend en bovendien niet is onderbouwd.
Wettelijke rente
2.3.20.
De man verzoekt de vrouw te veroordelen tot het betalen van wettelijke rente over het gevorderde bedrag, ingaande per de datum van de te wijzen beschikking tot de dag der algehele voldoening.
2.3.21.
De vrouw is van mening dat het verzoek van de man tot betaling van wettelijke rente dient te worden afgewezen. De man betaalt immers ook geen wettelijke rente over het aandeel in de overwaarde van de woning dat aan de vrouw toekomt.
2.3.22.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek betreffende de wettelijke dient te worden toegewezen. Op grond van vaste jurisprudentie is de wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment waarop de verdeling wordt vastgesteld. Nu bij deze beschikking de verdeling wordt vastgesteld is de wettelijke rente verschuldigd met ingang van de datum van deze beschikking.
2.4.
Proceskosten
2.4.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [woonplaats] op 2 oktober 1956;
3.2.
stelt de (wijze van) van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen als volgt vast:
aan de vrouw wordt toebedeeld:
  • de helft van de inboedel;
  • het saldo van de bankrekening [bankrekeningnummer] ;
aan de man wordt toebedeeld:
  • de helft van de inboedel;
  • de auto van het merk Daihatsu Cuore tegen een waarde van € 2.800;
  • het saldo van de bankrekening [bankrekeningnummer] ;
  • de echtelijke woning te [postcode] [woonplaats] , [adres] tegen de door een taxateur [taxatiekantoor] te [plaatsnaam] getaxeerde waarde per 14 september 2023. De taxatie zal plaatsvinden in aanwezigheid van beide advocaten maar buiten aanwezigheid van partijen of familieleden. De taxateur mag geen kennis nemen van vorige taxaties.
  • de man kan de woning overnemen onder de voorwaarde dat:
 de man in staat is de overname van de woning binnen drie maanden na de datum van de beschikking te realiseren en dat de vrouw zal kunnen worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid uit hoofde van de hypothecaire geldlening;
 dat de man aan de vrouw de helft van de (netto) overwaarde voldoet;
 dat de kosten van het notariële transport voor rekening van de man komen, in het geval de woning aan hem wordt toebedeeld;
- Voor zover de man niet binnen drie maanden na datum van de beschikking in staat is de overname van de woning te financieren, bepaalt de rechtbank:
 dat de woning te koop wordt gezet bij een in onderling overleg te bepalen makelaar;
 dat partijen hun medewerking dienen te geven aan het maken van foto’s van de woning en wel binnen twee weken na een daartoe strekkend verzoek van de makelaar;
 dat partijen hun medewerking dienen te verlenen aan het in de woning toelaten van de makelaar en eventuele kopers voor bezichtiging;
 dat partijen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst zullen aangaan met degene die de hoogste prijs biedt, indien en voor zover die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar die naar beste weten en kunnen bindend bepalen;
 dat beide partijen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan het tekenen van de koopovereenkomst en aan het notariële transport van de woning aan de koper;
 dat iedere partij gehouden is de helft van de kosten van de makelaar en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering van de woning te dragen;
 dat de hypotheekschuld zal worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning;
 dat de netto-verkoopopbrengst gelijkelijk tussen partijen verdeeld dient te worden;
3.3.
bepaalt dat in het kader van de afwikkeling van de gemeenschap de vrouw aan de man dient te voldoen een bedrag van € 8.006,28 (8.642,50+677,78+86-1400), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 14 september 2023;
3.4.
verklaart de beslissing met betrekking tot de verdeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
3.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.TH.M. Raab, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.D. Bücker op 6 september 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.