ECLI:NL:RBLIM:2023:6402

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
10125871 \ CV EXPL 22-4262
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de oneerlijkheid van contractuele bedingen en proceskostenveroordeling

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. S.C. Hagedoorn, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap 2SETTLE MEDIATORS & JURISTEN B.V. en een gedaagde, die in deze procedure wordt aangeduid als '[gedaagde]'. De procedure betreft de beoordeling van de oneerlijkheid van een contractueel beding in de overeenkomst tussen partijen, specifiek artikel 6.4, dat betrekking heeft op de vertragingsrente. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 30 augustus 2023 partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten over dit beding naar voren te brengen. 2settle stelt dat het beding niet oneerlijk is, omdat de gedaagde vooraf op de hoogte was van de voorwaarden en de oud-werkgever van de gedaagde de factuur zou voldoen. De gedaagde betwist echter de redelijkheid van het beding en stelt dat 2settle geen goede reden heeft gegeven voor de hogere vertragingsrente dan wettelijk is toegestaan.

De kantonrechter oordeelt dat de argumenten van 2settle niet voldoende zijn om de inhoud van artikel 6.4 te rechtvaardigen, gezien het beschermingskarakter van de Richtlijn 93/13/EEG. De rechter wijst erop dat de gedaagde niet voldoende gelegenheid heeft gehad om over het beding te onderhandelen, en dat de bewijslast bij 2settle ligt. De kantonrechter concludeert dat het beding onredelijk bezwarend is en daarom buiten toepassing wordt gelaten.

Daarnaast oordeelt de kantonrechter dat de gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.200,13, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten worden eveneens aan de gedaagde opgelegd, die als de in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. Het vonnis is uitgesproken op 25 oktober 2023 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10125871 \ CV EXPL 22-4262
Vonnis van de kantonrechter van 25 oktober 2023
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
2SETTLE MEDIATORS & JURISTEN B.V.,
gevestigd te Heerlen,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.B. van Rijn,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: J.A.E.M. [gedaagde] -Brouwers.
Partijen worden hierna genoemd: ‘2settle’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 augustus 2023;
  • de akte van 22 september 2023 aan de zijde van 2settle;
  • de akte van 22 september 2023 aan de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter verwijst naar hetgeen in het tussenvonnis van 30 augustus 2023 is overwogen en beslist.
2.2.
In dit tussenvonnis zijn partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vermoede oneerlijkheid van artikel 6.4 van de tussen partijen gesloten overeenkomst en het voornemen van de kantonrechter om dit artikel buiten werking te stellen. Kortgezegd betoogt 2settle dat toepassing van het beding in dit geval niet oneerlijk is, omdat [gedaagde] daarin vooraf gekend is en de oud-werkgever van [gedaagde] de factuur van 2settle zou voldoen. Daarom is er geen sprake van een verstoring van het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument. [gedaagde] acht het beding oneerlijk, omdat 2settle geen goede reden heeft gegeven waarom de vertragingsrente in haar overeenkomst hoger is dan de wet voorschrijft.
2.3.
De door 2settle naar voren gebrachte stellingen zijn van onvoldoende gewicht om de inhoud van artikel 6.4 van de overeenkomst, gezien het beschermingskarakter van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: ‘de richtlijn’), te rechtvaardigen.
2.4.
Ten eerste stelt 2settle dat [gedaagde] ‘afdoende tijd’ heeft gehad om de overeenkomst goed en aandachtig door te lezen voordat hij zijn handtekening onder de overeenkomst heeft gezet. Omdat hij geen opmerkingen had over de inhoud, is hij daarmee integraal akkoord gegaan. Dat is niet voldoende. Artikel 3 lid 1 van de richtlijn is van toepassing op bedingen in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld. De kantonrechter acht het gezien de aard en inhoud van artikel 6.4 van de overeenkomst zeer onwaarschijnlijk dat partijen over dit beding afzonderlijk hebben onderhandeld. Artikel 3 lid 2 van de richtlijn bepaalt dat de verkoper die het tegendeel stelt, hiervan de bewijslast draagt. Voor zover 2settle dat heeft beoogd, heeft zij daarvoor in haar akte onvoldoende gesteld, laat staan voldoende bewezen.
2.5.
Het is verder niet relevant dat de oud-werkgever van [gedaagde] al dan niet de juridische kosten van [gedaagde] zou voldoen. De overeenkomst bindt namelijk 2settle en [gedaagde] als consument, ongeacht wie uiteindelijk de facturen voldoet. Die relatie is bepalend bij de toetsing of het rentebeding onredelijk bezwarend is. Aangezien een direct opeisbare rente van 10% van de hoofdsom in die relatie onredelijk bezwarend voor de consument is, zal het als een oneerlijk beding buiten toepassing worden gelaten.
2.6.
Tot slot heeft 2settle niet toegelicht waarom een extra vergoeding voor het versturen van sommatiebrieven in dit geval gerechtvaardigd is. Met de buitengerechtelijke incassokosten en proceskostenveroordeling wordt namelijk juist beoogd voor dergelijke werkzaamheden al een forfaitaire vergoeding toe te kennen. Ook dit beding zal daarom als oneerlijk buiten toepassing worden gelaten.
Conclusie en proceskostenveroordeling
2.7.
De conclusie is daarom dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van
€ 4.200,13, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2022 tot en met de dag van algehele betaling van de vordering. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de door 2settle buitengerechtelijke kosten volgens de staffel buitengerechtelijke incassokosten (BIK). In dit geval bedragen die kosten € 545,01.
2.8.
[gedaagde] zal verder als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten van 2settle, welke tot op heden worden begroot op:
  • griffierecht: € 514,00
  • dagvaardingskosten: € 105,31
  • salaris gemachtigde: € 528,00 (2 punten x tarief € 264,00)
  • nakosten:
Totaal: €
1.279,31
2.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan 2settle van een bedrag van € 4.200,13, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2022 tot en met de dag van algehele betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan 2settle van een bedrag van € 545,01 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot en met de dag van algehele betaling;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van 2settle tot op heden begroot op € 1.279,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele betaling;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023.