ECLI:NL:RBLIM:2023:6409

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
10602307 \ CV EXPL 23-2939
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bijzondere overeenkomst en vordering tot betaling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 1 november 2023, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Humankind, gevestigd te Vught, en een gedaagde partij die niet zelf aanwezig was tijdens de mondelinge behandeling op 24 oktober 2023, maar vertegenwoordigd werd door haar gemachtigde, mr. J.G. van Ek. De procedure is gestart met een dagvaarding en het antwoord van de gedaagde partij. Tijdens de behandeling bleek dat de vordering van de eisende partij, Stichting Humankind, niet werd betwist door de gedaagde partij. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering moet worden toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente over een bedrag van € 7.503,09 vanaf 26 juni 2023, in verband met de 'rente op rente' regel zoals bedoeld in artikel 6:119 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De eisende partij heeft onvoldoende onderbouwd wat betreft de opbouw van de reeds vervallen rente van € 165,55.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de eisende partij zijn begroot op een totaal van € 1.304,48. Dit bedrag omvat onder andere de kosten van de dagvaarding, griffierecht en het salaris van de gemachtigde. De gedaagde partij is veroordeeld om aan de eisende partij een totaalbedrag van € 7.668,64 te betalen, bestaande uit de hoofdsom, reeds vervallen rente en incassokosten, met wettelijke rente over het bedrag van € 7.503,09 tot de dag van volledige betaling. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10602307 \ CV EXPL 23-2939
Vonnis van de kantonrechter van 1 november 2023
in de zaak van:
STICHTING HUMANKIND,
gevestigd te Vught,
eisende partij,
gemachtigde Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.G. van Ek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het antwoord van gedaagde partij
- de mondelinge behandeling op 24 oktober 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is gedaagde zelf niet verschenen, wel haar gemachtigde mr. van Ek.
2.2.
Uit het antwoord van gedaagde partij en de behandeling ter zitting is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet wordt betwist. De vordering dient daarom te worden toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke rente zal worden toegewezen over een bedrag van € 7.503,09 vanaf 26 juni 2023 in verband met de ‘rente op rente’ regel als bedoeld in art. 6:119 lid 2 BW en eiseres onvoldoende heeft gesteld over de opbouw van de post reeds vervallen rente ad € 165,55.
2.3.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 130,48
  • griffierecht € 514,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € ‭1.304,48‬‬‬

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 7.668,64 (zijnde de som van een bedrag van € 6.647,18 aan hoofdsom, een bedrag van € 165,55 aan reeds vervallen rente en een bedrag van € 855,91 aan incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € ‭7.503,09 ‬vanaf 26 juni 2023 tot de dag van volledige betaling,‬‬
3.2.
veroordeelt gedaagde partij voorts in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € ‭1.304,48‬, ‬‬
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.