In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. S.C. Hagedoorn, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap 2SETTLE MEDIATORS & JURISTEN B.V. en een gedaagde, die in deze procedure wordt aangeduid als '[gedaagde]'. De procedure betreft de beoordeling van de oneerlijkheid van een contractueel beding in de overeenkomst tussen partijen, specifiek artikel 6.4, dat betrekking heeft op de vertragingsrente. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 30 augustus 2023 partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten over dit beding naar voren te brengen. 2settle stelt dat het beding niet oneerlijk is, omdat de gedaagde vooraf op de hoogte was van de voorwaarden en de oud-werkgever van de gedaagde de factuur zou voldoen. De gedaagde betwist echter de redelijkheid van het beding en stelt dat 2settle geen goede reden heeft gegeven voor de hogere vertragingsrente dan wettelijk is toegestaan.
De kantonrechter oordeelt dat de argumenten van 2settle niet voldoende zijn om de inhoud van artikel 6.4 te rechtvaardigen, gezien het beschermingskarakter van de Richtlijn 93/13/EEG. De rechter wijst erop dat de gedaagde niet voldoende gelegenheid heeft gehad om over het beding te onderhandelen, en dat de bewijslast bij 2settle ligt. De kantonrechter concludeert dat het beding onredelijk bezwarend is en daarom buiten toepassing wordt gelaten.
Daarnaast oordeelt de kantonrechter dat de gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.200,13, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten worden eveneens aan de gedaagde opgelegd, die als de in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. Het vonnis is uitgesproken op 25 oktober 2023 en is uitvoerbaar bij voorraad.